ECLI:NL:RBZWB:2023:1055

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
C/02/403947 / FA RK 22-5430
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
  • mr. Holierhoek
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving op school in het belang van het kind

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving op school. De vrouw, die met haar minderjarige kind [minderjarige 1] naar [plaats 2] is verhuisd zonder toestemming van de man, heeft de rechtbank verzocht om achteraf toestemming te verlenen voor deze verhuizing en voor de inschrijving van [minderjarige 1] op een nieuwe school. De man is niet verschenen in de procedure en heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw in een acute situatie verkeerde, waardoor zij genoodzaakt was om te verhuizen. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de vrouw onjuist heeft gehandeld door de man niet te betrekken bij de verhuizing, het in het belang van [minderjarige 1] is om de huidige situatie in stand te houden. De rechtbank heeft de vrouw toestemming verleend voor de verhuizing en de inschrijving op school, met de overweging dat het doorbreken van de huidige situatie niet in het belang van het kind zou zijn. De rechtbank heeft ook zorgen geuit over de communicatie tussen de ouders en het gebrek aan contact tussen [minderjarige 1] en de man.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/403947 / FA RK 22-5430
datum uitspraak: 14 februari 2023
beschikking betreffende vervangende toestemming verhuizing en vervangende toestemming inschrijving school
in de zaak van
[de vrouw] ,
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.R. Kouwenhoven te Eindhoven,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen de man,
wonende te [woonplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 2 december 2022 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de tijdens de mondelinge behandeling door mr. Kouwenhoven overgelegde beschikking van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 21 september 2022.
1.2
Het verzoek is door de meervoudige kamer van deze rechtbank mondeling behandeld op 17 januari 2023. Bij die gelegenheid is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is de man niet verschenen.
1.3
Op 13 januari 2023 heeft de voorzitter van de meervoudige kamer met de [minderjarige 1] gesproken.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie de navolgende thans nog minderjarige kinderen zijn geboren:
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2008;
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2010.
2.2
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.3
Partijen zijn in 2014 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 7 mei 2018 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op 23 augustus 2018 is ingeschreven in de registers van de gemeente ’s-Hertogenbosch.
2.4
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.5
Bij voornoemde beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 7 mei 2018 is tevens bepaald dat het aangehechte ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking. In dit ouderschapsplan is voor zover hier van belang opgenomen dat beide minderjarigen hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben.
2.6
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 21 september 2022 is, onder wijziging van de voornoemde beschikking van 7 mei 2018, bepaald dat het hoofdverblijf van [minderjarige 2] voortaan bij de man zal zijn. Tevens is een zorgregeling ten aanzien van beide minderjarigen vastgesteld, waarbij [minderjarige 2] eens per veertien dagen bij de vrouw verblijft van vrijdag na school tot zondagavond en waarbij [minderjarige 1] eens per veertien dagen bij de man verblijft van donderdag na school tot maandag voor school. Ten aanzien van beide minderjarigen worden de (school)vakanties bij helfte verdeeld.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de vrouw alsnog vervangende toestemming te verlenen om met de [minderjarige 1] te verhuizen naar [plaats 2] danwel een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
- de vrouw (vervangende) toestemming te verlenen om de [minderjarige 1] uit te schrijven op [school 1] (voorheen [naam] ) te [plaats 1] en in te schrijven op [school 2] te [plaats 2] , danwel een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
3.2
De man is niet in de procedure verschenen en heeft geen verweer gevoerd.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De vrouw heeft vervangende toestemming gevraagd voor haar verhuizing met [minderjarige 1] naar [plaats 2] . In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat als ouders, die samen het gezag hebben over een kind, het niet eens kunnen worden over een beslissing over het kind, zij de rechtbank kunnen vragen die beslissing te nemen. De rechter moet dan de beslissing nemen die zij het meest in het belang van het kind vindt. Dat betekent niet dat de rechter alleen maar rekening houdt met het belang van het kind. De rechter moet alle omstandigheden mee laten wegen en dat kan betekenen dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van eerste orde dient te zijn, andere belangen zwaarder kunnen wegen dan het belang van het kind (Hoge Raad, 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008: BC5901).
