ECLI:NL:RBZWB:2023:1202

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
401509_E20022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
  • mr. De Beer
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen na persoonlijkheidsonderzoek moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 februari 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder van de kinderen, die onder toezicht zijn gesteld sinds november 2020, heeft een geschiedenis van emotionele verwaarlozing en langdurig maatschappelijk disfunctioneren. De rechtbank heeft op basis van een deskundigenrapport geconcludeerd dat de moeder lijdt aan persoonlijkheidsproblematiek, wat haar vermogen om voor haar kinderen te zorgen ernstig belemmert. De kinderen verblijven momenteel bij pleegouders, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder nog niet in staat is om de zorg voor haar kinderen op zich te nemen.

De rechtbank heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, toegewezen. De ondertoezichtstelling is verlengd voor de duur van negen maanden, tot 21 november 2023. De rechtbank heeft benadrukt dat de moeder hulp nodig heeft om haar leven weer op de rit te krijgen en dat het in het belang van de kinderen is dat zij in het pleeggezin blijven. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er aandacht moet zijn voor het contact tussen de moeder en de kinderen, en dat de GI moet blijven inzetten op de begeleiding van de moeder.

De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft de betrokken partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/401509 / JE RK 22-1622
Datum uitspraak: 20 februari 2023
Beschikking van de rechtbank over een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Roosendaal, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2016 te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2018 te [geboorteplaats 2] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S.O. Zengin-Epözdemir, te Den Haag,

[de pleegouders] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, in de procedure gekend om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de meervoudige kamer van de rechtbank van 26 oktober 2022;
- de brief van de GI van 16 januari 2023;
- het deskundigenrapport inzake het forensisch psychologisch onderzoek betreffende de moeder van 23 januari 2023.
Op 8 februari 2023 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door een tolk en haar advocaat;
- de pleegmoeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
De kinderen verblijven bij de pleegouders.
Bij beschikking van 20 november 2020 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 21 februari 2023.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 20 november 2020 ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg. Deze machtiging is bij beschikking van 26 oktober 2022 voor het laatst verlengd tot
21 februari 2023. Tevens heeft de rechtbank op grond van artikel 810a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een deskundige benoemd om een persoonlijkheidsonderzoek (PO) bij de moeder te laten uitvoeren.

Het verzoek

Thans is nog aan de orde het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen van 21 februari 2023 tot 21 november 2023. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 21 november 2023.

Het deskundigenrapport

Bij voornoemde beschikking van de meervoudige kamer van de rechtbank van 26 oktober 2022 is de deskundige drs. [naam] , GZ-psycholoog, benoemd om een PO bij de moeder uit te voeren. De deskundige heeft haar bevindingen gerapporteerd in het verslag van 23 januari 2023 en heeft – kort samengevat – als volgt geconcludeerd. Er kan gesproken worden van een persoonlijkheidspathologie met gemengde borderline en afhankelijke trekken, bij een 34-jarige vrouw met een geschiedenis van emotionele verwaarlozing en langdurig maatschappelijk disfunctioneren. Haar persoonlijkheidsproblematiek uit zich met name in hechtingsproblematiek met betrekking tot intieme relaties, onrijpe emotionaliteit en coping. Daarnaast is er sprake van instabiliteit in belangrijke levensgebieden, en moeite met zelfstandig dingen ondernemen en zelfstandig functioneren zonder steun van anderen. Gelet op het IQ van de moeder, beneden gemiddeld tot laaggemiddeld, wordt zij wel geacht om nieuwe, praktische vaardigheden te kunnen leren. Gezien haar lang bestaande psychosociale problemen wordt verondersteld dat de moeder langdurige begeleiding (via [zorginstelling] ) nodig heeft om optimaal te kunnen functioneren.
De moeder conformeert zich aan de hulpverlening en neemt de aangeboden hulp aan. Voorts wordt aanbevolen dat de moeder psycho-educatie krijgt over haar problematiek. Daarnaast zouden de sociale vaardigheden, de weerbaarheid en de zelfstandigheid verstevigd moeten worden zodat zij beter kan omgaan met complexe interpersoonlijke situaties. Hiertoe zou een ambulante poliklinische behandeling bij een psychiatrisch verpleegkundige of psycholoog aangewezen kunnen worden, het liefst bij een cultuur sensitieve instelling. Op dit moment wordt psychotherapie gericht op persoonlijkheidsverandering niet geïndiceerd, gezien haar nog beperkte probleembesef en ziekte-inzicht, beneden gemiddelde intellectuele vermogens en onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal.

