ECLI:NL:RBZWB:2023:1064

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2605
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de beëindiging van de Ziektewet-uitkering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het UWV heeft met het besluit van 16 februari 2021 de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 17 maart 2021. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 19 mei 2022 ter zitting behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. Na een schorsing van het onderzoek heeft de rechtbank de zaak opnieuw behandeld op 2 februari 2023.

Eiser, die als kwaliteitscoördinator werkte, meldde zich ziek op 14 januari 2020 vanwege psychische klachten. Het UWV kende hem een ZW-uitkering toe, maar beëindigde deze later op basis van een eerstejaarsbeoordeling. De rechtbank heeft de rapportages van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen van het UWV beoordeeld. Eiser voerde aan dat hij zwaarder beperkt is dan het UWV heeft aangenomen en dat de geduide functies niet passend zijn.

De rechtbank concludeert dat de FML van 24 mei 2022 de beperkingen van eiser niet onderschat en dat de geselecteerde functies medisch passend zijn. De rechtbank oordeelt dat het UWV de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd per 17 maart 2021. De schending van de motiveringsplicht wordt gepasseerd, omdat eiser niet is benadeeld. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het UWV moet het griffierecht vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2605 ZW

uitspraak van 14 februari 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 16 februari 2021 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 17 maart 2021.
Met het besluit van 7 mei 2021 (bestreden besluit) is het bezwaar van eiser tegen het besluit van 16 februari 2021 ongegrond verklaard.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 mei 2022 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en mr. J.F.C.A.M. Weterings als gemachtigde van het UWV.
1.4
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen nader te reageren op een stelling van eiser. Het UWV heeft op 31 mei 2022 rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) ingezonden. Eiser heeft op 3 augustus 2022 en op 21 oktober 2022 gereageerd.
1.5
Vervolgens heeft de rechtbank de zaak opnieuw op een zitting behandeld op
2 februari 2023. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en mr. M. Reitsma namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser is laatstelijk werkzaam geweest als kwaliteitscoördinator. Hierna heeft het UWV aan eiser een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet toegekend. Vanuit die situatie heeft eiser zich ziek gemeld per 14 januari 2020 vanwege psychische klachten. Het UWV heeft eiser bij besluit van 14 april 2020 met ingang van 14 april 2020 een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV met het primaire besluit de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 17 maart 2021 omdat hij op 12 januari 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser tegen dit besluit van ongegrond verklaard.
3.1
Over eiser is gerapporteerd door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
3.2
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur van 1 februari 2021. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat er bij eiser sprake is van een situatie waarin op de voorgrond klachten staan van psychische aard.
Behandelingen hebben wel enige verbetering gebracht maar er blijft sprake van klachten zodra eiser zich onder druk gezet voelt. [naam verzekeringsarts] acht eiser ongeschikt tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 Ziektewet. Eiser heeft verminderde benutbare mogelijkheden voor het kunnen verrichten van arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. De benutbare mogelijkheden heeft de verzekeringsarts weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 1 februari 2021.
3.3
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 1] heeft de medische gegevens bestudeerd. Omdat eiser geen noodzaak zag voor een hoorzitting en de verzekeringsarts b&b die evenmin noodzakelijk achtte, is daarvan afgezien. De verzekeringsarts b&b heeft overwogen dat eiser in zijn bezwaar kan worden gevolgd. Er zijn wat meer beperkingen van het persoonlijk en sociaal functioneren dan primair vastgesteld. Enkele uitbreidende toelichtingen moeten namelijk vervallen. Ook de fysieke belastbaarheid is beperkt.
De primair in de rapportage aangegeven beperkingen voor grote eindverantwoordelijkheid en voor onregelmatige diensten worden nu aan de FML toegevoegd. Verder is [naam verzekeringsarts b&b 1] van mening dat eiser wel solitair kan werken, maar zonodig moet kunnen terugvallen op leidinggevenden/collega’s. Naar aanleiding van de bezwaargronden is zij van mening dat er bij zijn stoornis (met geschiktheid voor een vast, duidelijk, voorspelbaar en afgebakend takenpakket) niet kan worden omgegaan met storingen, onderbrekingen en deadlines/ productiepieken. Dit zonder uitzonderingen. Eerder werden bij verzekeringsgeneeskundig onderzoek - nadat ook een lichamelijk onderzoek werd verricht - bij gemelde knieklachten enige afwijkingen aan de knieën vastgesteld (retropatellair crepiteren). Het is aan de orde nu ook beperkingen van de fysieke belastbaarheid - ongeveer zoals in 2014 - vast te stellen.
De verzekeringsarts b&b heeft de FML op 14 april 2021 aangepast en gesteld dat haar oordeel ook geldt op datum in geding.
3.4
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het beëindigen van zijn ZW-uitkering op dit moment nog te vroeg is. Hij is zwaarder beperkt dan door het UWV is aangenomen. Eiser vindt de geduide functies niet passend.
3.5
Naar aanleiding van eisers beroepschrift heeft verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 2] op 24 mei 2022 gerapporteerd. Zij heeft aangegeven dat het gemiddeld sensorisch profiel enerzijds en de milde overprikkeling anderzijds tezamen een beperking verdedigt voor veel, frequent en overmatig geluid/lawaai, flikkerend licht, opvallende felle kleuren, onrustige omgevingspatronen e.d. in de werkomgeving. Daarbij wijst zij erop dat geluidsprikkels ondervangen kunnen worden met een koptelefoon of oordoppen mits de veiligheidsregels dit toestaan. Fel/scherp licht kan zo nodig worden ondervangen met het dragen van een zonnebril. Een drukke werkomgeving met veel geluid/lawaai wat om veiligheidsredenen niet ondervangen kan worden met een koptelefoon/oordoppen of een werkomgeving met flikkerende lampen e.d. is dus niet aan te bevelen. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 2] heeft de FML op 24 mei 2022 aangepast.
3.6
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat in de FML van 24 mei 2022 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor zover eiser stelt dat hij een dwingend werktempo niet aan kan overweegt de rechtbank dat in de FML is opgenomen “Kan een dwingend werktempo niet aan”. Eiser heeft in beroep geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij zwaarder beperkt is dan in de FML van 24 mei 2022 is aangenomen. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
4.1
Een arbeidsdeskundige b&b van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: controleur metaalproducten (Sbc-code 264150), assemblagemedewerker electrotechnische producten (Sbc-code 267041) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180). Naar aanleiding van de in beroep gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige b&b op 30 mei 2022 nader gerapporteerd. Volgens hem zijn de hiervoor geduide functies onveranderd geschikt voor eiser.
4.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportages van de arbeidsdeskundige b&b van 20 april 2021 en van 30 mei 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
5. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen. Eiser heeft tegen deze berekening geen gronden naar voren gebracht. Het vorenstaande betekent dat het UWV de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd per 17 maart 2021.
Nu het UWV in beroep de FML heeft gewijzigd, was het bestreden besluit niet voorzien van een deugdelijke motivering zoals artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist. Deze schending wordt met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd, omdat aannemelijk is dat eiser niet is benadeeld. Ook als dit gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. De toepassing van artikel 6:22 van de Awb geeft aanleiding om te bepalen dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 49,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 14 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.