ECLI:NL:RBZWB:2023:1434

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
393682_E01032023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht inzake beroepsarbeidsongeschiktheidsverzekering en aansprakelijkheid verzekeringstussenpersoon

In deze zaak heeft eiser, die een beroepsarbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) heeft afgesloten bij De Zeeuwse, diverse vorderingen ingesteld tegen zowel De Zeeuwse als de verzekeringstussenpersoon ZLM. Eiser vordert onder andere een verklaring voor recht dat hij naar het buitenland kan verhuizen met behoud van zijn uitkering en dat bepaalde artikelen van de algemene voorwaarden buiten toepassing moeten worden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de polis niet verbiedt dat eiser naar het buitenland verhuist en dat de polisvoorwaarden van kracht blijven. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen, omdat deze niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Eiser heeft onvoldoende feiten aangevoerd om te concluderen dat de artikelen onredelijk bezwarend zijn. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de AOV niet als een sommenverzekering kan worden gekwalificeerd, maar als een gemengde verzekering. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser zijn klachtplicht heeft geschonden door te laat te klagen over de vermeende tekortkomingen van ZLM. Eiser is veroordeeld in de proceskosten van zowel ZLM als De Zeeuwse.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/393682 / HA ZA 22-22
Vonnis van 1 maart 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. B.G. Arends te Eindhoven,
tegen
1. de naamloze vennootschap
GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V., handelend onder de naam De Zeeuwse verzekeringen,
gevestigd te Middelburg,
gedaagde,
advocaat mr. M. van der Bent te Middelburg,
2. de onderlinge waarborgmaatschappij
ONDERLINGE VERZEKERING MAATSCHAPPIJ ZLM U.A., handelend onder de naam ZLM Verzekeringen,
gevestigd te Goes,
gedaagde,
advocaat mr. N.F. Klein Nagelvoort te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiser] , De Zeeuwse en ZLM genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 mei 2022.
  • de mondelinge behandeling op 16 november 2022 en de ter gelegenheid daarvan door [eiser] en De Zeeuwse overgelegde spreekaantekeningen
  • de zittingsaantekeningen van de griffier, die aan het procesdossier zijn toegevoegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 2 november 2010 via intermediair ZLM een beroepsarbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij De Zeeuwse. Deze verzekeringsovereenkomst, hierna: AOV, is ingegaan op 11 november 2010.
2.2.
De algemene voorwaarden zelfstandig verzekerd 2008 zijn van toepassing op de AOV. Deze luiden, voor zover van belang, als volgt:
Artikel 1.5. ArbeidsongeschiktheidVan arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake indien er in de directe relatie tot ziekte of ongeval objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde voor ten minste 25 procent ongeschikt is tot het verrichten van de op het polisblad vermelde werkzaamheden (…).Artikel 1.11 JaarinkomenTot het jaarinkomen wordt conform de Wet op de inkomstenbelasting gerekend:voor de zelfstandige: de belastbare winst uit de onderneming vermeerderd met de ondernemersaftrekArtikel 2 Strekking van de verzekeringDeze verzekering heeft tot doel periodieke uitkering te verlenen bij derving van inkomen door de verzekerde ten gevolge van zijn arbeidsongeschiktheid (…)
14.1
De verzekerde is verplicht in geval van arbeidsongeschiktheid, ongeval of een Critical Illness:
a.zich direct onder behandeling van een in Nederland gevestigde en bevoegde arts te stellen en al het mogelijke te doen om zijn herstel te bevorderen en alles na te laten wat zijn herstel kan vertragen of verhinderen;
(…)