De standpunten

De GI heeft schriftelijk en tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende standpunt ingenomen. De ambulante hulpverlening [zorginstelling] , die de omgangen begeleidt van de moeder met de kinderen, heeft een visie en een beoordeling gemaakt over de opvoedmogelijkheden van de moeder (september 2022). Hieruit blijkt dat de moeder onvoldoende in staat is de handvaten en tips van de hulpverlening uit te voeren en vast te houden. De moeder is inconsistent in haar emoties richting de kinderen en is onvoldoende voor hen beschikbaar. De problemen van de moeder, de financiëel moeilijke situatie, werken, en de familieproblemen van de andere kinderen van de moeder zorgen er voor dat de moeder erg belast is. Haar draagkracht en leerbaarheid zijn onvoldoende om tijdens de omgangen de problemen opzij te zetten en er voor de kinderen te kunnen zijn. Het PO is niet afgewacht om het opvoedbesluit te nemen omdat de zorgelijke situaties in de omgangen van de moeder met de kinderen al zorgden voor voldoende duidelijkheid over de onmogelijkheden van de moeder. Het PO bevestigt deze conclusie. Bijzonder is dat de moeder tijdens het onderzoek heeft ontkend dat er sprake was van middelengebruik in het bijzijn van de kinderen. Zij blijft de zorgen ontkennen die er ten tijde van de uithuisplaatsing en daarna vastgesteld zijn. Door de psycholoog wordt langdurige hulpverlening voor de moeder geadviseerd. Er moet ook worden geïnvesteerd in het eigen maken van de Nederlandse taal, zodat de moeder betere hulp voor zichzelf kan krijgen. Er dient gewerkt te worden aan de stabiliteit van de moeder en haar eigen behandeling voordat zij voor de kinderen kan zorgen. Uit het onderzoek blijkt dat zij niet in staat is om de opvoeding van de kinderen op zich te nemen, omdat zij haar eigen leven niet op de rails heeft. Het huidige pleeggezin is perspectief biedend. De omgang tussen de moeder en de kinderen van 10.00 tot 19.00 uur ging niet goed. Er heerste te veel onrust, onduidelijkheid, schreeuwen en huilen en er waren situaties van onveiligheid bij de moeder thuis en tijdens de buitenactiviteiten. De omgang is gewijzigd naar 10.00 tot 15.00 uur. In eerste instantie bij de moeder thuis, maar de reis was een te zware belasting voor de kinderen. De omgang vindt nu plaats bij de pleegouders. De omgangen zijn om de week, naar behoefte en de mogelijkheden van de kinderen. Op 12 januari 2023 is een verzoek naar de Raad gestuurd voor een gezagsbeëindiging (GBM) van de moeder. De moeder heeft geen inzicht in haar problematiek en blijft benoemen dat de kinderen naar huis moeten komen en daarom is de GBM van belang om rust en stabiliteit te creëren. De GI kan zich niet vinden in het standpunt van de advocaat dat er door de GI te weinig is gedaan en dat er fouten zijn gemaakt. Er wordt juist veel hulp ingezet, in samenwerking met de moeder. Met [zorginstelling] wordt er elke twee maanden geëvalueerd en er wordt continu met de moeder besproken wat er gaat gebeuren en wat er van haar verwacht wordt. De advocaat stelt dat de moeder onvoldoende rust en ruimte is gegund om goed te kunnen functioneren. Niet duidelijk is wat de advocaat hiermee bedoelt. Er wordt de moeder een goede band met de kinderen gegund, maar bij de moeder wordt onvoldoende gezien dat zij de handvaten, die worden aangereikt, kan oppakken.
De advocaat van de moeder heeft schriftelijk en tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende standpunt ingenomen. In het rapport van het PO staat op pagina 25 dat de moeder leerbaar is op praktische zaken en dat haar IQ hieraan niet in de weg staat. De machtiging tot uithuisplaatsing is destijds op gegronde redenen verleend maar de moeder is daarna in de steek gelaten. De GI doet niets. Zij voelt van de GI geen steun en veiligheid. Nu de moeder ondersteuning krijgt van het ondersteuningsteam voelt zij zich veilig om eindelijk eerlijk te zijn. De moeder wilde echter tijdens het PO niet toegeven dat het ten tijde van de uithuisplaatsing niet goed met haar ging omdat zij bang is dat zij dan haar kinderen nooit meer terugkrijgt. In alle beschikkingen van de rechtbank staat dat de GI moet doorpakken om de kinderen terug te plaatsen, hetgeen