Uitspraak
zowel pro se als in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van haar minderjarige [dochter] ,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter te Middelburg zich gebogen over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een geschil tussen een passagier en TAP Air Portugal. De passagier, die zowel pro se als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter optreedt, heeft een vordering ingesteld tegen TAP wegens vertraging van een vliegreis van Amsterdam naar Fortaleza, Brazilië, en het verlies van haar dochter's koffer. De passagier vordert een schadevergoeding van in totaal € 2.369,00, inclusief wettelijke rente en kosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Europese procedure voor geringe vorderingen (EPGV-Vo.) van toepassing is, aangezien de vordering onder de grens van € 5.000,00 blijft en de passagier in Nederland woont terwijl TAP in Portugal is gevestigd. De rechter heeft echter ook moeten onderzoeken of hij internationaal bevoegd is. De vordering tot compensatie voor de vertraging valt onder de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar deze verordening biedt geen regels voor de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De bevoegdheid moet worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Vo. Brussel I-bis).
De kantonrechter concludeert dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is, omdat de plaats van vertrek en bestemming van de vlucht zich buiten Nederland bevinden. De vordering tot schadevergoeding voor het verlies van de koffer valt onder het Verdrag van Montreal en de bijbehorende Europese verordening, die ook geen Nederlandse bevoegdheid toekennen. De kantonrechter verklaart zich daarom onbevoegd en verwijst de zaak naar de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, voor verdere behandeling van de vordering tot compensatie vanwege de vertraging.