Uitspraak
1.De procedure
- de akte van [gedaagde] ;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Thuisvester en een gedaagde partij. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. De eisende partij, Thuisvester, stelde dat de gedaagde zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde had, wat in strijd is met artikel 7.2 van de algemene voorwaarden. De gedaagde had de mogelijkheid om stukken in te dienen ter onderbouwing van zijn verweer, maar heeft dit nagelaten. De kantonrechter oordeelde dat Thuisvester voldoende bewijs had geleverd dat de gedaagde niet in het gehuurde woonde, en dat dit een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst opleverde.
De kantonrechter weegt de belangen van beide partijen. Thuisvester heeft belang bij daadwerkelijke bewoning van het gehuurde, gezien de krapte op de woningmarkt. De gedaagde heeft aangevoerd dat hij problemen kan ondervinden met verzekeraars en financiële instellingen als hij zijn woning verliest. Ondanks dit belang oordeelt de kantonrechter dat de tekortkoming van de gedaagde zwaarder weegt, en dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming gerechtvaardigd zijn. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om het gehuurde binnen twee weken na betekening van het vonnis te ontruimen en heeft de proceskosten aan de zijde van Thuisvester vastgesteld op € 413,03. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 404,03 per maand na de ontbinding van de huurovereenkomst.