ECLI:NL:RBZWB:2023:1293

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
10292483_E10022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens bedreiging en intimidatie door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonzorg Nederland en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Woonzorg vorderde de ontruiming van de woning van [gedaagde sub 2] en een gebiedsverbod, omdat [gedaagde sub 2] zich herhaaldelijk beledigend en bedreigend had uitgelaten jegens medewerkers van Woonzorg en omwonenden. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van [gedaagde sub 2] een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst opleverde, waardoor Woonzorg niet langer kon worden gevergd de huurovereenkomst voort te zetten. De ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Het gevorderde gebiedsverbod werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat het belang van [gedaagde sub 2] om zijn zieke tante te bezoeken zwaarder woog dan de belangen van Woonzorg en haar medewerkers. De rechtbank veroordeelde [gedaagde sub 1] in de proceskosten van Woonzorg, die op € 917,47 werden begroot, inclusief de kosten van de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10292483 VV EXPL 23-2
vonnis in kort geding d.d. 10 februari 2023
inzake
stichting Stichting Woonzorg Nederland,
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Amstelveen,
eiseres,
gemachtigde: mr. P.L.T. Roks, advocaat te Tilburg,
tegen
1. [gedaagde sub 1]in de hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [naam 1] , geboren op [geboortedag] 1972, wonende te [woonadres] , wonende en zaakdoende te [plaats] ,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonadres] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. G. Konus, advocaat te Oosterhout.
Partijen zullen hierna Woonzorg, de bewindvoerder en [gedaagde sub 2] worden genoemd.
De bewindvoerder en [gedaagde sub 2] zullen gezamenlijk ook worden aangeduid als [gedaagden] .

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 23 januari 2023 met producties 1 tot en met 43;
b. de conclusie van antwoord;
c. de e-mail van 26 januari 2023 van Woonzorg met productie 44.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 januari 2023. Ter zitting waren aanwezig [naam 2] (woonconsulente) namens Woonzorg, bijgestaan door mr. Roks voornoemd, alsmede [gedaagden] , bijgestaan door mr. Konus voornoemd. Tevens waren als toehoorders aanwezig de heer [naam 3] (voorzitter van de bewonerscommissie) met zijn echtgenote. [gedaagden] heeft ter zitting nog twee briefjes overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

2.Het geschil

2.1
Woonzorg vordert bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, voor zover
mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de bewindvoerder te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, de woning te [woonadres] te ontruimen en te verlaten, met alle goederen en al de personen die zijdens [gedaagde sub 2] in voormelde woning verblijven en deze woning ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen onder afgifte van de sleutels;
II. [gedaagde sub 2] te verbieden om zich, gedurende twaalf maanden na ontruiming van het gehuurde, binnen een afstand van 50 meter, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen afstand, van het [wooncomplex] te begeven;
III. [gedaagde sub 2] te veroordelen om aan Woonzorg een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat hij niet aan het sub II uitgesproken gebiedsverbod voldoet, tot een maximum van € 25.000,00;
IV. Woonzorg te machtigen om het gebiedsverbod sub II zo nodig te doen naleven met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
V. de bewindvoerder te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
2.2
De bewindvoerder en [gedaagde sub 2] voeren verweer en concluderen tot afwijzing
van de vordering, met veroordeling van Woonzorg in de proceskosten en nakosten.
2.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
- Met ingang van 1 juni 2021 is er een huurovereenkomst gesloten tussen Woonzorg en [gedaagde sub 2] voor de woning, staande en gelegen te [woonadres] (hierna: de woning / het gehuurde). Daarvoor woonde [gedaagde sub 2] aan de [adres 1] .
- Op de gesloten huurovereenkomst zijn algemene huurvoorwaarden (hierna: huurvoorwaarden) van toepassing.
- In artikel 7.12 van de huurvoorwaarden staat, voor zover hier relevant, het volgende vermeld:
“Het is de huurder verboden: (…)
Medewerkers van Woonzorg Nederland of personen die namens de verhuurder in of rond de woning aanwezig zijn uit te schelden, te bedreigen of fysiek te belagen. Dit gedrag zal leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst.”
- Bij beschikking van 8 februari 2019 heeft de kantonrechter te Tilburg een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [gedaagde sub 2] . Bij beschikking van 5 januari 2022 is de vorige bewindvoerder ontslagen en is de huidige bewindvoerder [gedaagde sub 1] tot bewindvoerder benoemd.
- Op 23 december 2021 heeft de bewoner van [huisnummer 1] (de heer [naam 3] , voorzitter van de bewonerscommissie) verklaard dat hij door [gedaagde sub 2] is bedreigd.
