In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 februari 2023, betreft het een langlopende procedure rondom de zorgregeling en kinderalimentatie voor de minderjarige kinderen van de betrokken partijen, een vrouw en een man, die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn sinds juni 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingezette hulpverlening niet heeft geleid tot een structurele verbetering van de communicatie tussen de ouders, wat essentieel is voor de ontwikkeling van de kinderen. De vrouw heeft verzocht om een zorgregeling voor de kinderen, terwijl de man een co-ouderschapsregeling voorstelt. De bijzondere curator heeft geadviseerd om de zorgregeling voor de oudste dochter, [minderjarige 1], niet vast te stellen, gezien haar behoefte aan rust en de verstoorde communicatie met de man. De rechtbank heeft dit advies gevolgd en besloten dat er geen zorgregeling tussen [minderjarige 1] en de man zal worden vastgesteld. Voor de jongere dochter, [minderjarige 2], is een zorgregeling vastgesteld die gelijk is aan de voorlopige regeling. Daarnaast is de kinderalimentatie definitief vastgesteld op € 230 per maand voor [minderjarige 1] en € 170 per maand voor [minderjarige 2]. De rechtbank heeft de kosten van het geding gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.