In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 25 januari 2023 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De ouders van [minderjarige] zijn betrokken in deze procedure, waarbij de moeder en vader bijgestaan worden door mr. M.R.F. Berte. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 februari 2023 zijn er zorgen geuit over de onhygiënische opvoedomgeving en de persoonlijke problematiek van de moeder, die hulpverlening afwijst. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende bereid en in staat zijn om de bedreigingen voor de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen en dat er een gebrek aan basisveiligheid en zorg is in de thuissituatie. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling voor beperkte duur toe te wijzen, met de verwachting dat er op korte termijn aan de doelen gewerkt zal worden. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregel onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering aangewezen als de instantie die toezicht zal houden op [minderjarige].