Uitspraak
[gedaagde in conventie sub 2],
- de akte tot wijziging van eis in conventie, tevens akte overlegging producties, alsook akte uitlating producties, alsmede conclusie van antwoord in reconventie
- de akte overlegging producties van de zijde van [gedaagden]
- de B-formulieren van mr. Leeman en mr. Lenselink van 7 december 2021.
2.De feiten
huurde van Transmission BV een loods met kantoorruimte (hierna: de loods) aan de [adres 1] . De huurperiode liep tot 31 december 2019. [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie sub 1] maakten sinds de zomer van 2018 gezamenlijk gebruik van de loods en de kantoorruimte. [eiseres in conventie] betaalde daarvoor aan [gedaagde in conventie sub 1] maandelijks een bedrag aan huur/gebruik.
Tussen [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie sub 1] bestond daarnaast een samenwerking. De samenwerking betrof met name de ontvangst van goederen en de opslag en distributie daarvan. Daarnaast verrichtten [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie sub 1] over en weer hand- en spandiensten zoals het ter beschikking stellen van een truck voor de oplegger van [gedaagde in conventie sub 1] . De over en weer uit de samenwerking voortvloeiende vorderingen werden zoveel mogelijk verrekend.
Op vrijdagochtend 19 juli 2019 zijn de sloten van de loods veranderd. [eiseres in conventie] heeft geen sleutel van de nieuwe sloten gekregen.
“
Hoewel destijds het gebruik van ons kantoor en loods in de vorm van “hulp” is aangeboden, gebeuren er nu dingen die een langer verblijf in ons pand, niet langer kunnen dragen.Na herhaaldelijk verzoek van mijn kant om de sleutels van mijn bedrijf terug te geven, wat door jou tot op heden is geweigerd alsook het gebruik van onze eigen trailer, door het weigeren van de sleutels van uw trekker die voor onze trailer gekoppeld staat.Nadat was waargenomen dat politie op ons terrein was geweest, heb ik overleg gehad met mijn eigen verhuurder. Laatstgenoemde was geheel niet blij met de situatie.[naam 1] heeft destijds jou en uw personeel ons kantoor en loods in vertrouwen ‘ter beschikking gesteld’. Door uw arrogante acties naar mijn collega’s, naar mij en met name naar [naam 1] , heb je mijn vertrouwen ernstig geschaad.Ik verzoek je dan ook om vandaag, vrijdag 19 juli 2019, uiterlijk 23.59 middernacht of wanneer ik het pand verlaat, zowel ons kantoor als loods te verlaten, inclusief al je persoonlijke spullen en met inlevering van de reeds eerder opgeëiste sleutel.Mocht ons bedrijf schade lijden, ten gevolge van jouw handelen cq. Nalaten, dan zal ik niet schromen om de schade hiervan op jou te verhalen.”
[eiseres in conventie] vorderde, samengevat, [gedaagden] hoofdelijk, op straffe van verbeurte van een dwangsom te bevelen de sleutel(s) van het gewijzigde slot van de loods af te geven en voorts te bevelen dat [eiseres in conventie] binnen vier uur na het wijzen, althans de betekening van het vonnis, ongehinderd toegang zal hebben tot de loods.
“
Hierbij zeg ik de overeenkomst (in de procedure bij de voorzieningenrechter te Middelburg, door [eiseres in conventie] B.V. gekwalificeerd als “samenwerkingsovereenkomst”) op, inzake de aan [eiseres in conventie] B.V. (in de persoon van [naam 3] dhr. [naam 1] ) gedane toezegging om gebruik te mogen maken van een deel van het kantoor en de loods aan de [adres 1] .De opzegging zal per direct gelden, daar een langer voortdurend contact in het pand aan de Klein- [adres 1] niet langer meer wenselijk is.”
- om binnen 4 uur na betekening van het vonnis aan [eiseres in conventie] de sleutels ter beschikking te stellen en af te geven van het gewijzigde nieuwe slot van de bij [gedaagde in conventie sub 1] en [eiseres in conventie] in gezamenlijk gebruik zijnde loods en kantoorruimte aan de [adres 1] , en
- [eiseres in conventie] te allen tijde ongehinderd toegang tot de loods en kantoorruimte te verschaffen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [gedaagde in conventie sub 1] en/of [gedaagde in conventie sub 2] in gebreke blijven aan (een van) deze bevelen te voldoen, met een maximum van € 100.000,00.
