In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2023, staat de vordering van [eiseres in conventie] centraal, die aanspraak maakt op loon en vakantietoeslag na een ziekmelding. [Eiseres in conventie] was van 22 juli 2019 tot 1 augustus 2020 in dienst bij [gedaagde in conventie] B.V. als zelfstandig werkend kok. Na haar ziekmelding op 13 maart 2020 ontving zij geen salaris over de maanden april tot en met juli 2020. [Gedaagde in conventie] betwist dat [eiseres in conventie] recht heeft op loon, en stelt dat zij haar werkweigering heeft gecommuniceerd. De kantonrechter oordeelt dat [eiseres in conventie] recht heeft op doorbetaling van haar loon, omdat zij zich niet hersteld had gemeld en arbeidsongeschikt was. De vorderingen van [eiseres in conventie] worden toegewezen, inclusief wettelijke verhogingen en buitengerechtelijke incassokosten. In reconventie vordert [gedaagde in conventie] betaling van min-uren, maar de kantonrechter wijst deze vorderingen af, omdat het risico van niet-verrichtte arbeid bij de werkgever ligt. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde in conventie] in de proceskosten wordt veroordeeld, zowel in conventie als in reconventie.