ECLI:NL:RBZWB:2023:1461

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 21_5177
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke beoordeling van bestuursdwang door de burgemeester bij geluidsoverlast door honden

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 maart 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de burgemeester van Halderberge tot het toepassen van bestuursdwang beoordeeld. Eiser, bestuursvoorzitter van een stichting, had twee honden die in de periode van november 2020 tot maart 2021 voor overlast zorgden, wat leidde tot veertien meldingen van omwonenden. De burgemeester had op 30 maart 2021 zonder voorafgaande last bestuursdwang toegepast door de honden mee te nemen en in bewaring te stellen. Eiser betwistte de ontvangst van een waarschuwingsbrief en stelde dat de burgemeester niet spoedeisend had mogen handelen zonder een besluit af te wachten.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. De burgemeester heeft onvoldoende bewijs geleverd dat er sprake was van ernstige en herhaaldelijke hinder. De meldingen van omwonenden waren niet objectief geverifieerd, en de burgemeester had zijn eigen beleid niet gevolgd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, herroept het primaire besluit en bepaalt dat de burgemeester de bestuursdwang niet had mogen toepassen. Eiser krijgt zijn griffierecht terug en de proceskosten worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig te handelen en hun eigen beleid te volgen bij het opleggen van bestuursdwang.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5177 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Klootwijk),
en

de burgemeester van de gemeente Halderberge, de burgemeester

(gemachtigde: mr. T.N. Sanders).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de burgemeester tot het toepassen van bestuursdwang, bestaande uit het meevoeren en in bewaring nemen van zijn twee honden.
Met het bestreden besluit van 18 oktober 2021 op het bezwaar van eiser is de burgemeester, in afwijking van het advies van de commissie bezwaarschriften, bij zijn besluit gebleven.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, namens de burgemeester [naam vertegenwoordiger] , de gemachtigde van de burgemeester en buitengewoon opsporingsambtenaar
[naam opsporingsambtenaar] .