“
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op het vorenstaande voorshands aannemelijk is dat tussen [gedaagde in conventie sub 1] en [eiseres in conventie] een samenwerkingsovereenkomst bestaat op grond van welke overeenkomst [eiseres in conventie] gerechtigd is tot het gebruik van de helft van de loods en van het kantoor. Nu [gedaagde in conventie sub 1] weigert aan [eiseres in conventie] een sleutel van de op 19 juli 2019 veranderde sloten ter beschikking te stellen en [eiseres in conventie] als gevolg daarvan niet langer gebruik van de loods en het kantoor kan maken komt [gedaagde in conventie sub 1] toerekenbaar tekort in het nakomen van de overeenkomst. De omstandigheden verwoord in het e-mailbericht van 19 juli 2019 die voor [gedaagde in conventie sub 1] aanleiding zouden zijn om [eiseres in conventie] niet langer toegang te verschaffen doen daar, wat daar ook van zij, niet aan af. (…)De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat het handelen van [gedaagde in conventie sub 1] ook onrechtmatig is. Door [gedaagde in conventie sub 1] zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld op grond waarvan aangenomen moet worden dat van haar niet langer gevergd kan worden dat zij [eiseres in conventie] toegang tot de loods en het kantoor verschaft terwijl het belang van [eiseres in conventie] bij toegang groot is. (…)”.
“
Op 20 november 2020 werd het derdenbeslagexploot d.d. 4 november 2020 betekend aan cliënte [gedaagde in conventie sub 1] B.V.. Hier uit volgt dat uw cliënte [eiseres in conventie] B.V. nog steeds aanspraak maakt op de bij kort geding d.d. 15 juli 2019 opgelegde dwangsommen, voor zover deze reeds niet waren voldaan.Namens cliënten - [gedaagde in conventie sub 1] B.V. en mevrouw [gedaagde in conventie sub 2] - bericht ik u dat de dwangsommen ex art. 611g Rv zijn verjaard, zodat er geen (juridische) titel meer is om thans betaling van dwangsommen te eisen.”
Aan [eiseres in conventie] is voorts verzocht te berichten dat wordt erkend dat de dwangsommen zijn verjaard en aan [naam 4] mee te delen dat het onder hem gelegde executoriale derdenbeslag ten onrechte is gelegd. [eiseres in conventie] heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven.
3.Het geschil
(i) te verklaren voor recht dat de tussen [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie sub 1] vigerende samenwerkingsovereenkomst op 23 september 2019 is ontbonden,
(ii) te verklaren voor recht dat [gedaagde in conventie sub 1] jegens [eiseres in conventie] zowel wanprestatie heeft gepleegd als onrechtmatig heeft gehandeld,
(iii) te verklaren voor recht dat [gedaagde in conventie sub 2] jegens [eiseres in conventie] onrechtmatig heeft gehandeld,
(iv) te verklaren voor recht dat [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiseres in conventie] geleden en nog te lijden schade en gemaakte kosten,
(v) [gedaagde in conventie sub 1] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 35.015,40 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2019, tot aan de dag van algehele betaling,
(vi) [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van
€ 1.775.945,46 inclusief/exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020, tot aan de dag van algehele betaling,
(vii) [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiseres in conventie] van een bedrag ter vergoeding van door haar geleden en nog te lijden schade, gemaakte en nog te maken kosten, gederfde en te derven rente en rendementen ten gevolge van de jegens haar door [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] gepleegde onrechtmatige daad, nader op te maken bij staat,
(viii) [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 6.775,00 ter vergoeding van buitengerechtelijke kosten,
met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2. [eiseres in conventie] stelt dat zij met [gedaagde in conventie sub 1] in juni 2018 een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten, waaraan ook uitvoering is gegeven. De overeenkomst heeft voortgeduurd totdat deze door [eiseres in conventie] per 23 september 2019 is ontbonden. [gedaagde in conventie sub 1] heeft de overeenkomst eerder niet rechtsgeldig opgezegd, althans de door haar gedane opzegging moet wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid als niet gedaan worden beschouwd.
Onderdeel van de overeenkomst was huur, althans gebruik door [eiseres in conventie] van de helft van de loods en van de kantoorruimte die zich in de loods bevindt.
