ECLI:NL:RBZWB:2023:1451

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
10304666_E150223
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in internationale luchtvervoer geschillen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker] tegen Lufthansa German Airlines. [verzoeker] vorderde een schadevergoeding van € 1.550,00 wegens het kwijtraken van zijn koffer tijdens een vlucht van Singapore naar Frankfurt op 3 juni 2022. De procedure is gestart op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 861/2007 en de Verordening (EG) nr. 889/2002, die betrekking hebben op de aansprakelijkheid van luchtvervoerders.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de zaak internationaal van aard is, omdat Lufthansa in Duitsland is gevestigd. De rechter heeft ambtshalve onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De EPGV-Vo. is van toepassing, maar biedt geen regels voor de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De kantonrechter heeft artikel 33 van het Verdrag van Montreal geraadpleegd, dat bepaalt dat de rechtsvordering tot schadevergoeding moet worden ingesteld binnen het rechtsgebied van een van de staten die partij zijn bij het verdrag.

Aangezien Lufthansa in Frankfurt is gevestigd en Duitsland partij is bij het Verdrag van Montreal, concludeert de kantonrechter dat de rechtbank in Frankfurt bevoegd is. De Nederlandse rechter is daarom onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen. [verzoeker] is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Lufthansa op nihil zijn begroot.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10304666 \ CV EXPL 23-228
Beschikking van 15 februari 2023
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats 1] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: DAS Rechtsbijstand,
tegen
LUFTHANSA GERMAN AIRLINES,
te Frankfurt (Duitsland) ,
verwerende partij,
hierna te noemen: Lufthansa ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het op 23 januari 2023 ontvangen formulier A van de Verordening (EG) nr. 861/2007 van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: EPGV-Vo.).

2.Het geschil

2.1.
[verzoeker] verzoekt om Lufthansa te veroordelen tot betaling van € 1.550,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 december 2022, buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten en nakosten.
2.2.
[verzoeker] heeft zijn verzoek gebaseerd op de Verordening (EG) Nr. 889/2002 van 13 mei 2002 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (hierna: Vo. 889/2002) en op het Verdrag van Montreal van 28 mei 1999 tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (hierna: Verdrag van Montreal). [verzoeker] stelt dat hij een vervoersovereenkomst heeft gesloten met Lufthansa voor een door haar uit te voeren vliegreis van Singapore naar Frankfurt op 3 juni 2022. Hij stelt dat Lufthansa bij de uitvoering van de vliegreis zijn koffer is kwijtgeraakt, waarvoor hij een schadevergoeding van € 1.550,00 vordert van Lufthansa .

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter stelt voorop dat sprake is van een internationale zaak, omdat Lufthansa is gevestigd in Duitsland. De kantonrechter is daarom ambtshalve gehouden om te onderzoeken of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is.
3.2.
De EPGV-Vo. is van toepassing in grensoverschrijdende gevallen in burgerlijke en handelszaken indien de waarde van een vordering, alle rente en kosten en uitgaven niet meegerekend, op het tijdstip dat het vorderingsformulier ter griffie van de rechtbank wordt ontvangen, niet meer bedraagt dan € 5.000,00, behoudens de in artikel 2 van de EPGV-Vo. genoemde uitzonderingen.
3.3.
De vordering van [verzoeker] valt binnen het toepassingsgebied van de EPGV-Vo., aangezien deze niet meer bedraagt dan € 5.000,00, [verzoeker] in Nederland woont en Lufthansa in Duitsland is gevestigd en Nederland en Duitsland zijn aangesloten bij de EPGV-Vo.
3.4.
De EPGV-Vo. geeft geen regels voor de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is. Vo. 889/2002 geeft die regels evenmin. Vo. 889/2002 bepaalt in artikel 1 aanhef en lid 2 dat zij uitvoering geeft aan de bepalingen van het Verdrag van Montreal en zij bepaalt in artikel 1 aanhef en lid 4 dat de aansprakelijkheid van een luchtvervoerder van de Gemeenschap met betrekking tot de passagiers en hun bagage is onderworpen aan alle bepalingen van het Verdrag van Montreal die op die aansprakelijkheid betrekking hebben.
3.5.
Artikel 33 van het Verdrag van Montreal bepaalt dat de rechtsvordering tot schadevergoeding ter keuze van de eiser moet worden ingesteld binnen het rechtsgebied van een der staten die partij zijn bij dit verdrag, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de vervoerder, of van de hoofdzetel van diens onderneming of van de plaats waar hij een vestiging heeft, door de zorg waarvan de overeenkomst is gesloten, hetzij voor de rechter van de plaats van bestemming.
3.6.
De kantonrechter stelt vast dat Lufthansa , volgens het formulier A, is gevestigd te Frankfurt, Duitsland, en dat dit ook de plaats van de bestemming van de vliegreis was. Aangezien Duitsland partij is bij het Verdrag van Montreal, betekent dit dat het gerecht van de plaats Frankfurt op grond van dit verdrag bevoegd is in deze zaak. Gesteld noch gebleken is dat Lufthansa mede een vestiging in Nederland heeft en dat die vestiging zorg heeft gedragen voor de vervoersovereenkomst. Evenmin is gesteld noch gebleken dat de bevoegdheid voor de Nederlandse rechter uit een ander verdrag of andere verordening voortvloeit. De slotsom luidt daarom dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is van dit verzoek kennis te nemen.
3.7.
Gelet op het bovenstaande zal de kantonrechter zich onbevoegd verklaren.
3.8.
[verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Lufthansa begroot op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart zich onbevoegd van de zaak kennis te nemen,
4.2.
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Lufthansa tot op heden begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.