4.2
In de rechtspraak is een aantal omstandigheden benoemd waarmee rekening gehouden kan worden:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op een zelfde contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg en de extra kosten die hiermee gemoeid zijn na de verhuizing;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin de minderjarigen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
- het belang van de ene ouder om te kunnen verhuizen en elders een toekomst op te bouwen;
- het belang van de andere ouder dat hij/zij op dezelfde manier voor de minderjarigen kan blijven zorgen.
De rechter hoeft alleen naar die punten te kijken die op het verzoek van toepassing zijn.
4.3
De vrouw stelt ter onderbouwing van haar verzoek dat zij noodgedwongen de woning in [plaats 1] , waar zij na de relatiebreuk in 2017 in eerste instantie met beide kinderen van partijen en later met alleen [minderjarige 1] is blijven wonen, heeft moeten verlaten. Nadat de vrouw uit veiligheidsoverwegingen een tijdelijk gebiedsverbod opgelegd had gekregen na een vermeende aanslag op de woning, is zij opgevangen door de familie van haar nieuwe partner, die woonachtig is in [plaats 2] . De woning, die in eigendom was van de grootmoeder moederszijde, is enige tijd later in beslag genomen en verkocht. De vrouw en haar partner waren al voornemens om te gaan samenwonen, maar dit plan is door de situatie die was ontstaan eerder uitgevoerd. De vrouw had immers geen woning meer om naar terug te keren. Vanuit de gemeente, die na het incident hulp heeft aangeboden in de zoektocht naar vervangende woonruimte, is er uiteindelijk geen aanbod gekomen. De vrouw voelt zich erg thuis op het woonwagenkamp van haar partner en zij heeft [minderjarige 1] hier zien opbloeien, zowel in de directe leefomgeving als op school. Dit en het feit dat de vrouw en haar partner inmiddels een kindje verwachten, hebben de vrouw doen besluiten om bij haar partner te blijven wonen en niet meer op zoek te gaan naar vervangende woonruimte in of in de omgeving van [plaats 1] . Sinds september 2022 zijn de vrouw en [minderjarige 1] ingeschreven op het adres in [plaats 2] . De vrouw heeft de man destijds over de toedracht van de verhuizing geïnformeerd, echter weigert hij tot op heden zijn toestemming te verlenen voor de reeds ondernomen verhuizing met als reden dat de omgang niet naar behoren verloopt. Ook weigert hij toestemming te verlenen voor de in- en uitschrijving van [minderjarige 1] op school. [minderjarige 1] gaat inmiddels al enige tijd in [plaats 2] naar school, maar zijn inschrijving op de school is onder voorbehoud en in afwachting van de goedkeuring van de man. Het ontbreken van de toestemming van de man heeft tot gevolg dat [minderjarige 1] niet officieel kan worden uitgeschreven op zijn oude school en worden ingeschreven op de nieuwe school. Hierdoor kan hij niet deelnemen aan activiteiten, heeft hij geen account voor schoolwerkjes en kan hij geen lesmateriaal ontvangen. De vrouw ziet zich genoodzaakt de rechtbank te verzoeken vervangende toestemming te verlenen. Partijen kennen al sinds de relatiebreuk een zeer moeizame communicatie, die voornamelijk verloopt via de kinderen. Sinds kerst 2022 ligt de omgang tussen de man en [minderjarige 1] stil en heeft de vrouw geen contact met haar dochter, [minderjarige 2] , die sinds september 2022 formeel bij de vader woont. De vrouw maakt zich hier ernstige zorgen om. Bemiddeling van Veilig Thuis wordt niet geaccepteerd door de man. De vrouw gunt [minderjarige 1] het contact met zijn vader en is bereid er alles aan te doen om te zorgen dat dit contact er weer is. Ook is de vrouw bereid om eventuele nadelige gevolgen van de verhuizing voor de man te compenseren.
Door [minderjarige 1] is naar voren gebracht dat hij het fijn heeft in [plaats 2] , thuis en op school, en daar ook ingeschreven wil worden. Er is een tijd sprake geweest van co-ouderschap: dan verbleef hij de ene week bij zijn moeder en de andere week bij zijn vader met een wissel op de maandag. Hij heeft zijn vader nu al een tijdje niet gezien. Zijn ouders praten niet met elkaar. Daar kan hij wel mee omgaan. Hij vindt het wel vervelend dat hij hem niet meer ziet. Hij zou graag willen dat zijn vader toestemming geeft om in [plaats 2] te wonen en daar naar school te gaan.
