In deze zaak heeft de rechtspersoon naar buitenlands recht, Santander Consumer Finance S.A., rechtsopvolger van Santander Consumer Finance Benelux B.V., een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die niet is verschenen. De eisende partij vordert de afgifte van een Mercedes Benz A200, die als onderpand dient voor een lening die de gedaagde heeft afgesloten. De procedure is gestart met een dagvaarding op 3 februari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 februari 2023. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde al geruime tijd in gebreke is met het betalen van de maandelijkse termijnen van de lening en dat Santander een pandrecht op de auto heeft verkregen. De kantonrechter heeft ambtshalve de bevoegdheid en het toepasselijke recht getoetst en vastgesteld dat hij bevoegd is op basis van de Brussel I-bis verordening, aangezien de gedaagde in Nederland woont. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor Santander, omdat de waarde van de auto afneemt en de gedaagde weigert de auto af te geven. De vordering van Santander is toegewezen, met de bepaling dat de gedaagde een dwangsom verbeurt indien hij niet binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan de veroordeling voldoet. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 787,43. Het vonnis is uitgesproken op 8 maart 2023.