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
1. Eiser is bestuursvoorzitter van [naam stichting] , die eigenaar is van de percelen achter de [straatnaam] te [plaatsnaam] . In (in ieder geval) de periode van november 2020 tot en met maart 2021 verbleven twee honden van eiser op dit perceel.
1.1.
In de periode van 11 november 2020 tot en met 31 maart 2021 zijn in totaal veertien meldingen gemaakt door zes verschillende omwonenden over de honden van eiser. De omwonenden hebben gemeld dat zij ernstige overlast ervaren omdat de honden de hele nacht door zouden blaffen.
1.2.
Naar aanleiding van de meldingen heeft de burgemeester op verschillende momenten verschillende acties ondernomen. Hij heeft geprobeerd eiser telefonisch te bereiken, hij is samen met buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming naar de honden gaan kijken en de boa’s hebben de locatie meegenomen in hun surveillance. Tijdens die surveillance is één verslag opgemaakt waarin staat dat de boa’s 10 minuten continu een hond hebben horen blaffen. Daarvan is een opname van 2 minuten gemaakt. Daarnaast heeft de burgemeester een gesprek gehad met een van de omwonenden die meerdere meldingen heeft gemaakt van de overlast, waarin deze geëmotioneerd heeft verteld over de gevolgen van de overlast.
1.3.
Op 5 februari 2021 heeft de burgemeester eiser een waarschuwingsbrief gestuurd en hem gewezen op zijn zorgplicht: hij dient er zorg voor te dragen dat geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. Eiser is verzocht maatregelen te nemen om de overlast te verminderen, bijvoorbeeld door de honden in de nacht op een andere plek of in een goed geïsoleerd verblijf onder te brengen. Wanneer de overlast blijft, kan de burgemeester een last onder bestuursdwang opleggen. Bij de burgemeester was bekend dat eiser niet woonachtig was op het door hem opgegeven adres in de Basisregistratie Personen. De brief is daarom naar eiser gemaild op het e-mailadres dat bij de burgemeester bekend was door een eerder door eiser gedaan handhavingsverzoek.
1.4.
Op 30 maart 2021 is de burgemeester zonder voorafgaande last en zonder voorafgaand besluit overgegaan tot het toepassen van bestuursdwang, bestaande uit het meevoeren en in bewaring stellen van de twee honden. Op 11 april 2021 is het primaire besluit op schrift gesteld.
1.5.
Beide honden zijn door een dierenarts onderzocht. De jongste hond is daarbij gediagnosticeerd met ernstige dysplasie en artrose en de dierenarts heeft euthanasie geadviseerd, die uiteindelijk op 19 mei 2021 is uitgevoerd. De oudste hond is op 7 juli 2021 herplaatst.
Standpunten
2. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat het grote aantal van klachten en meldingen van zes verschillende huishoudens, de gesprekken met omwonenden, en de waarnemingen van de boa’s, aannemelijk maken dat eiser in de periode van november 2020 tot en met maart 2021 ernstige hinder voor omwonenden heeft veroorzaakt door het nachtelijk blaffen van zijn twee honden. Een andere manier van verificatie is niet mogelijk bij dit soort geluidsoverlast. Voor zover zijn handelswijze niet in overeenstemming zou zijn met het beleid, meent de burgemeester dat hij hiervan kon afwijken. De spanningen bij omwonenden waren flink opgelopen en zij hebben geëmotioneerd verklaard dit niet langer vol te houden. De burgemeester heeft getracht in gesprek te treden met eiser, maar die bleek onbereikbaar. Eiser is in de brief van 5 februari 2021 schriftelijk gewaarschuwd. Toen de meldingen na de waarschuwingsbrief niet stopten, heeft de burgemeester meermaals tevergeefs geprobeerd telefonisch contact met hem op te nemen. In de tweede helft van maart 2021 werd de situatie, gezien de inhoud van de meldingen, dermate urgent, dat niet meer kon worden afgewacht. Het besluit is vervolgens tijdig op schrift gesteld.
2.1.
Eiser betoogt dat hij de waarschuwing van 5 februari 2021 niet heeft ontvangen en dat de burgemeester onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de brief is verzonden. Daarnaast is de burgemeester op 30 en 31 maart 2021 direct overgegaan tot het toepassen van bestuursdwang, zonder last en zonder besluit, terwijl de burgemeester onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een situatie die zo spoedeisend was dat een besluit niet kon worden afgewacht. Dat blijkt uit het feit dat de burgemeester al in november 2020 de eerste melding van overlast heeft ontvangen en pas eind maart tot het toepassen van bestuursdwang is overgegaan. Naar vaste jurisprudentie is die termijn veel te lang. Aan eiser had een begunstigingstermijn moeten worden geboden zodat hij eventueel zelf de mogelijkheid zou hebben gehad om de door de burgemeester gestelde overtreding te beëindigen. Daarnaast is het besluit te laat op schrift gesteld. Tot slot verwijst eiser naar het advies van de commissie: de burgemeester heeft het stappenplan in zijn beleid niet gevolgd. De meldingen van omwonenden zijn niet geverifieerd met objectieve gegevens. Er zijn ook omwonenden die hebben verklaard dat zij geen overlast hebben ondervonden.
Bevoegdheid van de burgemeester