4.4
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat het op de weg van de vrouw had gelegen om voorafgaand aan de verhuizing de toestemming van de man te vragen danwel hem hierbij te betrekken. Dit heeft zij nagelaten, waarbij de Raad zorgen heeft over de situatie van partijen. Partijen kennen een moeizame communicatie en er vindt al enige tijd geen omgang plaats tussen [minderjarige 1] en zijn vader alsmede tussen de vrouw en [minderjarige 2] . Dat de vrouw niet langer de beschikking had over een eigen woonplek bevestigt volgens de Raad de noodzaak voor de vrouw om elders te gaan wonen. De Raad begrijpt van de vrouw dat [minderjarige 1] het fijn vindt op de nieuwe stek in [plaats 2] . [minderjarige 1] heeft daar vriendjes, gaat daar naar school en heeft zelfs aangegeven dat hij daar wil blijven wonen. Het zou voor [minderjarige 1] erg lastig zijn als deze situatie weer teruggedraaid zou moeten worden. Hoewel de vrouw anders had moeten handelen, adviseert de Raad dan ook om in het belang van [minderjarige 1] de verzoeken van de vrouw toe te wijzen. De wisselende contacten tussen [minderjarige 1] en de man baren de Raad wel zorgen. [minderjarige 1] is verdrietig om het feit dat hij zijn vader momenteel niet ziet. Deze zorgen kunnen echter niet worden weggenomen, nu de man momenteel niet voor de vrouw bereikbaar is en ook niet tijdens de mondelinge behandeling is verschenen. Voor nu ziet de Raad hier geen oplossing voor.
4.5
De rechtbank overweegt als volgt.
4.5.1
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige 1] . Dit betekent dat de vrouw voor een verhuizing met [minderjarige 1] naar [plaats 2] in beginsel toestemming van de man nodig heeft. Deze toestemming ontbreekt. Helaas is het hen niet gelukt om in deze kwestie in onderling overleg tot een oplossing te komen. Om die reden zal de rechtbank een beslissing nemen.
4.5.2
De rechtbank stelt voorop dat de vrouw het recht heeft haar verblijfplaats te kiezen en een nieuw leven op te bouwen. De vrijheid van de vrouw om met [minderjarige 1] te verhuizen kan echter worden beperkt op een wijze die in de wet is voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk is ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Nu de vrouw en de man gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] uitoefenen en partijen destijds ten aanzien van hem een zorg- en contactregeling zijn overeengekomen, zou een verhuizing van [minderjarige 1] meebrengen dat de daadwerkelijke uitoefening van het gezag door de man en de zorgregeling worden beperkt. Om die reden zou de bescherming van de rechten en vrijheden van de man en van [minderjarige 1] bij structureel contact met de vader (indirect) een inbreuk op de vrijheid van verplaatsing van de vrouw kunnen rechtvaardigen. In het licht hiervan komt de rechtbank tot de volgende overwegingen.
4.5.3
Het staat vast dat de vrouw met [minderjarige 1] is verhuisd zonder toestemming van de man en dat zij een dringende noodzaak had voor een tijdelijk verblijf elders, omdat zij niet langer kon beschikken over haar woning als gevolg van een aanslag op deze woning en het haar opgelegde gebiedsverbod. In deze acute situatie zijn de vrouw en [minderjarige 1] opgevangen door haar nieuwe partner en zijn familie, woonachtig in [plaats 2] . Hoewel de rechtbank begrijpt dat er sprake was van een acute situatie, heeft de vrouw nagelaten om de man – als mede gezaghebbende ouder – in deze situatie te betrekken. De vrouw heeft voorts besloten om met [minderjarige 1] bij haar partner in [plaats 2] te blijven wonen en niet terug te keren naar haar voormalige woonplaats. Ook op dat moment heeft de vrouw het nagelaten de man te betrekken. De vrouw en [minderjarige 1] staan al sinds september 2022 ingeschreven in [plaats 2] en [minderjarige 1] gaat sindsdien, ondanks de ontbrekende toestemming van de man, hier naar school. De man heeft vanuit de nieuwe school van [minderjarige 1] van de verhuizing moeten vernemen. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw onjuist heeft gehandeld door de man niet danwel onvoldoende in deze situatie te betrekken en dat zij hem, zo zij niet al bij het ontstaan van deze situatie de vereiste toestemming voor de verhuizing naar [plaats 2] had moeten vragen, dan toch in ieder geval op het moment dat zij zich definitief met [minderjarige 1] in [plaats 2] wilde gaan vestigen. Zij heeft door te handelen zoals zij heeft gedaan zowel de vader als [minderjarige 1] voor een voldongen feit gesteld.
