In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 februari 2023, is een bevoegdheidsincident aan de orde. Eiseres in de hoofdzaak, een B.V., heeft gedaagden in de hoofdzaak aangesproken tot betaling van € 25.000,00, voortvloeiend uit een aannemingsovereenkomst waarop de Algemene Voorwaarden voor Aanneming van Werk 2013 (AVA 2013) van toepassing zijn. Gedaagden in de hoofdzaak hebben een incidentele conclusie tot onbevoegdheid ingediend, stellende dat de kantonrechter niet bevoegd is omdat de geschillen volgens artikel 17 lid 1 AVA 2013 beslecht dienen te worden door de Raad van Arbitrage voor de Bouw (RvA). Eiseres heeft echter afstand gedaan van het meerdere boven € 25.000,00, waardoor het geschil onder de competentie van de kantonrechter valt, zoals bepaald in artikel 93 Rv.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat, ondanks de afstand van recht in artikel 17 lid 5 AVA 2013, artikel 17 lid 6 AVA 2013 een uitzondering biedt voor geschillen die tot de competentie van de kantonrechter behoren. De rechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiseres, die beperkt is tot € 25.000,00, onder deze uitzondering valt. De vordering van gedaagden in het incident om de kantonrechter zich onbevoegd te verklaren is afgewezen. De kantonrechter heeft de kosten van het incident aan gedaagden in de hoofdzaak opgelegd, en de zaak is verwezen naar een rolzitting voor het nemen van een conclusie van antwoord door gedaagden.
De uitspraak benadrukt de toepassing van arbitrageclausules in aannemingsovereenkomsten en de voorwaarden waaronder een partij kan afzien van het recht om een geschil aan de gewone rechter voor te leggen. De rechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de kantonrechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, wat leidt tot de afwijzing van de incidentele vordering van gedaagden in het incident.