3. De burgemeester kan (onder andere) een last onder bestuursdwang opleggen als vanuit een woning of erf ernstige en herhaaldelijke geluidhinder en/of hinder van dieren voor omwonenden wordt veroorzaakt, en deze overlast niet op een andere manier kan worden bestreden. [1]
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank staat onvoldoende vast dat eiser ernstige en herhaaldelijke geluidhinder en/of hinder van zijn honden voor omwonenden veroorzaakte en daarmee de APV van Halderberge heeft overtreden. Het onderzoek van de burgemeester is onvolledig geweest. De meldingen van omwonenden en de gesprekken met omwonenden leveren geen objectieve gegevens op die de overtreding aannemelijk maken. Het door de burgemeester (pas in beroep) overgelegde verslag van de boa’s met een geluidsopname, waarop twee minuten lang één hond te horen is, is wel objectief, maar op zichzelf onvoldoende. De rechtbank ziet niet in waarom de burgemeester geen geluidmeter heeft laten plaatsen om de geluidhinder vast te stellen.
3.2.
Het beroep is reeds om bovenstaande reden gegrond. In het kader van de finale beslechting van het geschil zal de rechtbank hierna beoordelen of, wanneer het onderzoek naar de overtreding wel voldoende was geweest, de burgemeester handhavend had mogen optreden.
Beleid
4. De burgemeester van Halderberge heeft in zijn beleid ten aanzien van zijn bevoegdheid beschreven dat de toepassing van deze vorm van bestuursdwang een ultimum remedium is. Slechts wanneer andere maatregelen, zoals een waarschuwing of buurtbemiddeling niet hebben geholpen, is plaats voor dit instrument. In het beleid is daarom een stappenplan opgenomen. Dit stappenplan houdt het volgende in.
Meldingen van woonoverlast kunnen de gemeente op verschillende manieren bereiken (stap 1). Deze meldingen worden geverifieerd, al dan niet door of met behulp van de politie, toezichthouder of andere partijen die betrokken zijn bij de aanpak van woonoverlast (stap 2). Vervolgens zal een dossier moeten worden aangelegd waarin bijvoorbeeld meldingen, waarnemingen, registraties en rapportages worden gebundeld (stap 3). Vervolgens zal worden bekeken welke interventies of maatregelen in het specifieke geval zijn aangewezen om de overlast tegen te gaan en de situatie te de-escaleren. Hierbij geldt een voorkeursvolgorde van ‘een goed gesprek’, naar ‘een officiële schriftelijke waarschuwing’, naar ‘het daadwerkelijk toepassen van bestuursdwang’ (stap 4 en 5). [2]
4.1.
De burgemeester moet handelen overeenkomstig zijn beleid, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. [3]
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester met zijn handelswijze zijn eigen beleid niet gevolgd. Omdat de burgemeester de meldingen van omwonenden niet geverifieerd heeft is aan de tweede stap in het beleid niet voldaan. Dat de burgemeester van het beleid moest afwijken vanwege de opgelopen spanning bij omwonenden volgt de rechtbank ook niet, omdat deze stelling enkel gebaseerd is op het gesprek dat de burgemeester heeft gehad met één van de melders.
Spoedeisendheid
5. Daarnaast heeft de burgemeester naar het oordeel van de rechtbank op onjuiste wijze vormgegeven aan de handhaving. In de APV van Halderberge is opgenomen dat de burgemeester een last onder bestuursdwang kan opleggen bij de betreffende overtreding. In spoedeisende gevallen kan de burgemeester besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Als de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk alsnog een besluit bekendgemaakt. [4] In dit geval was geen sprake van een dusdanig spoedeisende situatie dat de burgemeester zonder voorafgaande last tot bestuursdwang kon overgaan en dat een besluit niet kon worden afgewacht. De rechtbank ziet niet in waarom de burgemeester in de lange periode dat de meldingen van omwonenden binnenkwamen en hij gesprekken voerde met deze omwonenden, geen brief naar eiser heeft kunnen versturen (eventueel per e-mail) waarin hem de gelegenheid wordt geboden om zelf
maatregelen te nemen. De burgemeester had bijvoorbeeld na de meldingen vanaf 19 februari 2021, een last onder bestuursdwang kunnen opleggen. Hij had in dat geval nog steeds op
31 maart 2021 kunnen optreden. [5]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet, met het oog op een finale beslechting van dit geschil, aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Zij zal het primaire besluit herroepen en bepalen dat deze uitspraak daarvoor in de plaats komt. Dat betekent dat de burgemeester de bestuursdwang niet had mogen toepassen.
5.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
5.2.
De rechtbank veroordeelt het college in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het college wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1) in beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat deze uitspraak daarvoor in de plaats komt;
- herroept het primaire besluit;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.B. van Onzenoort, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 8 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:31
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.
2. Indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.