c.zich desgevraagd op kosten van de Maatschappij door een door de Maatschappij aan te wijzen arts te laten onderzoeken en deze alle gewenste inlichtingen te verstrekken, respectievelijk zich voor onderzoek te laten opnemen in een door de Maatschappij aan te wijzen ziekenhuis of andere medische instelling;
(…)Artikel 16 Uitkeringen
16.1
Mits verzekerde arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 1.5 voorziet deze verzekering in een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid.Artikel 20 Omvang van de uitkering
20.1
Met inachtneming van het elders in deze polisvoorwaarden en op het polisblad bepaalde bedraagt de uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van:25 tot 35 % 30% van de verzekerde jaarrente80 t/m 100% 100% van de verzekerde jaarrente20.2 Maximale omvangDe maximale omvang van de dekking en uitkering bedraagt maximaal 100%, in het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid, of maximaal 80%, in het tweede en daarop volgende jaren van arbeidsongeschiktheid, van het gemiddelde jaarinkomen van de drie kalenderjaren voorafgaand aan de aanvang van de arbeidsongeschiktheid. Op de maximale uitkering worden uitkeringen uit hoofde van wettelijke arbeidsongeschiktheidsdekkingen en elders lopende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen in mindering gebracht. (…)Artikel 22 Inkomen uit ander beroep tijdens arbeidsongeschiktheidIndien gedurende de arbeidsongeschiktheid inkomen wordt verkregen doordat buiten het eigen bedrijf een ander beroep dan het verzekerde beroep wordt uitgeoefend, zal dit inkomen geheel of gedeeltelijk in mindering worden gebracht op de uitkering uit hoofde van de onderhavige verzekering. Het buiten het eigen bedrijf uitoefenen van een ander beroep dan het verzekerde beroep kan alleen plaatsvinden met toestemming van de Maatschappij en mag de mate van arbeidsongeschiktheid in het verzekerde beroep niet verergeren en de mogelijkheden tot herstel of re-integratie niet belemmeren.“
2.3.
[eiser] heeft het formulier “Model opgaaf gegevens voor de loonheffingen” van De Zeeuwse ingevuld en ondertekend op 22 september 2012. Dit formulier vermeldt, voor zover van belang: “
In de meeste situaties zijn wij verplicht loonheffingen in te houden op uw uitkering. Loonheffingen is de verzamelnaam van loonbelasting/premie volksverzekeringen en de inkomens afhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Met dit formulier geef u deze gegevens op. Verder geeft u aan of u wilt dat wij de loonheffingskorting toepassen. Wij houden dan minder loonbelasting/premie volksverzekeringen in op uw uitkering.
2.4.
[eiser] ontvangt vanaf 26 november 2012 een uitkering onder de AOV op basis van 100% beroepsarbeidsongeschiktheid in verband met reumatische klachten.
2.5.
[eiser] heeft zijn bedrijfsactiviteiten per 12 april 2013 gestaakt.
2.6.
[eiser] heeft de Nederlandse belastingdienst in december 2013 verzocht om toestemming de inhouding van loonheffingen op zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering achterwege te laten vanwege zijn verhuizing naar België. Deze toestemming is door de belastingdienst verleend bij brief van 20 januari 2014. De Zeeuwse heeft bij brief van 24 februari 2014 aan [eiser] bevestigd dat de uitkering vanaf dat moment bruto aan hem zal worden overgemaakt.
2.7.
Tussen [eiser] en de Belgische belastingdienst is in 2014 een discussie ontstaan over de belastbaarheid van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Het Hof van Beroep Antwerpen heeft op 26 mei 2020 bepaald dat de uitkeringen kwalificeren als een naar Belgisch recht belastbaar pensioen.
2.8.
[eiser] heeft in oktober 2016 aan de Zeeuwse doorgegeven dat hij naar Nederland is verhuisd. De Zeeuwse heeft hem in reactie hierop verzocht het bij die reactie gevoegde ‘formulier loonheffing’ in te vullen.
2.9.
Op 7 april 2017 heeft [eiser] ZLM aansprakelijk gesteld voor het feit dat er onvoldoende verzekeringsdekking tot stand is gekomen. ZLM heeft de aansprakelijkstelling van de hand gewezen.
2.10.
