Op 13 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging. Deze beschikking is voortgekomen uit een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene, geboren in 1988. Het verzoekschrift was ingediend op 26 januari 2023 en bevatte diverse bijlagen, waaronder medische verklaringen en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling, die op dezelfde datum plaatsvond, was de betrokkene aanwezig via beeldbellen, bijgestaan door haar advocaat, mr. A.Ch. Osté. De officier van justitie was niet aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en schizofreniespectrumstoornissen. De rechtbank oordeelde dat er ernstig nadeel kan ontstaan als gevolg van deze stoornis, wat leidt tot de noodzaak voor verplichte zorg. De betrokkene heeft aangegeven geen medicatie te willen gebruiken en heeft een afkeer van de behandeling, wat de rechtbank als onvoldoende ziekte-inzicht beschouwde. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke en fysieke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.
De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, in plaats van de door de officier van justitie gevraagde twaalf maanden. De rechtbank heeft de volgende vormen van verplichte zorg toegewezen: toediening van medicatie, verrichten van medische controles, en aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van de betrokkene. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Jansen en is op 17 februari 2023 schriftelijk uitgewerkt.