Gemeentewet

Artikel 151d
1. De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
2. De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.
(…)
APV Halderberge
Artikel 2:79 Aanpak woonoverlast
1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
2. De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval worden opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:
a. geluid- of geurhinder;
b. hinder van dieren;
c. hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;
d. overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;
e. intimidatie van derden vanuit een woning of erf.
Beleidsregel ‘Wet aanpak woonoverlast’
(…)
“Andere geschikte wijze” (artikel 151d, tweede lid, Gemeentewet)
De burgemeester legt pas een specifieke gedragsaanwijzing pas op als de ernstige hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zullen in elke stap, voor zover mogelijk, worden meegewogen.
Proportionaliteit wil zeggen dat een opgelegde sanctie of straf proportioneel moet zijn aan, in verhouding moet staan tot, de begane overtreding of het begane misdrijf.
Subsidiariteit betekent dat het lichtste middel wordt ingezet om het handhavingsdoel te bereiken. Een ingrijpendere maatregel is alleen toegestaan als met een lichtere niet kan worden volstaan.
De burgemeester komt beleidsvrijheid toe in de afweging of er geen andere geschikte wijze is om de hinder tegen te gaan. Dat kunnen ook andere middelen zijn dan de uitoefening van overheidsbevoegdheden. Voorbeelden van andere manieren om overlast te bestrijden zijn het geven van een waarschuwing, het geven van een gedragsaanwijzing door de woningbouwcorporatie c.q. huurder, het gebruik van mediation of buurtbemiddeling of het door het slachtoffer zelf of door de verhuurder van de woning van de overlastgever aanspannen van een civiele procedure. Pas als de burgemeester meent dat er redelijkerwijs geen andere geschikte wijze is om de ernstige hinder tegen te gaan (blijkend uit de omstandigheid dat eerdere maatregelen of acties geen of onvoldoende soelaas hebben geboden), legt hij een last op.
Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat van onderhavig middel slechts gebruik kan worden gemaakt als ‘ultimum remedium’, indien er geen andere passende en minder ingrijpende instrumenten ter beschikking staan of tevergeefs zijn toegepast. Dit sluit aan bij de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
“Woning of een bij die woning behorend erf ” ( 2:79 , eerste lid, APV)
Met woning of bij die woning behorend erf wordt bedoeld de woning, de rest van het betrokken perceel (zoals een tuin) en de gezamenlijke ruimte binnen een wooneenheid zoals het portiek, de parterretrap, de gezamenlijke buitenruimte, enzovoorts. Gelet op het bepaalde in artikel 151d, eerste lid, van de Gemeentewet vallen ook gedragingen in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf, zoals bijvoorbeeld gedragingen in de tuin van de buren, op het trottoir en of op straat ter hoogte van of vlakbij de woning onder de reikwijdte van dit begrip (Kamerstukken II 2014/15, 34 007, 7, p. 13 resp. Kamerstukken II 2014/15, 34 007, 10, p.2).
(…)
“Ernstige hinder” ( 2:79 , eerste lid, APV)
Met ernstige hinder wordt gedoeld op ernstige hinder voor de omwonenden. Een vergelijking kan worden gemaakt met artikel 37 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, waar onder ‘hinder’ gedragingen worden verstaan zoals het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen of het onthouden van licht of lucht. Ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet kan tevens onrechtmatig zijn in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek, maar dat is geen vereiste. En andersom zal niet elke onrechtmatige burenhinder ook automatisch kunnen worden aangemerkt als ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet. Artikel 2:79, vierde lid, van de APV somt (niet-limitatief) enkele bedoelde vormen van ‘ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden’ op. Met de term ‘herhaaldelijk’ wordt gedoeld op het vereiste dat de ernstige hinder een terugkerend karakter heeft (hetgeen niet noodzakelijkerwijze hetzelfde is als “ernstige hinder zonder onderbreking”). De burgmeester geeft derhalve geen toepassing aan de bestuursdwangbevoegdheid op basis van één incident.
Onder herhaaldelijk wordt in ieder geval begrepen minimaal 2 incidenten binnen 13 maanden.
(…)
5.Procedurele aanpak / stappenplan / procesbeschrijving
Op hoofdlijnen volgt hierna een stappenplan dat inzicht biedt in de wijze waarop en de gevallen waarin de burgemeester kan overwegen om gebruik te maken van de in artikel 2:79, tweede lid, neergelegde bestuursdwangbevoegdheid. Ook staat beschreven welke vorm de te geven gedragsaanwijzing kan aannemen.
Stap 1: Melding of signalering
Signalen of meldingen van ernstige woonoverlast kunnen de gemeente via diverse wegen bereiken.
Stap 2: Vaststellen, verificatie en kwalificatie van de woonoverlast
Meldingen die bij de gemeente Halderberge binnenkomen worden geverifieerd, al dan niet door of met behulp van politie, toezichthouder of andere partijen die betrokken zijn bij de aanpak van woonoverlast. In geval van huurwoningen is daarbij een rol zijn weggelegd voor de woningcorporatie. Belangrijk is immers om de precieze aard en omvang van de woonoverlast vast te stellen. Naar verwachting zal slechts bij een deel van de meldingen van woonoverlast sprake zijn van “ernstige en herhaaldelijke woonoverlast” als bedoeld in artikel 2:79, eerste lid, APV.