Tussen [eiser] en de Zeeuwse heeft overleg plaatsgehad over een mogelijke afkoop van de polis. Daaromtrent is tussen partijen geen overeenstemming bereikt.
2.11.
[eiser] is voornemens te verhuizen naar Spanje alwaar hij een B&B wil gaan exploiteren.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert:
I
a. te verklaren voor recht dat hij naar het buitenland kan verhuizen met behoud van zijn uitkering wegens beroepsarbeidsongeschiktheid;
b. de artikelen 14.1 onder a en c en artikel 14.3 van de algemene voorwaarden 2008 Zelfstandig Verzekerd buiten toepassing te verklaren, omdat het artikel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, althans deze algemene voorwaarden tussen partijen te wijzigen in die zin dat [eiser] op verzoek van De Zeeuwse éénmaal per drie jaar enkel een vraag en antwoordformulier invult over de (on)gewijzigde medische toestand.
c. artikel 22 van de algemene voorwaarden 2008 Zelfstandig Verzekerd buiten toepassing te verklaren omdat het artikel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, althans te verklaren voor recht dat dit artikel niet van toepassing is bij het exploiteren van een B&B in Spanje, omdat er sprake is van een bedrijf;
II
d. te verklaren voor recht dat tussen [eiser] en De Zeeuwse een sommenverzekering is afgesloten;
e. te verklaren voor recht dat De Zeeuwse en/of ZLM jegens [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door niet de vereiste zorg te betrachten die van een verzekeraar mag worden verwacht bij het informeren en adviseren ten behoeve van het afsluiten van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering;
f. te verklaren voor recht dat De Zeeuwse en/of ZLM jegens [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door niet de vereiste zorg te betrachten die van een verzekeraar mag worden verwacht bij het informeren en adviseren ten behoeve van het afsluiten van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering;
g. De Zeeuwse en/of ZLM te veroordelen tot vergoeding van de dientengevolge door [eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
h. De Zeeuwse en/of ZLM te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad
€ 2.775,--, vermeerderd met wettelijke rente;
i. De Zeeuwse en/of ZLM te veroordelen in de proceskosten en nakosten vermeerderd met wettelijke rente;
j. De Zeeuwse en/of ZLM te veroordelen in de nakosten vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
[eiser] voert daartoe, samengevat, het volgende aan. De artikelen 14 en 22 van de algemene voorwaarden zijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, zodat zij buiten toepassing dienen te blijven dan wel gewijzigd dienen te worden indien hij naar het buitenland verhuist De AOV kwalificeert als een sommenverzekering. [eiser] heeft tijdens de bespreking met ZLM voorafgaand aan het afsluiten van de AOV duidelijk aangegeven een inkomensonafhankelijke verzekering te wensen en ZLM heeft haar zorgplicht als intermediair heeft geschonden door onjuiste, onduidelijke en misleidende informatie te verschaffen en geen passend product te adviseren, waardoor [eiser] schade heeft geleden. ZLM is volgens [eiser] aan te merken als hulppersoon van De Zeeuwse, zodat zij ook aansprakelijk is voor het schenden van de zorgplicht door ZLM. [eiser] stelt tijdig te hebben geklaagd. Hij stelt op 22 november 2010 telefonisch contact te hebben opgenomen met ZLM om aan te geven dat de voorwaarden bij de AOV niet conform zijn wensen waren en betwist de brief van 5 januari 2011 te hebben ontvangen.
3.3.