- [gedaagde sub 2] heeft zich in de periode van zijn interne verhuizing van [adres 1] naar [woonadres] (rond mei/juni 2021) bedreigend en beledigend uitgelaten jegens [naam 5] , werkzaam als bewonersconsulent bij Woonzorg.
- [gedaagde sub 2] heeft [naam 4] , werkzaam als opzichter bij Woonzorg, in augustus 2021 beledigd en bedreigd.
- Bij brief van 10 september 2021 heeft [gedaagde sub 2] van Woonzorg een waarschuwing gekregen over zijn agressieve houding en het uiten van bedreigingen naar haar medewerkers.
- Wegens het langdurig achterlaten van spullen op de galerij is [gedaagde sub 2] door de opzichter [naam 4] in september 2021 aangesproken. [gedaagde sub 2] heeft hem op
27 september 2021 opnieuw beledigd en bedreigd.
- Bij brief van 8 oktober 2021 is [gedaagde sub 2] wederom over zijn gedrag aangeschreven en is hem bij brief van 8 november 2021 een gedragsaanwijzing toegezonden die [gedaagde sub 2] heeft geweigerd.
- Bij e-mail van 1 augustus 2022 heeft [gedaagde sub 2] zich agressief uitgelaten jegens [naam 6] , werkzaam als bewonersconsulente bij Woonzorg.
- Bij brief van 1 augustus 2022 van Woonzorg is [gedaagde sub 2] wederom aangeschreven over zijn gedrag jegens haar medewerkers.
- Bij e-mail van 3 augustus 2022 heeft [gedaagde sub 2] zich nogmaals agressief uitgelaten jegens [naam 6] , waarna deze medewerker heeft aangegeven zich niet langer veilig te voelen om haar werk als bewonersconsulente uit te voeren.
- Bij e-mail van 14 augustus 2022 heeft [gedaagde sub 2] zich wederom jegens bewonersconsulente [naam 6] , beledigend en agressief uitgelaten.
- Op 17 november 2022 is bewonersconsulente [naam 7] door [gedaagde sub 2] uitgescholden en bedreigd, waarna zij heeft aangegeven zich niet veilig te voelen en haar werkzaamheden als bewonersconsulente niet meer te durven uitvoeren.
- Bij brief van 17 november 2022 is [gedaagde sub 2] weer over zijn gedrag aangeschreven.
- Wegens het gedrag van [gedaagde sub 2] jegens medewerkers van Woonzorg en de daarmee volgens Woonzorg gepaard gaande veiligheidsrisico’s worden er vanaf 17 november 2022 tot heden geen fysieke bewonersspreekuren meer gehouden in het wooncomplex.
- Op 2 januari 2023 is in de containerruimte brand ontstaan.
- Bij brief van 3 januari 2023 is [gedaagde sub 2] in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst te beëindigen. [gedaagde sub 2] heeft hieraan geen gevolg gegeven.
- Op 5 januari 2023 heeft [gedaagde sub 2] een buurtbewoner ( [huisnummer 2] ) geïntimideerd.
- Op 7 januari 2023 heeft [naam 3] aangifte gedaan van bedreiging door [gedaagde sub 2] .
- Om de veiligheid van bewoners en medewerkers te garanderen heeft Woonzorg diverse beveiligingscamera’s geplaatst en vanaf 12 januari 2023 24 uurs fysieke beveiliging ingeschakeld.
- Bij e-mail van 23 januari 2023 heeft een buurtbewoner aan Woonzorg laten weten dat hij zich nog altijd onveilig voelt.
3.2
Woonzorg vordert ontruiming van het gehuurde en een gebiedsverbod. Zij voert daartoe aan dat [gedaagde sub 2] zich niet als een goed huurder gedraagt, omdat hij onaanvaardbare scheldwoorden gebruikt en zich bedreigend en agressief uitlaat jegens omwonenden en medewerkers van Woonzorg. Daarnaast staat volgens Woonzorg vast dat de brand op 2 januari 2023 in de containerruimte door [gedaagde sub 2] opzettelijk is gesticht. Bovendien zijn er eerder branden geweest in de containerruimte korte tijd nadat er sprake was geweest van een conflict tussen Woonzorg en [gedaagde sub 2] . Het gedrag van [gedaagde sub 2] vormt een voortdurende bedreiging voor de veiligheid van omwonenden en medewerkers van Woonzorg. Medebewoners zijn bang voor [gedaagde sub 2] en voelen zich niet veilig in hun eigen woonomgeving. Daarnaast zijn fysieke bewonersspreekuren afgeschaft omdat ook medewerkers van Woonzorg bang zijn voor [gedaagde sub 2] . Ondanks zes aanschrijvingen om zijn gedrag aan te passen, is [gedaagde sub 2] niet bereid geweest om afspraken te maken en zijn agressieve houding en het uiten van bedreigingen te stoppen. Vier bewoners zijn ontzettend bang. [naam 3] en zijn echtgenote durven het complex niet meer in te gaan. Gelet op de ernstige zorgen voor de veiligheid heeft Woonzorg spoedeisend belang bij de vordering het gehuurde te ontruimen. Omdat er gegronde vrees bestaat dat [gedaagde sub 2] ook na een ontruiming nog de confrontatie wil en zal zoeken met omwonenden en/of medewerkers van Woonzorg heeft zij recht op en spoedeisend belang bij toewijzing van een gebiedsverbod. Subsidiair kan Woonzorg zich erin vinden indien er een verbod komt dat [gedaagde sub 2] verboden wordt om zich in het [wooncomplex] te begeven. Het is aannemelijk dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde in een bodemprocedure zal worden toegewezen, gelet op de ernst van de tekortkoming, aldus Woonzorg.