[gedaagden] heeft per 19 juli 2019 het slot op de deur van de loods en kantoorruimte veranderd, waardoor [eiseres in conventie] de loods en kantoorruimte niet meer kon betreden en haar werkzaamheden niet meer op de gebruikelijk manier kon verrichten. [gedaagden] heeft [eiseres in conventie] voorts verboden de loods en het kantoor te betreden. [gedaagde in conventie sub 1] is hiermee toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst en is in verzuim geraakt. [eiseres in conventie] heeft als gevolg hiervan ernstige schade geleden.
Het handelen van [gedaagde in conventie sub 1] is tevens onrechtmatig omdat zij daarmee willens en wetens ernstige schade aan [eiseres in conventie] heeft toegebracht. [gedaagde in conventie sub 2] heeft, zowel pro se als in hoedanigheid van bestuurder van [gedaagde in conventie sub 1] , om die reden eveneens onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres in conventie] . Het onrechtmatig handelen kent een extra diffamerend karakter omdat [gedaagden] bewust niet aan het kort gedingvonnis van 25 juli 2019 heeft voldaan.
[eiseres in conventie] stelt dat zij als gevolg van het handelen van [gedaagden] op zoek moest naar een andere locatie. Zij heeft een alternatieve, maar slechtere locatie gevonden. Haar financiële armslag werd zodanig aangetast, dat zij uiteindelijk per 21 december 2019 haar activiteiten heeft moeten staken. De door [eiseres in conventie] gesteld geleden schade is onderverdeeld in verschillende posten die hierna afzonderlijk zullen worden besproken.
Verder stelt [eiseres in conventie] dat haar vordering op [gedaagde in conventie sub 1] op basis van de door haar aan [gedaagde in conventie sub 1] verzonden facturen en na verrekening van de vorderingen van [gedaagde in conventie sub 1] € 35.015,40 bedraagt
(€ 87.781,91 -/- € 52.766,51).
[gedaagden] betwist dat sprake is van wanprestatie of onrechtmatig handelen van haar kant. Zij voert aan dat [eiseres in conventie] (in de persoon van [naam 2] ) eerst onrechtmatig handelde jegens haar door “voor eigen rechter te spelen”. [eiseres in conventie] heeft op 30 juni 2019 de sleutel van de truck die aan [gedaagde in conventie sub 1] was verhuurd weggepakt en niet meer teruggegeven en de oplegger van [gedaagde in conventie sub 1] geblokkeerd, waardoor [gedaagde in conventie sub 1] geen vervoersactiviteiten meer kon verrichten. Mede daardoor is tussen partijen een onwerkbare en onhoudbare situatie ontstaan. Bovendien hebben partijen elkaar over en weer na 1 juli 2019 geen opdrachten meer verstrekt. [gedaagden] stelt zich primair op het standpunt dat de samenwerking tussen [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie sub 1] is geëindigd met ingang van 1 juli 2019.
Subsidiair, in geval de overeenkomst schriftelijk had moeten worden opgezegd, heeft de schriftelijke opzegging van [gedaagden] van 24 juli 2019 gesorteerd in een einde van de overeenkomst, aldus [gedaagden]
betwist dat [eiseres in conventie] haar werkzaamheden niet kon voortzetten nadat de sloten van de loods waren veranderd. Dat kon wel en dat heeft zij ook gedaan. [eiseres in conventie] heeft bovendien, ondanks dat zij in de gelegenheid is gesteld om de sleutels van het kantoor en de loods op te halen, er zelf bewust voor gekozen om niet terug te keren aan de locatie aan de [adres 1] . Zij heeft er voor gekozen om dwangsommen te incasseren.
[gedaagde in conventie sub 2] betwist dat zij pro se dan wel in hoedanigheid van bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres in conventie] . De schriftelijke opzegging van de overeenkomst is geschied door [gedaagde in conventie sub 1] als samenwerkingspartner.
[gedaagden] voert aan dat het de verhuurder, Transmission, was die op 19 juli 2019 het slot van de loods heeft (laten) vervangen. [gedaagde in conventie sub 1] en/of [gedaagde in conventie sub 2] hebben daarmee geen enkele bemoeienis gehad.