De Zeeuwse en ZLM voeren verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen. Samengevat voeren zij daartoe het volgende aan. De polisvoorwaarden zijn niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De onderhavige AOV kwalificeert niet als een sommenverzekering maar als een schadeverzekering, hetgeen onder andere volgt uit artikel 22 van de algemene voorwaarden. [eiser] is goed geïnformeerd en hem is een passende verzekering geadviseerd. Verwezen wordt naar de per mail aan [eiser] gestuurde offertes, het adviesgesprek op 2 november 2010, waarbij het klantprofiel is ingevuld en voor akkoord door [eiser] is ondertekend en de brief van 5 januari 2011 met een overzicht van de uitgangspunten van de AOV en de wensen van [eiser] . De Zeeuwse is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de AOV en ZLM kwalificeert niet als hulppersoon van De Zeeuwse. [eiser] heeft zijn klachtplicht in de zin van artikel 6:89 BW geschonden, nu hij pas voor het eerst op 7 april 2017 heeft geklaagd, terwijl hij reeds in november 2010 dan wel januari 2011 op de hoogte was dan wel had behoren te zijn van het feit dat hij geen inkomensonafhankelijke AOV had afgesloten. Betwist wordt dat [eiser] op 22 november 2010 telefonisch contact heeft opgenomen met ZLM. De door [eiser] opgevoerde schadeposten worden betwist evenals de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal de vorderingen van [eiser] hierna achtereenvolgens bespreken.
Vordering I a
4.2.
De rechtbank overweegt dat de polis die [eiser] heeft afgesloten bij de Zeeuwse blijft gelden indien hij verhuist naar het buitenland. De polis verbiedt een verhuizing naar het buitenland niet. De Zeeuwse heeft onweersproken gesteld dat zij nooit het standpunt heeft ingenomen dat de verzekering niet kan worden voortgezet indien [eiser] naar het buitenland verhuist en dat zij slechts heeft aangegeven dat bij een verhuizing naar het buitenland de polisvoorwaarden van kracht blijven. Het enkele feit dat [eiser] naar het buitenland verhuist maakt dan ook niet dat hij zijn uitkering verliest. Deze vordering zal gelet daarop worden afgewezen wegens gebrek aan belang.
Vordering I b
4.3.
De artikelen waarvan [eiser] buiten toepassing verklaring dan wel wijziging vordert zijn polisvoorwaarden die zien op de mogelijkheid van herstel (14.1 onder a) en controle of de situatie onveranderd is (14.1 onder c). De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat [eiser] naar Spanje wenst te verhuizen niet maakt dat hij niet langer hoeft te werken aan zijn herstel. Dat het voor hem bezwaarlijker wordt om eens per drie jaar naar een arts te reizen die De Zeeuwse aanwijst, maakt niet dat het artikel onredelijk bezwarend is. Hetgeen door [eiser] is aangevoerd is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de artikelen 14.1 a en c naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onredelijk bezwarend zijn. Betreffende artikel 14.3 heeft [eiser] nagelaten aan te voeren op grond waarvan dit artikel onredelijk bezwaarlijk zou zijn. Evenmin is sprake van een onvoorziene omstandigheid die van zodanige aard is dat de overeenkomst niet ongewijzigd in stand kan blijven. De enkele omstandigheid dat [eiser] zich, afhankelijk hoe feitelijk invulling wordt gegeven aan het bepaalde in dit artikel, wellicht ééns in de drie jaar bij een arts in Nederland dient te melden is daartoe onvoldoende. Gezien het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om deze artikelen buiten toepassing te verklaren en ook niet om deze voorwaarden te wijzigen zoals verzocht. De vordering komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
Vordering I c
4.4.
Volgens [eiser] dient artikel 22 van de algemene voorwaarden buiten toepassing te worden gesteld omdat dit artikel naar maatstaven van redelijkheid het billijkheid onaanvaardbaar is. Hij stelt daartoe dat dit artikel moet worden uitgelegd aan de hand van het Haviltex criterium, dat derhalve behalve de taalkundige uitleg van de bepaling ook dient te worden gekeken naar de zin die partijen aan dat artikel hebben gegeven in de gegeven omstandigheden en dat daarbij in aanmerking dient te worden genomen dat [eiser] er vanuit ging dat er een sommenverzekering was afgesloten. Gezien de aard van deze verzekering dient dit artikel buiten toepassing te worden verklaard, temeer omdat [eiser] is verzekerd als vloerenlegger en hij dit beroep niet meer zal kunnen uitoefenen. De Zeeuwse voert aan dat sprake is van een duidelijk artikel, geen sprake is van een uitlegvraag en zelfs al zou het artikel inderdaad passen bij een sommenverzekering, het daarom nog niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij is volgens De Zeeuwse sprake van een schadeverzekering.
