Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het verzoekschrift ex artikel 1019w Rv, ingekomen op 15 december 2021
- het verweerschrift, ingekomen op 10 februari 2022
- de brief van mr. Tap d.d. 15 februari 2022 met producties 11 tot en met 13
- de mondelinge behandeling op 22 februari 2022 en de ter gelegenheid daarvan door beide partijen overgelegde spreeknotities
- de brief van mr. Tap d.d. 12 december 2022 met productie 12
- de brief van mr. Struijk d.d. 22 december 2022.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 897,-- bruto verdiende, hetgeen beduidend minder is dan het destijds geldende minimumloon. Voorts wijst ZLM erop dat [verzoekster] kort na het ongeval voor 1,5 jaar is teruggekeerd naar Polen en dat er geen zicht is op haar inkomsten in die periode. ZLM beschikt ook niet over de stukken van het UWV over de (reden van) beëindiging van de ziektewetuitkering van [verzoekster] per 23 december 2016. ZLM wijst er verder op dat sprake is geweest van meerdere “live events” bij [verzoekster] , zoals een echtscheiding in 2016 en het samenwonen met haar nieuwe partner in Nederland in 2017, waarbij ze ook de zorg heeft voor haar minderjarige zoon uit haar eerdere relatie. Volgens ZLM dient de schade nader te worden begroot, hetgeen het bestek van een deelgeschilprocedure te buiten gaat.
Verder heeft ZLM nog - onweersproken - aangevoerd dat [verzoekster] in 2015 naar Nederland kwam met het doel te werken om geld te verdienen in verband met haar zieke echtgenoot. Haar minderjarige zoon woonde destijds in Polen. Na haar echtscheiding in 2016 heeft zij zich met haar minderjarige zoon in Nederland gevestigd, waar zij sinds 2017 samenwoont met haar nieuwe partner. Gezien deze persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] , die in de loop van de jaren na het ongeval gewijzigd zijn, is onduidelijk of het de redelijke verwachting was dat ze fulltime zou hebben gewerkt. Ook in dit verband zal [verzoekster] nog nadere informatie moeten vertrekken.
€ 20.000,-- aan [belangenbehartiger]. Overwogen wordt dat - in beginsel - een verzoek tot toekenning van een (aanvullend) voorschot op de buitengerechtelijke kosten in een deelgeschil aan de orde kan komen. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval zal worden beoordeeld of wordt voldaan aan de voorwaarde dat de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Nog los van het feit dat in het onderhavige geval gesteld noch gebleken is dat het achterwege blijven van volledige bevoorschotting op de buitengerechtelijke kosten ertoe heeft geleid dat de onderhandelingen tussen partijen zijn gestaakt of in een impasse zijn beland, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot aanvullende bevoorschotting niet voor toewijzing in aanmerking komt. Zij overweegt daartoe dat van deze kosten, waartegen ZLM ook inhoudelijk gedetailleerd verweer heeft gevoerd, thans lastig te beoordelen is of ze in redelijkheid gemaakt zijn te meer nu de volledige schade van [verzoekster] nog niet in beeld is.
5.De beslissing
16 februari 2023.