[gedaagden] voert verder aan dat de overeenkomst in ieder geval is geëindigd door ontbinding van de overeenkomst door [eiseres in conventie] bij brief van 27 september 2019.
[gedaagden] betwist dat [eiseres in conventie] schade heeft geleden als gevolg van de beëindiging van de samenwerking. Zij was begin 2020 nog actief als expediteur en thans als logistiek dienstverlener. [gedaagden] stelt zich in het algemeen op het standpunt dat de door [eiseres in conventie] gesteld geleden schade door [eiseres in conventie] niet deugdelijk is onderbouwd en dat het causaal verband tussen de beëindiging van de overeenkomst en de gestelde schade ontbreekt. [gedaagden] heeft voorts de afzonderlijke schadeposten gemotiveerd weersproken.
[gedaagde in conventie sub 1] betwist verder dat zij op grond van de door [eiseres in conventie] verzonden facturen en na verrekening van haar eigen vorderingen, nog een bedrag van € 35.015,40 aan [eiseres in conventie] verschuldigd zou zijn. Volgens haar eigen administratie staat nog slechts een bedrag van € 21.836,84 open. Daarop dient nog een bedrag van € 10.911,18 in mindering te worden gebracht wegens het aandeel van [eiseres in conventie] in de gezamenlijke kosten over de periode januari-juli 2019, zodat per saldo een vordering van [eiseres in conventie] van € 10.925,66 resteert.
3.4.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
(i) te verklaren voor recht dat de bij kort geding vonnis van 25 juli 2019 aan [eiseres in reconventie sub 1] en [eiseres in reconventie sub 2] opgelegde dwangsommen, voor zover deze niet zijn geïncasseerd zijn verjaard, zulks met het bevel aan [verweerster in reconventie] om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot doorhaling, althans opheffing van de executoriale beslagen onder [naam 4] en op de onroerende zaak van [eiseres in reconventie sub 2] , op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag met een maximum van € 50.000,00,
(ii) [verweerster in reconventie] te bevelen de ten laste van [eiseres in reconventie sub 1] en ten laste van [eiseres in reconventie sub 2] gelegde conservatoire beslagen op te heffen binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag met een maximum van € 50.000,00,
(iii) te verklaren voor recht dat [verweerster in reconventie] jegens [eiseres in reconventie sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij uit dien hoofde jegens [eiseres in reconventie sub 1] schadeplichtig is en jegens haar gehouden is de door haar geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat, te vergoeden,
(iv) [verweerster in reconventie] te veroordelen tot betaling aan [eiseres in reconventie sub 1] van de buitengerechtelijke kosten,
met veroordeling van [verweerster in reconventie] in de proceskosten en nakosten.
[eiseressen in reconventie] stelt voorts dat [verweerster in reconventie] geen vorderingsrecht heeft op [eiseres in reconventie sub 2] , zodat de door haar gelegde conservatoire (derden)beslagen onder de Volksbank N.V., [bedrijf 1] en de woning van [eiseres in reconventie sub 2] eveneens moeten worden opgeheven.
Ten slotte legt [eiseressen in reconventie] aan haar vordering ten grondslag dat [verweerster in reconventie] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres in reconventie sub 1] door op 30 juni 2019 de sleutel van de truck weg te nemen en de oplegger van [eiseres in reconventie sub 1] te blokkeren, waardoor [eiseres in reconventie sub 1] vanaf 1 juli 2019 geen vervoersactiviteiten meer kon verrichten. Daarnaast heeft [verweerster in reconventie] op 7 augustus 2019 zonder rekening te houden met de bedrijfsbelangen van [eiseres in reconventie sub 1] executoriaal beslag gelegd op alle bankrekeningen van [eiseres in reconventie sub 1] . Als gevolg daarvan kon [eiseres in reconventie sub 1] haar betalingsverplichtingen jegens haar opdrachtnemers en werknemers niet meer nakomen. [eiseres in reconventie sub 1] was genoodzaakt haar bedrijfsactiviteiten te staken. [eiseressen in reconventie] stelt door het handelen van [verweerster in reconventie] schade te hebben geleden, die [verweerster in reconventie] dient te vergoeden. De omvang van de schade staat nog niet vast en dient nader te worden opgemaakt bij staat, aldus [eiseressen in reconventie] .