De rechtbank overweegt dat [eiser] onvoldoende feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waarom hij bij het aangaan van de verzekering ervan uit mocht gaan dat hij een zuivere sommenverzekering afsloot. Dat hij een premie betaalde die behoort bij een sommenverzekering is door de Zeeuwse betwist en niet nader onderbouwd door [eiser] . Zoals de rechtbank hierna zal overwegen kenmerkt de verzekering zich niet als een zuivere sommenverzekering, mede juist gelet op het bepaalde in artikel 22 van de algemene voorwaarden, maar indien dat anders zou zijn brengt dat nog niet met zich mede dat artikel 22 van de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Ook overigens heeft [eiser] onvoldoende aangevoerd om tot die conclusie te kunnen komen. Voorts heeft [eiser] niet uiteengezet op welke punten artikel 22 van de algemene voorwaarden onduidelijk is en welke uitlegvragen zich voordoen en op grond waarvan dit tot de conclusie dient te leiden dat artikel 22 van de algemene voorwaarden niet van toepassing is De vordering strekkende tot het buiten toepassing verklaren van dit artikel komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
Hetzelfde geldt voor de gevorderde verklaring voor recht dat het artikel niet van toepassing is bij het exploiteren van een B&B in Spanje omdat er sprake is van een bedrijf. Daartoe wordt overwogen dat met de exploitatie van een B&B ook een beroep wordt uitgeoefend, namelijk dat van exploitant van een B&B.
Vordering II d
4.5.
Ten aanzien van de gevorderde verklaring voor recht dat sprake is van sommenverzekering vraagt de rechtbank zich af wat het zelfstandige belang is van deze vordering in het licht van vordering 1c ten aanzien van artikel 22 van de algemene voorwaarden. De rechtbank verwijst naar hetgeen daaromtrent is overwogen in rechtsoverweging 4.4. Een andere verrekening, anders dan op grond van artikel 22 van de algemene voorwaarden, speelt immers niet.
4.6.
Volgens [eiser] is bepalend of het inkomen een rol speelt bij de eventuele aanpassingen van de jaarschade en bij de vaststelling van de hoogte van de daadwerkelijk te ontvangen uitkering. Indien dat niet het geval is, is sprake van een sommenverzekering, aldus [eiser] . Omdat op grond van artikel 20.1 van de algemene voorwaarden de uitkering slechts afhankelijk is van de mate van arbeidsongeschiktheid, is volgens [eiser] sprake van een sommenverzekering. Volgens De Zeeuwse is gezien de op het aanvraagformulier te verstrekken inkomensgegevens, de toetsing van deze gegevens, het afleiden van de verzekerde bedragen van het inkomen en de mogelijke korting van de uitkering indien er ander inkomen wordt genoten, sprake van een schadeverzekering.
Particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen kennen verschillende verschijningsvormen en kunnen ook een gemengd karakter hebben. In artikel 2 van de algemene voorwaarden is bepaald dat de verzekering tot doel heeft periodieke uitkering te verlenen bij derving van inkomen ten gevolge van arbeidsongeschiktheid. Deze aanwijzing dat sprake is van een schadeverzekering is niet doorslaggevend omdat ook sommenverzekeringen vaak worden gesloten met het oog op de mogelijkheid dat zich schade zal voordoen. Ter ondersteuning dat sprake is van een sommenverzekering geldt dat [eiser] recht heeft op een uitkering indien is vastgesteld dat hij arbeidsongeschikt is, in beginsel ongeacht of hij daardoor schade lijdt. De omvang van de uitkering wordt echter niet alleen bepaald door de mate van arbeidsongeschiktheid. Er is in de AOV een relatie gelegd tussen de omvang van de uitkering en het feitelijke inkomen van de verzekerde voor en na het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid. Uit artikel 20.2 van de algemene voorwaarden volgt dat de omvang van de uitkering is gemaximeerd tot 100% in het eerste jaar of 80 % van de daarop volgende jaren van het gemiddelde feitelijke jaarinkomen over de drie jaren voorafgaand aan de aanvang van de arbeidsongeschiktheid. In het aanvraagformulier dat door [eiser] is ondertekend wordt ook opgave verlangd van het bedrijfsresultaat, meer specifiek het gemiddelde financiële resultaat voor belastingen, in de afgelopen drie jaren en naar het persoonlijk inkomen uit arbeid gedurende de laatste drie jaren. Met het oog hierop heeft [eiser] ook zijn gemiddelde jaarinkomen over de afgelopen drie jaren moeten opgeven. Voorts geldt op grond van het bepaalde in artikel 20.2 van de algemene voorwaarden dat indien [eiser] wegens zijn arbeidsongeschiktheid andere uitkeringen zal ontvangen, deze op zijn uitkering in mindering zullen worden gebracht. Ook zullen inkomsten die [eiser] ondanks zijn arbeidsongeschiktheid zal weten te verwerven door een ander beroep uit te oefenen ingevolge artikel 22 van de algemene voorwaarden, geheel of gedeeltelijk in mindering worden gebracht op zijn uitkering. De rechtbank volgt [eiser] daarom niet waar hij stelt dat het inkomen geen rol speelt bij de bepaling van de hoogte van de uitkering en evenmin dat dit uitsluitend een rol speelt bij het aangaan van de verzekering. Anders dan [eiser] bepleit is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een zuivere sommenverzekering. De AOV is deels onmiskenbaar een schadeverzekering, zoals ook gemotiveerd door de Zeeuwse is aangevoerd.
De door [eiser] afgesloten AOV betreft dan ook een gemengde verzekering met trekken van een schadeverzekering en van een sommenverzekering.
Nu gelet op het vorenstaande niet geconcludeerd kan worden dat sprake is van een sommenverzekering zal de vordering worden afgewezen.
Vordering II e en f
4.7.
[eiser] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling de vordering onder f ingetrokken, nu die gelijk is aan het gevorderde onder e.
De vordering luidt: “…vereiste zorg te betrachten die van een
verzekeraarmag worden verwacht..” De rechtbank begrijpt dat bedoeld is daar waar het woord
verzekeraargebruikt is, bedoeld is
verzekeringstussenpersoon. Voor zover daadwerkelijk eveneens verzekeraar zou zijn bedoeld is onvoldoende onderbouwd waarom deze niet de vereiste zorg zou hebben betracht. De stellingen van [eiser] zijn immers met name gericht op het handelen van ZLM als tussenpersoon. Ten aanzien van De Zeeuwse is betwist dat ZLM kan worden aangemerkt als hulppersoon van De Zeeuwse, nu ZLM op eigen verantwoordelijkheid als tussenpersoon en in opdracht van [eiser] heeft gehandeld. Die stelling is door [eiser] niet betwist. Voor het overige is de vordering voor zover die tegen De Zeeuwse is ingesteld onvoldoende feitelijk onderbouwd. Om deze redenen dient deze vordering voor zover ingesteld jegens De Zeeuwse te worden afgewezen.
4.8.
Ten aanzien van vordering ingesteld jegens ZLM overweegt de rechtbank het volgende. Er is sprake van een overeenkomst van opdracht. Daarop is het bepaalde in artikel 6:89 BW van toepassing. Dit betekent dat [eiser] geen beroep meer kan doen op een gebrek in de prestatie indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken bij ZLM ter zake heeft geprotesteerd.