niet is gebeurd. Het checken of een terugplaatsing mogelijk is, wordt door onwaarheden niet gedaan. De moeder kan met behulp van haar netwerk voor de kinderen zorgen. De moeder ziet dat de kinderen het goed hebben bij de pleegmoeder en zij zou de opvoeding en de verzorging samen met de pleegmoeder kunnen doen. Niet duidelijk is waarom de kinderen geen onbelast contact met de moeder kunnen hebben. De vraag of deze moeder kan zorgen voor haar kinderen is niet door het PO beantwoord. De GI heeft, ondanks dat is aangegeven dat te gaan doen, Groei Jeugdhulp niet ingezet ter beantwoording van deze vraag. Er is sprake van een complexe zaak en vanaf de start van de uithuisplaatsing zijn er door de GI veel fouten gemaakt. De Staat heeft een positieve verplichting om er voor te zorgen dat de kinderen thuisgeplaatst worden, hetgeen onvoldoende is gedaan. Er is misschien al langer hulp voor de moeder ingezet maar er was sprake van wisselingen in de begeleiders. Nu is er een begeleider voor de omgang en een voor de praktische zaken en gaat het steeds beter met de moeder. De moeder heeft wel een terugval als zij veel negativiteit over zich heen krijgt. De moeder wenst dat de kinderen weer bij haar komen wonen, ook als zij eerst behandeling zou moeten krijgen. De moeder gaat met het advies uit het PO gelijk aan de slag. De ontwikkeling van de moeder moet worden afgewacht. Pas daarna kan het perspectief van de kinderen worden bepaald. Om die reden wordt verzocht om het verzoek van de GI voor een machtiging tot uithuisplaatsing voor korte termijn toe te wijzen om zo de vinger aan de pols te houden. De moeder is akkoord met een verlenging van de ondertoezichtstelling.
De moeder heeft – kort samengevat – tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij zeker hulp nodig heeft om haar leven weer op de rit te krijgen. Zij wil graag een normaal leven leiden en zij wil dat haar kinderen zich net zoals andere kinderen normaal kunnen ontwikkelen en krijgen wat zij verdienen. De moeder wil graag haar leven met hen doorbrengen en zij zal daarvoor alle hulp aannemen. De moeder vindt twee uur omgang per twee weken te weinig om een band met haar kinderen in stand te kunnen houden. Zij ziet dat de pleegouders goed zijn voor haar kinderen en dat de kinderen ook van de pleegouders houden. Daarvoor is zij de pleegouders dankbaar. De moeder is echter ook heel verdrietig omdat zij veel van haar kinderen houdt en nu het gevoel heeft een vreemde voor hen te zijn. Zij is bang dat niets wat zij doet goed genoeg is en dat zij de kinderen steeds minder gaat zien. Zij doet haar best om er – net zoals de pleegmoeder – voor haar kinderen te zijn maar door de korte duur van de omgang kan zij dat onvoldoende laten zien. De moeder wil heel graag de kans krijgen om haar band en de relatie met de kinderen te herstellen. Dat kan alleen met een langere duur van de omgang.
De pleegmoeder heeft – kort samengevat – tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het goed gaat met beide kinderen. De pleegouders hebben besloten dat zij voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen blijven zorgen indien dat wordt verzocht en dat zij daarmee een perspectief biedend pleeggezin zijn. Zij achten het namelijk niet in het belang van de kinderen – en dan met name niet voor [minderjarige 1] – indien zij elders geplaatst zouden worden. Daarvoor zijn de kinderen te kwetsbaar.
Namens de Raad is – kort samengevat – tijdens de mondelinge behandeling het volgende medegedeeld. De Raad vindt het knap van de moeder dat – ondanks haar eigen verdriet – zij wel ziet dat de kinderen het goed hebben bij de pleegouders. Ook complimenteert de Raad de pleegouders dat zij in het belang van de kinderen besloten hebben een perspectief biedend pleeggezin te zijn, als dat nodig is. Op basis van het PO en de overige stukken in het dossier acht de Raad het op dit moment niet mogelijk dat de kinderen weer bij de moeder gaan wonen. Er zijn zorgen bij de moeder en daarvoor heeft zij hulp nodig. De Raad hoopt binnen een halfjaar het onderzoek naar de GBM te hebben afgerond. Binnen dat onderzoek zal ook gekeken worden naar de mogelijkheden van de contacten tussen de kinderen en de moeder.