Zij voert aan dat [eiseressen in reconventie] geen belang heeft bij haar vordering ten aanzien van de executoriale beslagen, omdat op de woning van [eiseres in reconventie sub 2] en onder [naam 4] ook conservatoir beslag ligt. Aan de executoriale beslagen is geen verder gevolg gegeven. [verweerster in reconventie] betwist dat de dwangsommen zijn verjaard en dat zij geen recht meer heeft om deze te incasseren.
voert verder aan, onder verwijzing naar hetgeen zij in conventie heeft gesteld, dat de conservatoire beslagen zijn gelegd ter verzekering van een vordering wegens schadevergoeding jegens [eiseressen in reconventie] De beslagen zijn terecht gelegd, aldus [verweerster in reconventie] .
Ten aanzien van de vordering onder (iii) betwist [verweerster in reconventie] dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres in reconventie sub 1] . [verweerster in reconventie] was op grond van het kort geding vonnis van 25 juli 2019 gerechtigd tot het leggen van de beslagen. De vordering voor zover het betreft het blokkeren van de oplegger dient als te vaag en te algemeen te worden afgewezen. [verweerster in reconventie] betwist overigens dat [eiseres in reconventie sub 1] schade heeft geleden. Ten slotte betwist [verweerster in reconventie] de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
4.De beoordelingin conventie
4.4.Naar het oordeel van de rechtbank dient de gebruiksovereenkomst als een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd te worden aangemerkt. Gesteld noch gebleken is dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst of nadien een bepaalde einddatum zijn overeengekomen.
Ten aanzien van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft de Hoge Raad bepaald dat indien partijen geen contractuele opzeggingsregeling zijn overeengekomen, deze in beginsel wél kan worden opgezegd (op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid). Daarbij geldt wel dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en de inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat i) een zwaarwegende grond nodig is voor opzegging, ii) er een bepaalde opzegtermijn gehanteerd moet worden, of iii) dat de opzegging vergezeld moet gaan met (een aanbod tot) de betaling van een schadevergoeding. Wat geldt als ‘redelijk’, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Onder deze omstandigheden had [gedaagde in conventie sub 1] naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid een opzegtermijn van minimaal twee maanden in acht moeten nemen. Nu zij dat niet heeft gedaan en [eiseres in conventie] ook geen compensatie heeft geboden, mist haar opzegging rechtgevolg.
Artikel 6:58 BW voorziet in twee gronden waarop een verweer strekkende tot schuldeisersverzuim kan worden gebaseerd. Een schuldeiser komt in verzuim wanneer nakoming van de verbintenis wordt verhinderd doordat hij de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent, of doordat een ander beletsel van zijn zijde opkomt.
baseert haar verweer op de tweede genoemde grond.
De rechtbank volgt haar hierin niet. Voor het ontstaan van schuldeisersverzuim is vereist dat de oorzaak van de verhindering aan de schuldeiser kan worden toegerekend en dat sprake is van causaal verband tussen het van de zijde van de schuldeiser opkomende beletsel en de verhindering tot nakoming. Laatstgenoemde voorwaarde komt erop neer dat het uitsluitend aan de schuldeiser en niet aan de schuldenaar moet liggen dat de verbintenis niet wordt nagekomen. De omstandigheid dat [gedaagde in conventie sub 1] geen gebruik kon maken van de truck en haar oplegger kan echter niet geacht worden er aan in de weg te hebben gestaan dat [gedaagde in conventie sub 1] de sleutels van het nieuwe slot niet aan [eiseres in conventie] heeft kunnen afgeven. Het is dus niet komen vast te staan dat het niet voldoen aan de verplichtingen uit de overeenkomst door [gedaagde in conventie sub 1] uitsluitend een gevolg is van een beletsel aan de zijde van [eiseres in conventie] .
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde in conventie sub 1] door dit willens en wetens niet te doen onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres in conventie] , ook gelet op haar weigering om aan het kort geding vonnis te voldoen.
De rechtbank stelt voorop dat een bestuurder van een vennootschap persoonlijk aansprakelijk kan zijn voor het handelen van de vennootschap indien de bestuurder verweten kan worden bewerkstelligd of toegelaten te hebben dat de door hem bestuurde vennootschap een overeenkomst niet nakomt en daardoor aan de wederpartij schade berokkent.
