ECLI:NL:RBZWB:2023:1235

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
405916_E17022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Oijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 17 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1946. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een periode van zes maanden, op basis van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt verblijft in een accommodatie en heeft aangegeven dat hij zijn verblijf daar niet wil voortzetten. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 februari 2023 waren de cliënt, zijn dochter, de behandelend arts en een verpleegkundige aanwezig.

De cliënt heeft verklaard dat hij zich verveelt en geen aansluiting voelt met andere cliënten. Zijn advocaat heeft primair afwijzing van het verzoek bepleit, maar subsidiair verwezen naar het oordeel van de rechtbank. De dochter van de cliënt bevestigde zijn wens om te vertrekken, terwijl de arts aangaf dat terugkeer naar huis onveilig zou zijn en dat de cliënt zorgmijdend is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, vermoedelijk een combinatie van vasculaire dementie en type Alzheimer, wat leidt tot ernstig nadeel voor zowel de cliënt als anderen.

De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar. De rechterlijke machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 17 augustus 2023, met de aanbeveling aan de zorgaanbieder om het verblijf voor de cliënt aangenamer te maken. De beschikking is mondeling gegeven en op 23 februari 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/405916 / FA RK 23/496
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 17 februari 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1946 te [geboorteplaats] ,
verblijvende aan de [verblijfsadres] , in de accommodatie van [naam accommodatie] , locatie [afdeling] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. J. Nederlof te Tilburg.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 1 februari
2023. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de aanvraag van 11 januari 2023;
  • de medische verklaring van 4 januari 2023;
  • het zorgplan van 20 januari 2023;
  • het indicatiebesluit van 1 maart 2022.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 februari 2023, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door mr. Nederlof;
  • mw. [dochter cliënt] , de dochter van cliënt;
  • dr. [naam arts] , arts;
  • [naam verpleegkundige] , verpleegkundige en zorgcoördinator.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.De standpunten

3.1
Cliënt heeft, samengevat, aangegeven dat hij zijn verblijf in de accommodatie niet wil voortzetten. Hij verveelt zich en voelt geen aansluiting met de andere cliënten in de accommodatie. Hij is liever op zichzelf. Het liefste wil cliënt terugkeren naar zijn eigen omgeving. Omdat cliënt zijn verblijf in de accommodatie niet wil voortzetten, heeft de advocaat, namens cliënt, primair afwijzing van het verzoek bepleit. De advocaat stelt daarnaast dat cliënt lijdt aan een psychische stoornis en dat daaruit ernstig nadeel voortvloeit. Het verblijf van cliënt in de thuissituatie is volgens de advocaat bovendien onhoudbaar en hij ziet geen alternatieve mogelijkheden dan opname en verblijf in de accommodatie. Gelet hierop refereert de advocaat zich subsidiair aan het oordeel van de rechtbank over de beslissing op het verzoek.
3.2
De dochter van cliënt heeft, samengevat, aangegeven dat zij bekend is met de wens van cliënt om te vertrekken uit de accommodatie. Hoewel cliënt weet dat hij zorg en begeleiding nodig heeft, wil hij hier niet zijn.
3.3
De arts heeft, samengevat, aangegeven dat cliënt niet kan terugkeren naar huis, omdat daar voor hemzelf en anderen onveilige situaties zullen ontstaan. Daarnaast is hij zorgmijdend. Na zijn plaatsing in de accommodatie en een periode van wennen, is er volgens de arts bij cliënt sprake van aanhoudend verzet tegen zijn opname en verblijf. Daarbij probeert cliënt soms om daadwerkelijk naar buiten te gaan en weg te lopen, waarbij hij verkeersgevaarlijk gedrag vertoont. Cliënt heeft daarentegen baat bij de geboden begeleiding en structuur op de afdeling. Gelet hierop is een rechterlijke machtiging naar de mening van de arts noodzakelijk. De arts heeft ten slotte aangegeven dat cliënt naar buiten mag onder begeleiding van het zorgpersoneel, individueel of met de wandelgroep, of met familie.

4.De beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, vermoedelijk een combinatie van vasculaire dementie en type Alzheimer.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel en ernstige psychische schade voor een ander. De rechtbank overweegt in dat verband dat cliënt onder invloed van bovengenoemde psychogeriatrische aandoening kampt met achterdocht, onrust en gespannenheid en dat hij ontremd gedrag vertoont. In de thuissituatie raakte hij bovendien in paniek wanneer zijn echtgenote niet aanwezig was en vertoonde hij in toenemende mate dwaalgedrag. In combinatie met slecht zicht, is hij bovendien val-, brand- en verkeersgevaarlijk.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Gelet op bovengenoemde zorgen en omdat zijn echtgenote de zorg voor cliënt niet meer aankan, is het verblijf van cliënt in de thuissituatie niet meer mogelijk.
4.4
Aangezien cliënt 24-uurs zorg, toezicht en begeleiding nodig heeft, zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt heeft aangegeven dat hij niet in de accommodatie wil verblijven, omdat hij het daar niet naar zijn zin heeft. Hij wil graag terugkeren naar zijn eigen omgeving. Daarnaast heeft hij in de afgelopen periode daadwerkelijk verzet vertoond tegen zijn opname en verblijf in de accommodatie door weg te lopen.
4.6
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van cliënt als bedoeld in de Wzd. De rechterlijke machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, tot en met 17 augustus 2023. De rechtbank verzoekt ten slotte aan de zorgaanbieder, gezien de wensen en behoeften van cliënt, om zich blijvend in te spannen om het verblijf van cliënt in de accommodatie voor hemzelf aangenamer te maken.

5.De beslissing

De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1946 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 augustus 2023.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2023 door mr. Van Oijen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier, en op 23 februari 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.