ECLI:NL:RBZWB:2023:1108

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
02/239556-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 20 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte werd veroordeeld voor het seksueel binnendringen van een meisje van 15 jaar, gepleegd in de nacht van 3 op 4 november 2019. De rechtbank verwierp het beroep van de verdachte op afwezigheid van alle schuld, omdat de minderjarige leeftijd van het slachtoffer een geobjectiveerd bestanddeel is en opzet of schuld niet vereist is voor een bewezenverklaring. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende onderzoek had gedaan naar de werkelijke leeftijd van het slachtoffer, ondanks zijn twijfels over haar meerderjarigheid. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één dag op, gecombineerd met een taakstraf van 180 uren, en benadrukte de ernst van de inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop sinds het feit, het feit dat het slachtoffer geen aangifte had gedaan, en de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte na het voorval. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/239556-21
vonnis van de meervoudige kamer van 20 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. S. van Steenberge, advocaat te Terneuzen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 februari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 3 november 2019 tot en met 4 november 2019 bij [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft verricht, die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht met de destijds vijftienjarige [slachtoffer] , bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam door het brengen van zijn penis in haar vagina en het heen en weer bewegen met zijn penis in haar vagina. Hij acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft gevingerd en dat hij zich door [slachtoffer] heeft laten aftrekken en/of pijpen. De officier van justitie wijst erop dat de leeftijd van het slachtoffer in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) geobjectiveerd is, opzet of schuld doet er niet toe. Voor een bewezenverklaring is niet vereist dat verdachte wist dat [slachtoffer] jonger dan zestien jaar oud was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging staat gelet op de bekennende verklaring van verdachte, vast dat er tussen hem en [slachtoffer] met wederzijds goedvinden eenmaal seksuele gemeenschap heeft plaatsgevonden. De verdediging bepleit ondanks dat gegeven toch vrijspraak van het tenlastegelegde, omdat in het dossier een officieel document over de leeftijd van [slachtoffer] ontbreekt. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat [slachtoffer] de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Seksuele handelingen
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat tussen verdachte en [slachtoffer] op de avond van 3 op 4 november 2019 seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, bestaande uit het door verdachte seksueel binnendringen in het lichaam van [slachtoffer] door het brengen van zijn penis in haar vagina en het heen en weer bewegen met zijn penis in haar vagina. Op dit punt komen de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] namelijk overeen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet vast is komen te staan dat ook sprake is geweest van anale seks, dat [slachtoffer] is gevingerd door verdachte en dat verdachte zich heeft laten aftrekken en oraal bevredigen door [slachtoffer] . Enkel [slachtoffer] heeft hierover namelijk verklaard. Verdachte heeft al deze seksuele handelingen ontkend en verder bevat het dossier geen steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank spreekt verdachte daarom daarvan vrij.
De leeftijd van [slachtoffer]
Een volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de leeftijd van [slachtoffer] voldoende kan worden vastgesteld. De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat het geboortejaar van [slachtoffer] op grond van de bewijsmiddelen (o.a. kopie Frans ID-bewijs) voldoende vast staat en dat zij destijds vijftien jaar oud was. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee bewezen dat verdachte seks heeft gehad met iemand jonger dan zestien jaar. Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit bestanddeel (de leeftijd) een zgn. geobjectiveerd bestanddeel betreft, dit betekent dat opzet of schuld daaromtrent niet is vereist.
Ontuchtig karakter van de seksuele handelingen
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of voornoemde seksuele handelingen moeten worden aangemerkt als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 Sr. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever handelingen van seksuele aard strafbaar heeft willen stellen, voor zover die in strijd zijn met de ethische norm. Een seksueel contact met een jeugdig persoon tussen de twaalf en zestien jaar is in de regel ontuchtig, omdat jeugdigen worden geacht in het algemeen onvoldoende in staat te zijn hierover weloverwogen keuzes te maken. Uit jurisprudentie volgt dat onder omstandigheden het ontuchtige karakter bij seksuele handelingen met een jeugdige tussen de twaalf en zestien jaar kan ontbreken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die in geringe mate in leeftijd van elkaar verschillen én die een affectieve relatie met elkaar hebben. Er moet dan sprake zijn van een zekere gelijkwaardigheid tussen de betrokken personen. Er mag geen aanleiding zijn om aan te nemen dat de jeugdige de handelingen tegen zijn/haar zin heeft verricht of een ondergeschikte positie ten opzichte van de verdachte heeft gehad. Aan het ontbreken van een affectieve relatie kan betekenis worden toegekend. Voor het oordeel of een seksuele handeling wel of niet ontuchtig is, is niet van belang of de jeugdige het initiatief tot de seksuele handeling heeft genomen of heeft ingestemd met het verrichten van de seksuele handeling. Ook is niet van belang of een jeugdige er ouder uit zag dan zijn/haar leeftijd. Ook onder die omstandigheden kan een seksuele handeling ontuchtig zijn.
