ECLI:NL:RBZWB:2023:1450

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
405291_E3032023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van een minderjarige in een pleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2021. De minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], verblijft in een pleeggezin en de moeder, die het ouderlijk gezag heeft, heeft geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. De gecertificeerde instelling (GI) heeft op 12 januari 2023 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 februari 2023 was de moeder niet aanwezig, terwijl de GI vertegenwoordigd was door mevrouw [naam 1]. De moeder heeft in het verleden hulp geweigerd en is verslaafd, wat haar vermogen om voor [minderjarige] te zorgen ernstig belemmert. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig bedreigd wordt door de situatie van de moeder en dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij in het pleeggezin blijft wonen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een periode van een jaar, met de hoop dat de moeder in de toekomst hulp zal accepteren en weer contact kan hebben met [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/405291 / JE RK 23-82
Datum uitspraak: 3 maart 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling),
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 12 januari 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde dag;
- de oproeping van de griffier van deze rechtbank van 19 januari 2023 van de moeder in de Staatscourant.
Op 20 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen is mevrouw [naam 1] namens de GI. Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feiten

De moeder heeft het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Bij beschikking van 3 maart 2022 heeft de kinderrechter:
- [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 6 maart 2022 tot 6 maart 2023;
- een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 6 maart 2022 tot 6 mei 2022;
- de behandeling van het resterende deel van het verzoek aangehouden.
Bij beschikking van 3 mei 2022 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 6 mei 2022 tot 6 maart 2023.
Op basis van de hiervoor genoemde machtigingen verblijft [minderjarige] in een pleeggezin.

Het verzoek

De GI verzoekt:
- de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar;
- een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling;
- de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De GI
In het verzoekschrift staat, kort samengevat, het volgende.
[minderjarige] verblijft in een pleeggezin. Hij ontwikkelt zich goed. Wel heeft hij stress en spanning. Daarvoor is traumabehandeling gestart. [minderjarige] heeft ook veel spanningen tijdens bezoeken van moeder. Na deze bezoeken is hij van slag. De bezoeken zijn meerdere keren stopgezet omdat moeder haar emoties niet kan inhouden. De bezoeken moeten begeleid worden. Er zijn grote zorgen om moeder. Zij heeft hulp nodig maar het lukt haar niet om deze te accepteren. Moeder kan nu niet voor [minderjarige] zorgen. In augustus 2022 heeft de heer [naam 2] aan de GI laten weten dat hij de vader van [minderjarige] is. Hij wil graag contact met [minderjarige] . De heer [naam 2] woont in Engeland. Hij heeft tot nu toe niets gedaan om contact met [minderjarige] te kunnen hebben. Moeder is bang dat [minderjarige] naar de heer [naam 2] gaat. Moeder zegt dat de heer [naam 2] niet goed voor [minderjarige] kan zorgen. Moeder wil dat pleegmoeder voor [minderjarige] zorgt. De Raad voor de Kinderbescherming gaat een onderzoek doen naar het gezag over [minderjarige] . De moeder heeft het gezag. Moeder is vaak niet bereikbaar voor de hulpverlening. Het verlengen van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing is nodig zodat [minderjarige] in het pleeggezin kan blijven.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mevrouw [naam 1] van de GI samengevat het volgende verteld. Zij had contact met moeder, vaak via WhatsApp. Mevrouw [naam 1] weet niet waar moeder is. Sinds 19 februari 2023 kan zij moeder niet meer bereiken. Moeder houdt veel van [minderjarige] maar het lukt haar niet om hulp te accepteren. Moeder is verslaafd. Zij heeft geen huis, geen zorgverzekering en geen inkomen. Mevrouw [naam 1] probeert steeds om moeder hulp te bieden, maar moeder wil niet. De familie van moeder wil graag helpen maar ook dat wil moeder niet. Mevrouw [naam 1] heeft niets meer van de heer [naam 2] gehoord. Het is de bedoeling van de GI dat [minderjarige] in het pleeggezin blijft. Mevrouw [naam 1] verwacht dat het onderzoek van de Raad naar het gezag en de toekomst van [minderjarige] nog een paar maanden duurt. Met [minderjarige] gaat het beter sinds de traumabehandeling is gestart. Hij eet en slaapt beter. Moeder vindt het goed dat [minderjarige] in het pleeggezin verblijft. Als moeder hulp accepteert kan moeder hopelijk weer op bezoek komen bij [minderjarige] .
Moeder
Moeder is niet op de mondelinge behandeling gekomen. Mevrouw [naam 1] heeft gezegd dat moeder wel wist dat er op deze dag een mondelinge behandeling is. Moeder heeft tegen haar verteld dat zij begrijpt waarom [minderjarige] onder toezicht staat, zo zegt mevrouw [naam 1] .

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De ontwikkeling van [minderjarige] wordt nog ernstig bedreigd. Er zijn veel zorgen over de moeder van [minderjarige] . Zij is verslaafd en zij heeft geen huis en geen inkomen. Moeder kan niet voor [minderjarige] zorgen. Zij wil tot nu toe geen hulp accepteren om haar problemen op te lossen. Ook zijn er zorgen om [minderjarige] . Het gaat goed met hem in het pleeggezin, maar hij heeft trauma’s. Daarvoor is een behandeling gestart. Moeder en [minderjarige] hebben nu geen contact met elkaar omdat moeder veel emoties had tijdens de bezoekmomenten. Hier reageerde [minderjarige] niet goed op. De kinderrechter hoopt dat moeder gaat meewerken aan hulp voor haar. Dit is erg belangrijk. Als zij dat doet kan zij [minderjarige] hopelijk weer bezoeken. Dat is niet alleen belangrijk voor [minderjarige] , maar ook voor de moeder zelf. De Raad voor de Kinderbescherming is een onderzoek aan het doen om te kijken of zij het nodig vinden dat het gezag van de moeder wordt beeindigd. Als dit onderzoek klaar is zal er weer een mondelinge behandeling worden gepland als de Raad het het beste vindt dat de GI in het vervolg de belangrijke beslissingen over [minderjarige] gaat nemen (in plaats van de moeder). Dit onderzoek van de Raad is nog niet klaar. Het is ondertussen wel belangrijk dat [minderjarige] in het pleeggezin blijft wonen omdat er daar goed voor hem gezorgd wordt. Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing verlengen voor een jaar. [minderjarige] zal daardoor veilig in het pleeggezin blijven wonen en de moeder zal met de GI in contact moeten blijven om de bezoeken met [minderjarige] te regelen. De kinderrechter vindt dat het beste voor [minderjarige] . Zij hoopt dat er snel weer contact zal zijn tussen [minderjarige] en de moeder.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 6 maart 2023 tot 6 maart 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 6 maart 2023 tot 6 maart 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2023, in tegenwoordigheid van Dekkers als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.