Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek en de standpunten
primair:vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling) waarbij [minderjarige] elk weekend van zaterdag 11.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man is en waarbij de man [minderjarige] het ene weekend haalt en brengt en de vrouw hem het andere weekend haalt en brengt;
subsidiair:vaststelling van een zorgregeling waarbij [minderjarige] een keer per veertien dagen van zaterdag 11.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man is en waarbij de man [minderjarige] haalt en brengt en dat er daarnaast contact is tussen [minderjarige] en de man via beeldbellen op de zaterdag dat [minderjarige] niet bij de man is.
- primair:bepaling dat voortaan aan haar alleen het gezag over de minderjarige toekomt;
- subsidiair:aan haar vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van de Nederlandse nationaliteit voor [minderjarige] bij de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND).
4.De beoordeling
“(…) zijn de ouders overeengekomen dat de vader het kind elke week bij moeder opzoekt, op zondag. De tijden worden door de ouders in onderling overleg vastgesteld. De vader kan het kind ook op overige dagen opzoeken, nadat hij dit vooraf heeft afgestemd met moeder. Buiten de contactmomenten zal vader middels skype of beeldbellen wekelijks contact hebben met [minderjarige] op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag om 20:00 uur gedurende 5 minuten. Deze regeling zal over een jaar worden uitgebreid waarbij [minderjarige] dan ook bij de vader zal overnachten. De verdeling van de zorg tijdens vakanties zal door de ouders in onderling overleg worden vastgesteld.”
5.De beslissing
- week 1: [minderjarige] is bij de man van zaterdag 11.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij de man [minderjarige] haalt en brengt, een en ander onder de condities zoals beschreven in rechtsoverweging 4.17;
- week 2: [minderjarige] en de man hebben contact met elkaar via beeldbellen op zondag om 10.00 uur, voor de duur van maximaal vijf minuten;
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.