Voor de beantwoording van de vraag of [gedaagde in conventie sub 2] als bestuurder persoonlijk aansprakelijk is voor het toerekenbaar tekortkomen en onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie sub 1] dient beoordeeld te worden of haar persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.
De rechtbank volgt [gedaagde in conventie sub 2] niet in haar betoog dat daarvan, gelet op de relevante feiten en omstandigheden, in dit geval geen sprake is. Het verweer van [gedaagde in conventie sub 2] omtrent de het wegnemen van de sleutel van de truck door [eiseres in conventie] en de daardoor volgens haar ontstane onhoudbare situatie is hiervoor reeds verworpen.
[gedaagde in conventie sub 2] heeft verder aangevoerd dat zij tot 24 juli 2019 in de veronderstelling verkeerde dat [eiseres in conventie] zonder financiële vergoeding gebruik mocht maken van de loods en de kantoorruimte. Dit verweer wordt eveneens gepasseerd. Uit een e-mail van 10 juli 2019 van [gedaagde in conventie sub 2] volgt dat zij van het bestaan van de overeenkomst op de hoogte was.
heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de sloten werden vervangen in opdracht van Transmission en dat [gedaagde in conventie sub 2] daar niets mee van doen had. Dit verweer wordt eveneens verworpen. Reeds voor het vervangen van het slot had [gedaagde in conventie sub 2] meermaals aan [eiseres in conventie] gevraagd de sleutel van het pand in te leveren. Bovendien schreef [gedaagde in conventie sub 2] bij e-mail van 19 juli 2019 dat zij het gebruik van de bedrijfsruimte door [eiseres in conventie] niet langer wenste en dat zij contact had gehad met de verhuurder. Gesteld noch gebleken is verder dat [gedaagde in conventie sub 2] de verhuurder heeft verzocht om [eiseres in conventie] ook een sleutel van het gewijzigde slot te geven. De rechtbank leidt hieruit af dat de weigering van [gedaagde in conventie sub 2] om [eiseres in conventie] nog langer toegang te verschaffen tot de bedrijfsruimte en het aandringen van [eiseres in conventie] om dat wel te doen de doorslaggevende reden is geweest voor de vervanging van het slot.
Het verweer van [gedaagde in conventie sub 2] dat [eiseres in conventie] na het vonnis van 25 juli 2019 in de gelegenheid is gesteld de sleutels op te halen en er zelf bewust voor heeft gekozen om niet terug te komen wordt eveneens gepasseerd. De rechtbank verwijs naar hetgeen hiervoor onder 4.10. is overwogen. Om te voldoen aan de veroordeling in kort geding kon [gedaagde in conventie sub 2] verder niet volstaan met het bieden van de mogelijkheid om de sleutels op te halen bij Transmission. Daarmee zijn deze niet ter beschikking gesteld.
De rechtbank zal de door [eiseres in conventie] opgevoerde schade(posten) en het daartegen door [gedaagden] gevoerde verweer in het licht van deze uitgangspunten beoordelen.
€ 224.887,94. Dit resulteert in een schadepost van € 196.325,55 over de periode juli – december 2019.
