In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 februari 2023 een tussenbeschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2021. De zaak betreft een verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar. De rechtbank heeft de situatie van de minderjarige en de moeder beoordeeld, waarbij de moeder momenteel onder toezicht staat van de GI en de minderjarige in een pleegzorgsituatie verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige bestaat, ondanks positieve ontwikkelingen in de zorg van de moeder voor haar jongste dochter.
Tijdens de mondelinge behandeling is er veel onduidelijkheid naar voren gekomen over de woonsituatie van de moeder en de mogelijkheden voor terugplaatsing van de minderjarige. De rechtbank heeft de GI aangespoord om snel duidelijkheid te geven over de situatie en de communicatie met de moeder en de pleegmoeder te verbeteren. De rechtbank heeft besloten de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen, maar slechts voor een periode van drie maanden, om de ontwikkelingen nauwlettend te volgen en te beoordelen of de moeder in staat is om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen.
De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De GI is opgedragen om voor de volgende pro forma zitting te rapporteren over de voortgang en de stand van zaken in de zaak.