De rechtbank overweegt in dat kader dat verdachte en [slachtoffer] elkaar op 3 november 2019 op straat hebben leren kennen en dat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden in de nacht van 3 op 4 november 2019. Zij kenden elkaar dus zeer kort en er was tussen hen geen sprake van een affectieve relatie. De rechtbank ziet in het dossier evenmin aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat de seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer] hebben plaatsgevonden op basis van gelijkwaardigheid. Naar het oordeel van de rechtbank is juist sprake van een afhankelijkheidsrelatie en daarmee een kwetsbare positie van [slachtoffer] . [slachtoffer] en haar vriendin hadden de betreffende nacht geen onderdak en verdachte heeft daarin voorzien. Daarnaast is verdachte twaalf jaar ouder dan [slachtoffer] . Ook dit grote leeftijdsverschil maakt dat sprake is van ongelijkwaardigheid. Iemand van zevenentwintig jaar verkeert immers in een andere levensfase dan iemand van vijftien jaar.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer] in deze omstandigheden niet voldoen aan de sociaal-ethische norm. De seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer] zijn als ontuchtig aan te merken in de zin van artikel 245 Sr. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring zodanig als onder 4.4 is omschreven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 03 november 2019 tot en met 04 november 2019
te Roosendaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] ,
te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van voornoemde
en
- het heen en weer bewegen van zijn penis in de vagina van voornoemde
.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald ten aanzien van de leeftijd van [slachtoffer] en heeft een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld. Verdachte heeft aan [slachtoffer] gevraagd wat haar leeftijd is, waarop zij heeft geantwoord dat zij meerderjarig is. Hij is hier te goeder trouw vanuit gegaan. Verdachte had niet de bevoegdheid om naar haar identiteitsbewijs te vragen en deze was op dat moment ook niet aanwezig bij [slachtoffer] . Wegens de taalbarrière tussen verdachte en [slachtoffer] was het niet mogelijk om persoonlijke gesprekken te voeren, op basis waarvan verdachte anders kon gaan denken over de leeftijd van [slachtoffer] . Verdachte heeft dan ook aan zijn onderzoeksplicht voldaan.
5.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De minderjarige leeftijd is een geobjectiveerd bestanddeel. Verdachte heeft door te vertrouwen op de enkele mededeling van [slachtoffer] dat zij meerderjarig is, niet voldaan aan de op hem rustende zware onderzoeksplicht ten aanzien van de leeftijd van [slachtoffer] . Verdachte komt dan ook geen beroep op afwezigheid van alle schuld toe.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen in artikel 245 Sr voldoende is dat komt vast te staan dat de minderjarige tussen de twaalf en zestien jaar oud was. Opzet of schuld daaromtrent is niet vereist. Het is voor een bewezenverklaring dus niet van belang of de verdachte wist dat het slachtoffer minderjarig was. De bescherming van de lichamelijke integriteit van minderjarigen staat immers centraal in artikel 245 Sr en strekt zich ook uit tot eventuele door de minderjarige zelf geïnitieerde gedragingen. Dit betekent dat verdachte een zeer verstrekkende onderzoeksplicht heeft om achter de (werkelijke) leeftijd van het slachtoffer te komen om een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld te kunnen doen. Naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad heeft een dergelijk beroep dan ook slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kans van slagen. In dat geval is noodzakelijk dat gesproken kan worden van het volledig ontbreken van verwijtbare onwetendheid bij de verdachte over de ware leeftijd van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van voornoemde uitzonderlijke situatie waarin het beroep op afwezigheid van alle schuld kan slagen. Zij overweegt daartoe dat het op de weg van verdachte had gelegen om meer onderzoek te verrichten naar de werkelijke leeftijd van [slachtoffer] , daar waar hij ervoor gekozen heeft om seks te hebben met een meisje dat hij niet of nauwelijks kende en waarvan hij wist dat zij aanzienlijk jonger was dan hijzelf. Dit geldt te meer nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat toen [slachtoffer] en haar vriendin op straat aan hem vroegen om sigaretten, hij zelf vond dat hij moest vragen of zij meerderjarig waren voordat hij de sigaretten aan hen gaf. Hieruit blijkt dat bij verdachte al twijfels aanwezig waren over de meerderjarigheid van [slachtoffer] (en haar vriendin), anders had verdachte deze vraag niet hoeven stellen. De rechtbank is bovendien van oordeel dat de taalbarrière tussen verdachte en [slachtoffer] geen belemmering vormde om nader onderzoek te doen door verdachte. [slachtoffer] heeft verklaard dat er op een gegeven moment is gecommuniceerd via Google translate. Dit was ook een mogelijkheid geweest voor verdachte om nader onderzoek naar de leeftijd van [slachtoffer] te doen. Nu niet is gebleken dat verdachte zich op enigerlei wijze heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van [slachtoffer] en uitsluitend genoegen nam met en vertrouwde op de enkele mededeling van [slachtoffer] over haar meerderjarigheid aan het begin van de avond, heeft verdachte niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht. Het beroep op afwezigheid van alle schuld wordt dan ook verworpen.
