ECLI:NL:RBZWB:2023:1049

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
C/02/404142 / FA RK 22-5526
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Holierhoek
  • mr. Dijkman
  • mr. de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende vervangende toestemming voor verhuizing. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I. de Dobbelaere-Woets, verzocht om toestemming om met haar minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], te verhuizen van [woonplaats 1] naar [woonplaats 3] ([land]). De man, vertegenwoordigd door mr. F.J.I. van den Branden, heeft in een referteverklaring aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de verhuizing en zich niet te verzetten tegen het verzoek van de vrouw. De rechtbank heeft op basis van de overgelegde stukken, waaronder de referteverklaring van de man en de mening van de minderjarige [minderjarige 1], geoordeeld dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen zou zijn. De rechtbank heeft daarom aan de vrouw vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vrouw direct kan verhuizen, ook al kan er mogelijk hoger beroep worden ingesteld tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/404142 / FA RK 22-5526
datum uitspraak: 14 februari 2023
beschikking betreffende vervangende toestemming verhuizing
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. I. de Dobbelaere-Woets te Terneuzen,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. F.J.I. van den Branden te Terneuzen.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 8 december 2022 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het e-mailbericht van de vrouw d.d. 27 december 2022 met als bijlage een reactie van de [minderjarige 1] ;
- het F7-formulier van mr. Van den Branden d.d. 17 januari 2023 met als bijlage een referteverklaring;
- het F9-formulier van mr. De Dobbelaere-Woets d.d. 17 januari 2023.
1.2
De hierna te noemen [minderjarige 1] is in de gelegenheid haar mening kenbaar te maken. Dit heeft zij gedaan door haar mening te schrijven op het door de rechtbank aan haar toegestuurde keuzeformulier.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie de navolgende thans nog minderjarige kinderen zijn geboren:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2009;
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2012.
2.2
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.4
Bij beschikking van 7 april 2020 heeft deze rechtbank een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de voornoemde minderjarigen bepaald en is tevens bepaald dat de tussen partijen onderling getroffen regelingen zoals opgenomen in het aangehechte ouderschapsplan onderdeel uitmaken van deze beschikking.
2.5
In het voornoemde ouderschapsplan zijn partijen – voor zover hier van belang – overeengekomen dat de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben. Tevens is in het ouderschapsplan een zorgregeling opgenomen, waarbij rekening is gehouden met het wissselende rooster van de man. De kinderen verblijven in de periode dat de man conform zijn rooster vrij is vier dagen bij de man als hij drie nachtdiensten heeft gehad en vijf dagen indien de man twee nachtdiensten heeft gehad. De vakanties en feestdagen worden in onderling overleg bij helfte verdeeld. De ouder bij wie de kinderen het laatst hebben verbleven, brengt de kinderen naar de andere ouder wanneer er gewisseld moet worden.

3.Het verzoek en de beoordeling

3.1
De vrouw verzoekt bij beschikking en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing van de vrouw met de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [woonplaats 3] ([land]).
3.2
De mondelinge behandeling van dit verzoek was aanvankelijk gepland bij de meervoudige kamer van deze rechtbank op 17 januari 2023. Bij F7-formulier d.d. 17 januari 2023 heeft mr. Van den Branden een door haar en de man ondertekende referteverklaring overgelegd, waaruit blijkt dat de man zich niet verzet tegen hetgeen door de vrouw is verzocht en dat hij er geen bezwaar tegen heeft dat de rechtbank zonder mondelinge behandeling beslist op het verzoek van de vrouw.
3.3
Mr. De Dobbelaere-Woets heeft bij F9-formulier d.d. 17 januari 2023 te kennen gegeven dat de vrouw instemt met een schriftelijke afwikkeling van de zaak.
3.4
Op basis van de berichten van partijen stelt de rechtbank vast dat de man zich niet verzet tegen een verhuizing van de vrouw met de minderjarigen naar [woonplaats 3] en dat hij dan ook geen verweer wenst te voeren. De rechtbank heeft gelet hierop bepaald dat de geplande mondelinge behandeling op 17 januari 2023 geen doorgang zal vinden en dat de zaak schriftelijk zal worden afgedaan.
3.5
De rechtbank overweegt als volgt.
3.5.1
Partijen hebben gezamenlijk ouderlijk gezag over hun kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dit brengt met zich dat de vrouw voor een eventuele verhuizing met de minderjarigen van [woonplaats 1] naar [woonplaats 3] in beginsel toestemming van de man nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kan het geschil, op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek worden voorgelegd aan de rechtbank. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt.
3.5.2
Naar aanleiding van de door de man overgelegde referteverklaring stelt de rechtbank vast dat de man zich niet verzet tegen een verhuizing van de vrouw met de minderjarigen naar [woonplaats 3]. Op grond van de overgelegde stukken, te weten de onderbouwing in het verzoekschrift, het door de rechtbank retour ontvangen keuzeformulier waarin [minderjarige 1] haar mening kenbaar maakt en de referteverklaring van de man, is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat een verhuizing naar [woonplaats 3] niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zou zijn. De rechtbank zal daarom aan de vrouw vervangende toestemming verlenen om met de minderjarigen van [woonplaats 1] naar [woonplaats 3] te verhuizen.
3.5.3
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank
verleent aan de vrouw – ter vervanging van de toestemming van de man – toestemming om met de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2009, en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2012, te verhuizen naar [woonplaats 3] ([land]);
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Holierhoek, voorzitter tevens kinderrechter, mr. Dijkman, kinderrechter, en mr. de Jong, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023 in tegenwoordigheid van W. Bakker-Maljers, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.