3.3
[gedaagde sub 2] heeft als verweer – samengevat – het volgende aangevoerd. [gedaagde sub 2] kan de klachten die over hem zijn geuit niet plaatsen. Hij was in de veronderstelling dat hij een goede band en relatie had met zijn buren. Hij is geliefd en wordt vaak door zijn buren benaderd. [gedaagde sub 2] erkent dat hij boos kan reageren, maar hij gaat niet over tot daadwerkelijke agressie. Hij gaat aan individuele agressietherapie beginnen. De intake is op 23 februari 2023. [gedaagde sub 2] betwist dat hij [naam 3] heeft bedreigd. Met betrekking tot de brand van 2 januari 2023 voert [gedaagde sub 2] aan dat hij een sigaret niet goed heeft uitgedrukt en deze kennelijk zo in een vuilniszak heeft gestopt. Deze zak heeft hij vervolgens weggegooid in de verkeerde container, waardoor de brand is ontstaan. Er was geen sprake van opzet maar van onoplettendheid. Hij had niets te maken met de andere branden. Dat is ook nooit aangetoond. Voor [gedaagde sub 2] was het niet duidelijk wat een gedragsaanwijzing zou inhouden en wat de gevolgen zouden zijn. Hij is alsnog bereid om een gedragsaanwijzing aan te gaan. Bij toewijzing van de ontruiming zal [gedaagde sub 2] geen woonruimte meer hebben, waardoor hij op straat zal belanden. Gezien de omstandigheden in dit geval, zoals het ontbreken van een gedragsaanwijzing en het betwisten van de klachten, is ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd. Ook het gevorderde gebiedsverbod betreft een vergaande maatregel om zich vrijelijk te bewegen en dient te worden afgewezen. Het [wooncomplex] is gelegen in het centrum van Tilburg. Bovendien woont een zieke tante van [gedaagde sub 2] , die moeilijk ter been is en op een scootmobiel rijdt, ook in dat wooncomplex. [gedaagde sub 2] bezoekt zijn tante twee keer per dag en zorgt ook voor haar en doet voor haar boodschappen. Een gebiedsverbod zou met zich meebrengen dat hij zijn tante niet meer kan bezoeken, aldus [gedaagde sub 2] .
3.4
In deze procedure dient te worden beoordeeld of Woonzorg een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening en of aannemelijk is dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het – mede gelet op de belangen van partijen over en weer – gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
3.5
Door [gedaagde sub 2] is het door Woonzorg gestelde spoedeisend belang niet betwist, zodat Woonzorg ontvankelijk is in haar vorderingen.
3.6
Uit de overgelegde videobeelden van de brand in de containerruimte van 2 januari 2023 kan de kantonrechter niet afleiden dat sprake was van opzettelijke brandstichting door [gedaagde sub 2] . Wel vindt de kantonrechter dat [gedaagde sub 2] onzorgvuldig heeft gehandeld door een uitgedrukte sigaret die bij het restafval hoort in de papiercontainer te gooien. Dat er sprake is geweest van andere branden door schuld [gedaagde sub 2] is niet onderbouwd en daarmee niet aannemelijk geworden.