Verdachte is strafbaar, omdat geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ter zake van het door hem bewezen geachte feit aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Gelet op het reclasseringsrapport worden aan het voorwaardelijk strafdeel geen bijzondere voorwaarden verbonden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien door de rechtbank de gevoerde verweren niet worden gevolgd, bepleit de verdediging om rekening te houden met de gevolgen van een veroordeling voor het verblijf van verdachte in Nederland en voor zijn verzoek tot naturalisatie. Daarnaast gaat het om een feit uit 2019, is verdachte na dit feit niet met politie en justitie in aanraking gekomen en heeft hij geen documentatie ten aanzien van soortgelijke feiten. De verdediging verzoekt om een gevangenisstraf van één dag op te leggen en voor het overige te volstaan met een andere strafmodaliteit. Mocht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel opleggen, dan wordt verzocht om een proeftijd van één jaar op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich in de nacht van 3 op 4 november 2019 schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met de destijds vijftienjarige [slachtoffer] . De wetgever heeft kinderen in die leeftijdsfase willen beschermen tegen het ondergaan van verregaande seksuele handelingen, zoals hier het geval is. Dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat zij meerderjarig was, doet aan het strafbare karakter van zijn handelen dan ook niet af. Dat geldt temeer nu verdachte zelf twijfelde aan de meerderjarigheid van [slachtoffer] en hij genoegen heeft genomen met haar enkele mededeling dat zij meerderjarig was.
Minderjarigen dienen ondanks een veranderende tijdsgeest onder alle omstandigheden beschermd te worden, ook tegen de consequenties van hun eigen handelen. Zij worden in het algemeen namelijk onvoldoende in staat geacht weerstand te bieden aan volwassenen. Zeker wanneer, zoals in onderhavig geval, er sprake is van een kwetsbare positie en afhankelijkheidsrelatie door het verschaffen van eten en onderdak.
De rechtbank weegt daarbij mee dat met artikel 245 Sr uitdrukkelijk door de wetgever de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen jonger dan zestien jaar is beschermd vanwege de kwetsbare ontwikkelingsfase in deze leeftijdsperiode. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] op het moment van het bewezenverklaarde 15,5 jaar oud was en daarmee tegen de leeftijdsgrens van artikel 245 Sr aan zat. Daarnaast blijkt uit het dossier dat [slachtoffer] seksueel actief was in haar toenmalige relatie. Op grond daarvan gaat de rechtbank er vanuit dat bij [slachtoffer] sprake was van een zo goed als voltooide ontwikkelingsfase. De rechtbank meent dat er daardoor geen sprake is van een doorkruising van deze ontwikkelingsfase. Dit laat echter onverlet dat met het plegen van de bewezenverklaarde gedragingen verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Het is een feit van algemene bekendheid dat dit, al dan niet op latere leeftijd, schade kan toebrengen aan onder meer de geestelijke gezondheid van het slachtoffer.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsrapport van 23 januari 2023 dat over verdachte is opgesteld. Hierin komt onder meer naar voren dat geen problemen zijn geconstateerd op de verschillende leefgebieden, waaronder seksualiteit. Er zijn ook geen signalen die wijzen op middelenproblematiek. Verdachte heeft werk en hij verwacht in juli 2023 een vast contract te krijgen. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat waardoor de reclassering geen toezicht of bijzondere voorwaarden nodig acht.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat een straf dient te volgen om de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit tot uitdrukking te brengen. De volgende omstandigheden geven echter aanleiding om aan verdachte een andere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Zo blijkt uit het dossier dat [slachtoffer] zelf geen aangifte heeft willen doen. Daarnaast hebben de ontuchtige handelingen drie jaar geleden plaatsgevonden, waardoor sprake is van tijdsverloop. Na dit feit heeft verdachte geen politie- en justitiecontacten meer gehad en zoals blijkt uit het hiervoor aangehaalde reclasseringsrapport en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, lijkt hij zijn leven op orde te hebben.
De rechtbank is gelet op deze omstandigheden en de strafoplegging in vergelijkbare zaken van oordeel dat een taakstraf het meest passend is. Op grond van het bepaalde in artikel 22b Sr is deze strafmodaliteit echter niet mogelijk bij zedenfeiten waarbij een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer is gemaakt, zoals in onderhavige zaak is bewezenverklaard. Dit artikel sluit immers uit dat de rechtbank (onder meer) voor dit feit kan volstaan met het opleggen van een enkele taakstraf. Daarom zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van één dag in combinatie met een taakstraf van 180 uur. De rechtbank ziet in alle hiervoor genoemde omstandigheden in samenhang bezien geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.

7.Het beslag

7.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan [slachtoffer] , omdat zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het
seksueel binnendringen van het lichaam;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van één dag;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
Beslag
- gelast de teruggave aan [slachtoffer] van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* zwarte broek (G 1258455);
* groene trui (G 1258456);
* blauwe bh (G 1258457);
* onderbroek met zwart, wit en rood (G 1258458).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. J.C. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 februari 2023.
Mr. Gillesse is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.