ECLI:NL:RBZWB:2023:1243
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de waardebeschikking en aanslag onroerendezaakbelastingen met betrekking tot een woning
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 22 februari 2023, is de rechtbank tot een oordeel gekomen over de waardebeschikking en de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) voor het jaar 2020. De zaak betreft een geschil tussen de belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben van Previcus Vastgoed B.V., en de heffingsambtenaar van de gemeente Geertruidenberg, alsook de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Justitie en Veiligheid. De rechtbank bekrachtigt het compromis dat partijen hebben bereikt over de WOZ-waarde, die is vastgesteld op € 215.000, en de bijbehorende aanslag OZB. Dit compromis volgt op een eerdere waardebeschikking van de heffingsambtenaar, die de waarde van de woning op € 224.000 had vastgesteld.
De rechtbank heeft ook de nevenverzoeken van de belanghebbende behandeld, waaronder een verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn met ongeveer 12 maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van in totaal € 1.000, waarvan € 83,33 voor rekening van de heffingsambtenaar en € 916,67 voor de Staat der Nederlanden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, en de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de belanghebbende ter hoogte van € 2.266, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 48.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak kan worden ingediend bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.