In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen de besloten vennootschap Evenementen- & Partycentrum Royal B.V. (hierna: Royal) en een geopposeerde, die in persoon procedeert. Royal had in een eerdere verstekzaak, die op 17 augustus 2022 door de kantonrechter te Tilburg was behandeld, een betalingsverplichting van € 1.252,78 aan de geopposeerde opgelegd gekregen voor de levering van twee stertenten. Royal heeft tegen dit verstekvonnis verzet aangetekend, stellende dat er geen tekortkoming in de nakoming aan zijn zijde was en dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk was ontbonden.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen en dat Royal zijn betalingsverplichting niet was nagekomen. De rechter oordeelde dat de ontbinding van de overeenkomst niet kon worden aangenomen, omdat er geen tekortkoming aan de zijde van de geopposeerde was. De kantonrechter heeft het verzet van Royal ongegrond verklaard en het verstekvonnis bekrachtigd. Tevens is Royal veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure, die aan de zijde van de geopposeerde op nihil zijn begroot, aangezien deze zonder gemachtigde heeft geprocedeerd.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen die voortvloeien uit een koopovereenkomst en de voorwaarden waaronder een overeenkomst kan worden ontbonden. De rechter heeft ook de procedurele aspecten van het verzet behandeld, waarbij werd vastgesteld dat Royal tijdig in verzet was gekomen.