Stap 3: Dossiervorming
Om effectief te kunnen ingrijpen in geconstateerde gevallen van ‘ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden’ (in de zin van artikel 2:79 APV) zal een dossier moet worden aangelegd dat onder meer klachten, meldingen, concreet omschreven waarnemingen, registraties en (sfeer)rapportages, de contactgegevens van betrokken bewoner(s), omwonenden en (professionele) partijen en instanties, gespreksverslagen, beoordelingen en evaluaties en adviezen van bij de bestrijding van woonoverlast betrokken partijen kan bevatten. De gemeente Halderberge ziet erop toe dat het voor een adequate bestrijding van de ‘ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden’ noodzakelijke overleg met betrokken personen en instanties plaatsvindt. De gemeente zal relevante informatie in dit verband, met inachtneming van de toepasselijke regels rondom privacy, bundelen in een dossier. Het beschikken over een deugdelijk dossier en dito dossieropbouw vormt immers een noodzakelijke voorwaarde voor de rechtmatige toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid van artikel 2:79, tweede lid, van de APV.
Stap 4: Verkenning en inventarisatie mogelijke interventies en maatregelen
Met het oog op het de-escaleren, normaliseren en tegengaan van de geconstateerde ernstige woonoverlast zal vervolgens, rekening houdend met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit, én met de specifieke kenmerken van de voorliggende casus, worden bekeken welke interventies of maatregelen in het concrete geval (kunnen) zijn aangewezen.
Daarbij geldt in beginsel een voorkeursvolgorde, waarbij een volgende interventie pas aan de orde is indien de aanpak van de overlastsituatie met toepassing van andere (wettelijke) instrumenten niet mogelijk is of niet effectief is gebleken én een eerdere, minder ingrijpende interventiemaatregel niet tot het gewenste resultaat heeft geleid (het effectief tegengaan van de ernstige woonoverlast).
Op hoofdlijnen geldt daarbij een opbouw van licht naar zwaar: (1) eerst een “goed gesprek” met verslaglegging (bijvoorbeeld met de wijkagent of buurtbeheerder, via buurtbemiddeling of via mediation), daarna (2) een op schrift gestelde ‘officiële waarschuwing’ van de burgemeester waarbij wordt gewezen op de bevoegdheid tot het geven van een (met een dwangsom versterkte) gedragsaanwijzing of het opleggen van een last onder bestuursdwang indien overtreding van de zorgplicht niet wordt beëindigd en, mocht ook dat geen effect sorteren, (3) het daadwerkelijk opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een bestuursrechtelijke herstelsanctie of het daadwerkelijk toepassen van bestuursdwang.
Stap 5: Daadwerkelijke inzet van maatregelen of het geven van een gedragsaanwijzing
Bij de eerste stappen ter bestrijding van de geconstateerde ‘ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden’ – kort gezegd: het informele, althans op vrijwillige basis gelegde, contact met de betrokken bewoner(s) en het geven van een ‘officiële waarschuwing’ – geldt geen bijzondere voorbereidingsprocedure.
Bij de toepassing van de bestuursrechtelijke herstelsanctie van de gedragsaanwijzing zal de betrokken bewoner als belanghebbende op grond van artikel 4:8 van de Awb in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze rondom het opleggen van de gedragsaanwijzing naar voren te brengen. Hierbij zal standaard een begunstigingstermijn worden aangehouden. Rekening houdend met die zienswijze zal de burgemeester besluiten de gedragsaanwijzing al dan niet (of in gewijzigde vorm) op te leggen. Daarbij wordt exact omschreven wat van de betrokken overlastgever wordt verwacht, welke begunstigingstermijn daarvoor geldt en wat de gevolgen zijn bij het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de opgelegde last. De last zal zijn afgestemd op de aard van de overtreding en op de individuele omstandigheden van het geval, waarbij belangrijk is het in het vermogen van de betrokkene moet liggen om tijdig aan de last te kunnen voldoen.
Voor zover gekozen wordt voor een gedragsaanwijzing, zal deze in beginsel de juridische vorm van een last onder dwangsom aannemen. In voorkomende gevallen kan dit anders zijn, bijvoorbeeld wanneer de vereiste spoed zich verzet tegen het opleggen van een last onder dwangsom en direct optreden van overheidswege (in de vorm van de toepassing van bestuursdwang) is aangewezen of indien op voorhand duidelijk is dat een last onder dwangsom niet of niet voldoende effectief zal zijn. In die gevallen kan meteen worden gekozen voor een last onder bestuursdwang. Het tijdelijk huisverbod (artikel 151, derde lid, Gemeentewet), waarbij een bewoner tijdelijk de toegang tot de woning wordt ontzegd, geldt als “ultimum remedium”.
(…)

Voetnoten

1.Art. 151d lid 1 en 2 Gemeentewet en art. 2:79 lid 1 en 2 onder a en b APV Halderberge
2.Beleidsregel ‘Wet aanpak woonoverlast’, p. 3-6
3.Art. 4:84 Awb
4.Art. 5:31 Awb
5.Zie bijvoorbeeld ABRvS 20 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1044