- [eiseres in conventie] ter zitting heeft erkend dat de vrachtauto’s (aanvankelijk) waren geleased. [eiseres in conventie] heeft niet onderbouwd dat zij genoodzaakt was om – zoals zij stelt – de vrachtauto’s te kopen en met verlies door te verkopen. De verkoopopbrengst blijkt ook niet uit het door [eiseres in conventie] overgelegde taxatierapport;
- [eiseres in conventie] ter zitting heeft erkend dat het meeste personeel niet bij haar in loondienst was, maar was ingeleend. [eiseres in conventie] heeft niet onderbouwd dat en op grond waarvan de kosten van afvloeiing van deze werknemers voor haar rekening kwamen. Zij heeft in dit verband slechts (als productie 28) de loonstroken van de uitlener overgelegd en een overzicht van “niet gewerkte dagen ivm ontslagaanzegging wel betaald”. Dit is, nog afgezien van het niet onderbouwde causaal verband, onvoldoende. Niet duidelijk is bovendien of deze kosten ook zijn opgenomen in de gestelde winstderving;
- [eiseres in conventie] heeft niet toegelicht dat het aan [gedaagden] is toe te rekenen dat zij per saldo een bedrag van € 108.583,46 aan openstaande facturen niet meer kon incasseren. De toelichting van [eiseres in conventie] ter zitting, dat klanten niet meer betalen als er geen commercieel belang meer is, kan, indien al juist, die conclusie niet dragen, te meer daar [gedaagden] onbetwist heeft gesteld dat het (oude) facturen uit 2018 betreft. Het bestaan van een debiteurenrisico is inherent aan het voeren aan een onderneming. Indien facturen ten onrechte niet worden betaald ligt het op de weg van [eiseres in conventie] actie te ondernemen;
- De toelichting van [eiseres in conventie] op de schade wegens gemiste verdiencapaciteit en reputatieschade na 1 januari 2020 is onduidelijk en niet onderbouwd. Kennelijk beoogt [eiseres in conventie] hiermee te onderbouwen dat ook sprake is van gederfde winst na die datum, wegens het staken van haar onderneming. Ten aanzien van de berekening van de gederfde winst en de vraag in hoeverre dit als schade aan [gedaagden] valt toe te rekenen, verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen, hetgeen ook ten aanzien van deze post geldt;
- Ter zitting is namens [eiseres in conventie] , desgevraagd, geantwoord dat de gevorderde schadevergoeding wegens het niet doorgaan van de samenwerking met [bedrijf 2] , niet onderbouwd kan worden en dat er geen berekening van is overgelegd. Ook is namens [eiseres in conventie] gesteld dat de samenwerking niet door is gegaan omdat er geen locatie beschikbaar was. Voor zover [eiseres in conventie] hiermee bedoelt te stellen dat het de intentie was om op de locatie van [gedaagden] te gaan samenwerken, heeft [eiseres in conventie] niet onderbouwd waarom de gevolgen van het niet doorgaan daarvan voor rekening van [gedaagden] zouden moeten komen. Voor zover [eiseres in conventie] een andere locatie bedoelt, is dat evenmin onderbouwd. Dat de plannen al in een vergevorderd stadium waren en dat dit voor [eiseres in conventie] zou leiden tot een netto resultaat van € 100.000,-- per jaar, kan ook niet uit de overgelegde stukken worden afgeleid;
- De door [eiseres in conventie] gevorderde vergoeding wegens juridische kosten betreffen klaarblijkelijk de twee kort gedingprocedures en de procedure in hoger beroep en eventuele buitengerechtelijke kosten. [eiseres in conventie] heeft niet toegelicht op grond waarvan de kosten, naast de forfaitaire proceskostenveroordeling van artikel 237 Rv, en de tevens door [eiseres in conventie] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, voor rekening van WVL c.s. zouden moeten komen. Van buitengewone omstandigheden op grond waarvan er reden is om af te wijken van de forfaitaire regeling is in onderhavig zaak, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen sprake.
Aangezien [eiseres in conventie] haar vordering op dit punt niet (nogmaals) heeft gewijzigd, gaat de rechtbank uit van een gevorderd bedrag van € 35.015,40.
De producties 2 en 7 bij de dagvaarding - die overigens dezelfde inhoud hebben – betreffen 2 factuuroverzichten. Daaruit volgt dat [gedaagde in conventie sub 1] aan [eiseres in conventie] een bedrag verschuldigd is van
€ 85.743,01 en [eiseres in conventie] aan [gedaagde in conventie sub 1] een bedrag van € 42.882,81. Na verrekening resteert dan € 42.860,20. [eiseres in conventie] stelt thans dat na kennisneming van de crediteurenadministratie van [gedaagde in conventie sub 1] het bedrag van haar vordering van € 42.860,20 is gewijzigd in € 35.877,219.
[gedaagde in conventie sub 1] voert daarnaast aan dat in verband met verrekening van gezamenlijke kosten een bedrag van € 42.518,90 aan [eiseres in conventie] in rekening had moeten worden gebracht. Omdat alleen een bedrag voor huur van € 31.607,72 is doorbelast, resteert nog een vordering van [gedaagde in conventie sub 1] op [eiseres in conventie] van € 10.911,18. Dit bedrag komt in mindering op het bedrag van
€ 21.836,84, zodat per saldo een vordering resteert van [eiseres in conventie] op [gedaagde in conventie sub 1] van € 10.925,66, aldus [gedaagde in conventie sub 1] .
