Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- het deskundigenbericht,
2.De verdere beoordeling
salaris gemachtigde € 2.366,00(2 x tarief IV € 1.183,00)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de wederzijdse dwaling bij de koop van een woning centraal. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C.P.M. van Dun, heeft een woning gekocht voor € 358.000, maar stelt dat hij deze voor een lagere prijs had gekocht als hij had geweten dat de woning de bestemming bedrijfswoning had. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen geoordeeld dat zowel de eiser als de gedaagden, vertegenwoordigd door advocaten mr. M.C. Franken-Schoemaker en mr. M.J.M. Voogt, tijdens de totstandkoming van de koopovereenkomst hebben gedwaald over deze bestemming.
De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de marktwaarde van de woning op de peildatum van 23 juni 2010 vast te stellen. De deskundige concludeert dat de marktwaarde € 335.000 was, wat betekent dat het nadeel voor de eiser € 23.000 bedraagt. De rechtbank oordeelt dat dit nadeel gelijkelijk tussen de partijen moet worden verdeeld, waardoor de koopprijs van de woning wordt gewijzigd naar € 346.500. De rechtbank wijst een bedrag van € 11.500 toe aan de eiser, dat binnen twee weken na het vonnis moet worden betaald.
Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de eiser tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat deze niet aan de wettelijke eisen voldeed. De proceskosten worden gecompenseerd tussen de eiser en de gedaagden sub 2 en 3, terwijl de eiser in de proceskosten van gedaagde sub 1 wordt veroordeeld. De rechtbank verklaart dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van wederzijdse dwaling en wijst het meer of anders gevorderde af.