De nadere beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de rechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Het is voor de rechtbank heel duidelijk en ook invoelbaar dat de moeder zelf voor haar kinderen wil zorgen. De rechtbank is het echter ook duidelijk dat de moeder al gedurende een lange tijd geen stabiel leven heeft en dat het voor haar vanwege haar problematiek lastig is om voor zichzelf te zorgen, laat staan om daarbij ook nog goed genoeg te zorgen voor haar twee jongste kinderen. De rechtbank overweegt verder als volgt.
Zoals reeds in de eerdere beschikkingen van de rechtbank, maar ook door het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch is overwogen zijn de kinderen in augustus 2020 uithuisgeplaatst omdat de moeder hen de noodzakelijke veiligheid niet of onvoldoende kon bieden. Sindsdien bestond er onvoldoende duidelijkheid over de psychische toestand van de moeder en over de vraag of de moeder voldoende draagkracht heeft om volledig voor de kinderen te zorgen. De door de rechtbank benoemde deskundige heeft naar aanleiding van het PO geconcludeerd dat er sprake is van persoonlijkheidsproblematiek bij de moeder die zich met name uit in hechtingsproblematiek met betrekking tot intieme relaties, onrijpe emotionaliteit en coping. Daarnaast is er sprake van instabiliteit in belangrijke levensgebieden, en moeite met zelfstandig dingen ondernemen en zelfstandig functioneren zonder steun van anderen.
De deskundige heeft daarbij aangegeven dat de moeder langdurige begeleiding (via [zorginstelling] ) nodig heeft om optimaal te kunnen functioneren. Voorts is aanbevolen dat de moeder psycho-educatie krijgt over haar problematiek. Daarnaast zouden de sociale vaardigheden, de weerbaarheid en de zelfstandigheid verstevigd moeten worden zodat zij beter kan omgaan met complexe interpersoonlijke situaties. Hiertoe zou een ambulante poliklinische behandeling bij een psychiatrisch verpleegkundige of psycholoog aangewezen kunnen worden, het liefst bij een cultuur sensitieve instelling.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de bevindingen van [zorginstelling] tijdens de begeleide omgang. Waargenomen is dat de moeder het op momenten lastig vindt om sensitiviteit richting de kinderen te tonen. De moeder laat inconsistent sensitiviteit zien. Dat wil zeggen dat haar stemming richting de kinderen fluctueert en daardoor niet altijd duidelijk is voor de kinderen. Het lukt de moeder niet om emotioneel beschikbaar te zijn voor de kinderen, zoals bij zorgen over de financiën. Wat betreft het structuren van de omgang wordt gezien dat de moeder moeite heeft met het overzicht te behouden. Het lijkt de moeder met momenten te ontbreken aan inzicht. De aansluiting, vanwege de taal, maar mogelijk ook door de vaardigheden van de moeder lijken soms lastig te zijn. Het lijkt [zorginstelling] om die reden niet wenselijk om de omgangen uit te breiden. De moeder zal eerst moeten worden verstevigd in haar ouderschap waarbij vooral aandacht moet zijn voor:
- creëren van overzicht;
- inzicht in gevolgen van keuzes, vooraf inschatten en nadenken over wat gevolgen zouden kunnen zijn;
- afstemmen op de emoties van de kinderen.
Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de moeder hulp nodig heeft om haar leven weer op de rit te krijgen en dat zij nu niet in staat is om de zorg en opvoeding van de kinderen op zich te nemen. In het licht van het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat er nog steeds voldaan is aan de wettelijke vereisten voor het verlengen van de ondertoezichtstelling. Tevens is de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en is het noodzakelijk dat hun verblijf in het pleeggezin wordt voortgezet.
Gelet op de beschreven problematiek bij de moeder en de nog in te zetten benodigde hulp ziet de rechtbank geen aanleiding om de duur van de uithuisplaatsing te bekorten. De verzoeken van de GI zullen dan ook worden toegewezen.
De rechtbank geeft de GI wederom als doel van de ondertoezichtstelling mee dat het belangrijk is dat er ingezet wordt op het contact tussen de moeder en de kinderen. Nu er meer duidelijkheid is over de problematiek van de moeder kan daarmee rekening gehouden worden bij het aanbieden van de handvaten tijdens de begeleide omgangen. Uiteraard dienen de behoeften en de mogelijkheden van de kinderen daarbij niet uit het oog te worden verloren.
De rechtbank overweegt nog als volgt. De rechtbank heeft begrepen dat de jeugdzorgwerker ondanks haar vrije dag en het feit dat er in de jeugdzorg gestaakt wordt tijdens de mondelinge behandeling aanwezig was, hetgeen de rechtbank zeer waardeert. De jeugdzorgwerker is een betrokken jeugdzorgwerker en er is blijkens de stukken en de vastgestelde problematiek bij de moeder naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie dat door toedoen van de GI de kinderen langer dan noodzakelijk uithuisgeplaatst zouden zijn, zoals door de advocaat wordt betoogd.
Voorts acht de rechtbank het bewonderingswaardig dat de pleegouders ondanks hun leeftijd het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorop hebben gezet en hebben aangeboden om blijvend, indien nodig, hun pleegouders te zijn. Het is mooi dat zij dit voor de kinderen kunnen doen. Daarbij is het knap van de moeder dat zij – ondanks haar verdriet – wel ziet dat de kinderen het goed hebben bij de pleegouders.
De rechtbank zal, gelet op de aard daarvan, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van negen maanden, met ingang van 21 februari 2023 tot 21 november 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van negen maanden, met ingang van 21 februari 2023 tot 21 november 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2023 door
mr. Hamburger, voorzitter, mr. De Beer en mr. Combee, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van Can, als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.