De hiervoor vermelde gang van zaken neemt niet weg dat de vrouw een belang heeft bij de verhuizing, nu een alternatieve woonplek in [plaats 1] of in de omgeving van [plaats 1] , ondanks pogingen dit te realiseren, uitgesloten is. Daar komt bij dat zij in [plaats 2] een nieuw gezinsleven met haar partner, hun te verwachten kindje en [minderjarige 1] wil opbouwen. De rechtbank stelt vast dat de man niet in de procedure is verschenen om zijn standpunt kenbaar te maken. Dit maakt het lastig om zijn belang af te wegen tegen dat van de vrouw en [minderjarige 1] , die inmiddels al bijna een half jaar in [plaats 2] woont en aangeeft dat hij het op het woonwagenkamp erg naar de zin heeft. [minderjarige 1] doet het goed op school en heeft hier veel vriendjes. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat het doorbreken van deze situatie niet in het belang van [minderjarige 1] is. De vrouw heeft op dit moment ook geen woning in [plaats 1] meer voorhanden waar zij met [minderjarige 1] naar terug kan keren. Tevens zou [minderjarige 1] dan weer moeten wisselen van school. De door de vrouw voorgestelde compensatieregeling doet naar het oordeel van de rechtbank voldoende recht aan de thans geldende zorgregeling, in die zin dat [minderjarige 1] niet al op donderdag, maar steeds op vrijdag naar de vader zal gaan, indien nodig wordt gebracht door de moeder en zij bereid is in de vakanties te compenseren.
Op grond van voornoemde omstandigheden en daarbij meewegende dat de man geen verweer heeft gevoerd tegen de verzoeken acht de rechtbank het het meest in het belang van [minderjarige 1] als de huidige situatie in stand wordt gelaten en wordt bestendigd. De rechtbank zal de vrouw dan ook alsnog toestemming verlenen voor haar reeds gerealiseerde verhuizing met [minderjarige 1] naar [plaats 2] alsmede voor de inschrijving van [minderjarige 1] op zijn nieuwe school.
De rechtbank wenst tot slot, ten overvloede, te benadrukken zorgen te hebben over de verstandhouding van partijen en de wijze waarop zij – voorafgaand aan de contactbreuk - via de kinderen met elkaar communiceerden. Ook is het zorgelijk dat er op dit moment geen contact plaatsvindt tussen [minderjarige 1] en de man en tussen de vrouw en [minderjarige 2] . [minderjarige 1] lijkt eraan gewend te zijn dat het contact met zijn vader wisselend verloopt, maar hij heeft ook aangegeven zijn vader te missen en hier verdrietig om te zijn. Het is in het belang van de identiteitsontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij een onbelast en structureel contact met hun beide ouders kunnen hebben alsmede met elkaar. Het is de verantwoordelijkheid van beide ouders om hiervoor zorg te dragen. Partijen wordt dan ook dringend aangeraden om zich hiervoor in te zetten en te werken aan hun onderlinge communicatie en het contactherstel met en tussen de kinderen.
4.5.4
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
verleent de vrouw toestemming om met de [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2010, te verhuizen naar [plaats 2] ;
verleent de vrouw toestemming om de voornoemde [minderjarige 1] uit te schrijven op [school 1] (voorheen [naam] ) te [plaats 1] en in te schrijven op [school 2] te [plaats 2] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. Holierhoek en mr. De Jong, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023 in tegenwoordigheid van Bakker-Maljers, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.