In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voogdij over een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2019. De rechtbank heeft het verzoek van de grootvader en tante moederszijde om gezamenlijk als voogden te worden benoemd, afgewezen. In plaats daarvan is de stiefvader benoemd tot voogd. De zaak kwam aan het licht na het overlijden van de moeder van de minderjarige, waardoor er een gezagsvacuüm ontstond. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en vastgesteld dat de stiefvader, die al de dagelijkse zorg voor de minderjarige op zich nam, het beste in staat is om de voogdij uit te oefenen. De rechtbank heeft daarbij ook het advies van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, die adviseerde om de stiefvader te benoemen tot voogd. De grootvader en tante moederszijde hebben hun verzoek ingediend uit bezorgdheid over het contact met de minderjarige, maar de rechtbank oordeelde dat de stiefvader de beste zorg voor de minderjarige kan waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.