Op 17 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1946. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een periode van zes maanden, op basis van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt verblijft in een accommodatie en heeft aangegeven dat hij zijn verblijf daar niet wil voortzetten. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 februari 2023 waren de cliënt, zijn dochter, de behandelend arts en een verpleegkundige aanwezig.
De cliënt heeft verklaard dat hij zich verveelt en geen aansluiting voelt met andere cliënten. Zijn advocaat heeft primair afwijzing van het verzoek bepleit, maar subsidiair verwezen naar het oordeel van de rechtbank. De dochter van de cliënt bevestigde zijn wens om te vertrekken, terwijl de arts aangaf dat terugkeer naar huis onveilig zou zijn en dat de cliënt zorgmijdend is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, vermoedelijk een combinatie van vasculaire dementie en type Alzheimer, wat leidt tot ernstig nadeel voor zowel de cliënt als anderen.
De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar. De rechterlijke machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 17 augustus 2023, met de aanbeveling aan de zorgaanbieder om het verblijf voor de cliënt aangenamer te maken. De beschikking is mondeling gegeven en op 23 februari 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.