De rechtbank constateert dat [gedaagde in conventie sub 1] met betrekking tot het door [eiseres in conventie] opgestelde facturenoverzicht erkent dat zij aan [eiseres in conventie] een bedrag verschuldigd is van € 74.603,35. De rechtbank gaat uit van dit bedrag, nu de vordering van [eiseres in conventie] op dit punt overigens onvoldoende duidelijk is onderbouwd.
Met betrekking tot het door [eiseres in conventie] overgelegde overzicht van het door [eiseres in conventie] aan [gedaagde in conventie sub 1] te betalen bedrag van € 42.882,81 heeft [gedaagde in conventie sub 1] dit bedrag gemotiveerd betwist, en onder verwijzing naar de uitdraai van haar debiteuren-crediteurenadministratie aangevoerd dat dit bedrag € 52.766,51 bedraagt. Dit laatstgenoemde bedrag is door [eiseres in conventie] niet dan wel onvoldoende weersproken, zodat de rechtbank uitgaat van dit bedrag.
Ten aanzien van de door [gedaagde in conventie sub 1] opgevoerde post gezamenlijke kosten heeft [eiseres in conventie] alleen gereageerd ten aanzien van het in rekening gebrachte huurbedrag. Dit bedrag is echter begrepen in het hiervoor genoemde bedrag van € 52.766,51, dat door [eiseres in conventie] niet is weersproken, en overigens is [eiseres in conventie] in haar eigen opstelling uitgegaan van dezelfde bedragen.
De overige door [gedaagde in conventie sub 1] opgevoerde gezamenlijk kosten van € 10.911,18 die volgens haar nog voor verrekening in aanmerking komen zijn door [eiseres in conventie] evenmin betwist, zodat de rechtbank uitgaat van dit te verrekenen bedrag.
Per saldo bedraagt de vordering van [eiseres in conventie] op [gedaagde in conventie sub 1] dan: € 74.603,35 minus € 52.766,51 minus € 10.911,18 = € 10.925,66. De vordering van [eiseres in conventie] kan tot dit bedrag worden toegewezen. De gevorderde wettelijk rente kan eveneens worden toegewezen, nu deze niet is weersproken.
De rechtbank overweegt dat [eiseres in conventie] deze vordering niet heeft onderbouwd, zodat deze eveneens zal worden afgewezen.
[verweerster in reconventie] heeft executoriaal beslag gelegd op de bankrekeningen van [eiseres in reconventie sub 1] en op de woning van [eiseres in reconventie sub 2] ter incassering van de dwangsommen die zijn opgelegd bij vonnis van 25 juli 2019. Het beslag heeft doel getroffen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [eiseressen in reconventie] onweersproken gesteld dat ten laste van [eiseres in reconventie sub 1] een bedrag van € 68.000,- is geïncasseerd en ten laste van [eiseres in reconventie sub 2] een bedrag van € 3.000,-.
Uit de stellingen van [eiseressen in reconventie] volgt dat dit executoriale beslag er nog steeds ligt.
[verweerster in reconventie] heeft als verweer gevoerd dat aan de executoriale beslagen geen verder gevolg is gegeven en dat de betreffende zaken thans ook onder conservatoir beslag liggen, zodat [eiseressen in reconventie] geen belang heeft bij haar vordering. De rechtbank passeert dit verweer van [verweerster in reconventie] . Het executoriale beslag is niet van rechtswege komen te vervallen. De conservatoire beslagen die thans op de betreffende zaken liggen vinden hun grondslag in een andere titel dan het executoriale beslag. [eiseressen in reconventie] heeft belang bij haar vordering op dit punt.
kan worden gevolgd in haar stelling dat de dwangsommen op grond van artikel 611g Rv zijn verjaard. Het vonnis van 25 juli 2019 is op 26 juli 2019 aan [eiseressen in reconventie] betekend. [eiseressen in reconventie] heeft aangevoerd dat zij op 20 november 2020 een exploot derdenbeslag heeft ontvangen en dat in de periode van zes maanden voorafgaand daaraan geen stuitingshandelingen zijn verricht door [verweerster in reconventie] . [verweerster in reconventie] heeft slechts volstaan met een blote ontkenning hiervan.
5.De beslissingDe rechtbank
5.7.compenseert de proceskosten tussen partijen zo dat iedere partij de eigen kosten draagt,