In het onderhavige geval had het op de weg van [eiser] gelegen na ontvangst van de polis of toch tenminste na ontvangst van de eerste uitkering aan de bel te trekken bij ZLM. Op dat moment had hem immers duidelijk moeten zijn dat hij niet het bedrag kreeg uitgekeerd wat hij, naar hij stelt, beoogde te ontvangen. Voorts heeft [eiser] in september 2012 op verzoek van De Zeeuwse een formulier genaamd “Model opgaaf gegevens voor de loonheffingen” ingevuld en ondertekend. In dit formulier wordt uitgelegd waarom het moet worden ingevuld, namelijk vanwege de (in de meeste situaties) verschuldigde loonheffing. Naar aanleiding daarvan had [eiser] ook kunnen weten dat er waarschijnlijk loonheffing verschuldigd was over de uitkering en had hij dus een klachtplicht indien hij meende dat op grond daarvan sprake was van een tekortkoming van ZLM bij het afsluiten van de verzekering. [eiser] heeft tegenover het onderbouwde verweer van ZLM betreffende het niet voldoen aan de klachtplicht volstaan met de mededeling dat tijdig is geklaagd. Hetgeen hij nog heeft gesteld betreffende een telefoongesprek dat hij op 22 november 2010 met ZLM zou hebben gevoerd is onvoldoende om dit volgens [eiser] gevoerde gesprek aan te merken als klacht in de zin van voornoemd artikel. Overigens heeft ZLM onderbouwd verweer gevoerd tegen de stelling van [eiser] dat op genoemde datum een telefoongesprek is gevoerd en dat daarmee is voldaan aan de klachtplicht. Het had op de weg van [eiser] gelegen om meer specifieke details betreffende (de inhoud van) dit gesprek te verstrekken. De enkele opmerking dat er twijfel was over de conformiteit van de voorwaarden aan de geuite wensen door [eiser] is onvoldoende.
Voorts is door [eiser] geen verweer gevoerd tegen de voldoende onderbouwde stelling van ZLM dat zij door het late klagen van [eiser] in haar belangen is geschaad.
De rechtbank concludeert gezien het vorenstaande dat [eiser] te laat heeft geklaagd, zodat de vorderingen jegens ZLM reeds om die reden niet voor toewijzing in aanmerking komen.
4.9.
De rechtbank overweegt ten overvloede nog het volgende. ZLM heeft gesteld dat de verzekering die [eiser] naar hij stelt beoogde af te sluiten, mede gelet op de hoogte van zijn inkomen, niet bestond. Deze stelling is door [eiser] niet betwist. [eiser] heeft ook niet gesteld dat deze door hem gewenste verzekering wel bestond.
Voorts blijkt uit het ondertekende aanvraagformulier welke verzekering is aangevraagd. [eiser] heeft niet betwist dat de handtekening onder dat formulier van hem is. De rechtbank is in het licht van het voorgaande van oordeel dat ook onvoldoende is aangevoerd om te kunnen concluderen dat sprake is van schending van de zorgplicht of onrechtmatig handelen door ZLM.
4.10.
Nu uit het vorenstaande volgt dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen komt ook de vordering betreffende buitengerechtelijke kosten niet voor toewijzing in aanmerking.
4.11.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van ZLM en de Zeeuwse. De kosten aan de zijde van ZLM worden begroot op:
  • griffierecht € 676,--
  • salaris advocaat (2 pnt x tarief € 563)
totaal € 1.802,--
4.12.
De kosten aan de zijde van de Zeeuwse worden begroot op:
  • griffierecht € 676,--
  • salaris advocaat (2 pnt x tarief € 563)
totaal € 1.802,--
De nakosten zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, aan de zijde van ZLM gevallen en begroot op € 1.802,--, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, aan de zijde van De Zeeuwse gevallen en begroot op € 1.802,--, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van zowel ZLM als De Zeeuwse, begroot aan iedere zijde op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen twee weken na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.5.
verklaart dit vonnis voor wat de betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.