Hoewel [gedaagde sub 2] ontkent dat hij omwonenden bedreigt, heeft hij wel erkend dat hij diverse malen meerdere medewerkers van Woonzorg heeft beledigd, ongepaste woorden jegens hen heeft gebruikt en in zijn boosheid zich jegens hen intimiderend en bedreigend heeft uitgelaten. Bovendien ontkent [gedaagde sub 2] niet dat de fysieke bewonersspreekuren zijn stopgezet omdat medewerkers bang zijn voor hem. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat omwonenden als gevolg van zijn gedrag bang zijn voor [gedaagde sub 2] en zich niet veilig voelen in het wooncomplex.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter levert het gedrag van [gedaagde sub 2] een ernstige tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst en kan van Woonzorg niet worden gevergd dat zij de huurovereenkomst langer voortzet. Het woonbelang van [gedaagde sub 2] weegt niet op tegen het belang van Woonzorg bij het zorgen voor een veilig werkklimaat voor haar medewerkers en bij het beschermen van het ongestoord woongenot van haar andere huurders. Mede gelet op de zes waarschuwingsbrieven moet het voor [gedaagde sub 2] duidelijk zijn geweest dat Woonzorg zijn gedrag niet tolereert. Dat [gedaagde sub 2] mogelijk niet heeft bedoeld om agressief en dreigend over te komen en zich wil laten behandelen door een agressieregulatietraining te volgen, maakt het ontoelaatbare gedrag dat al geruime tijd plaatsvindt bovendien niet ongedaan. Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de kantonrechter voorshands voldoende komen vast te staan dat de bodemrechter bij een daartoe strekkende vordering zal oordelen dat er grond is voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De gevorderde ontruiming is dan ook toewijsbaar, met dien verstande dat de kantonrechter aanleiding ziet om de ontruimingstermijn vast te stellen op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.7
De kantonrechter stelt voorop dat een locatie- en gebiedsverbod zoals gevorderd een inbreuk vormt op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen en dat voor het opleggen van een dergelijke ingrijpende maatregel sprake moet zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
Vast staat dat [gedaagde sub 2] zich gedurende langere tijd ernstig heeft misdragen. Gelet op de aard van die misdragingen, acht de kantonrechter het aannemelijk dat de omwonenden van [gedaagde sub 2] en medewerkers van Woonzorg bang voor hem zijn geworden.
Anderzijds is gebleken dat een zieke tante van [gedaagde sub 2] die slecht ter been is ook in het [wooncomplex] woont. Onbetwist is gelaten dat [gedaagde sub 2] haar twee keer per dag bezoekt en dat hij boodschappen voor haar doet. Het belang van [gedaagde sub 2] om zich vrijelijk te kunnen bewegen om zijn zieke tante te kunnen bezoeken, weegt daarom naar het oordeel van de kantonrechter vooralsnog zwaarder dan het belang van Woonzorg en haar bewoners en medewerkers om niet met [gedaagde sub 2] geconfronteerd te worden. Daarbij heeft de kantonrechter in aanmerking genomen dat het gedrag van [gedaagde sub 2] vaak een reactie is geweest op door hem ervaren onrecht. Hoewel dit niet afdoet aan de verwijtbaarheid van zijn gedrag, acht de kantonrechter het aannemelijk dat [gedaagde sub 2] zich anders zal gedragen als er geen rechtstreeks contact is met omwonenden en medewerkers van Woonzorg. Ook de agressieregulatietraining waarvoor [gedaagde sub 2] is aangemeld zou hieraan kunnen bijdragen. Mocht [gedaagde sub 2] zich na de ontruiming toch intimiderend of bedreigend uitlaten jegens omwonenden of medewerkers van Woonzorg dan staat het Woonzorg vrij om opnieuw een gebiedsverbod te vorderen. De kantonrechter zal het gevorderde locatie- en gebiedsverbod op dit moment afwijzen.
3.8
[gedaagde sub 2] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding.
De kosten aan de zijde van Woonzorg worden begroot op:
- dagvaarding € 260,47
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde
€ 529,00
Totaal € 917,47
3.9
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en [gedaagde sub 2] niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van Woonzorg aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. De nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van € 132,00), zijnde een bedrag van € 132,00. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend.

4.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde sub 1] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde sub 2] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning te [woonadres] te ontruimen met alle goederen en al de personen die zijdens [gedaagde sub 2] in voormelde woning verblijven en deze woning ter vrije en algehele beschikking van Woonzorg te stellen onder afgifte van de sleutels;
veroordeelt [gedaagde sub 1] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde sub 2] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Woonzorg tot op heden begroot op € 917,47, daarin begrepen een bedrag van € 529,00 als salaris voor de gemachtigde van Woonzorg;
veroordeelt [gedaagde sub 1] in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde sub 2] om aan Woonzorg te betalen de nakosten, welke voorwaardelijk worden begroot op € 132,00 voor het geval dat Woonzorg veertien dagen na aanschrijving door Woonzorg niet heeft voldaan aan de bij dit vonnis uitgesproken veroordeling, te vermeerderen met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na die termijn is betekend;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben, en in het openbaar uitgesproken op
10 februari 2023.