ECLI:NL:RBZWB:2023:1473

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
10187285_E08032023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Pensioenfonds Rail & O.V. en een gedaagde partij. De eisende partij, Stichting Pensioenfonds, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde woonruimte in Breda wegens huurachterstand. De huurprijs bedroeg € 1.293,77 per maand en de totale huurachterstand was op het moment van dagvaarding opgelopen tot € 6.835,28, berekend tot 1 november 2022.

De procedure begon met een dagvaarding op 31 oktober 2022, gevolgd door een rolzitting op 14 december 2022 en de indiening van conclusies van repliek en dupliek. De gedaagde erkende de huurachterstand en gaf aan een betalingsregeling te willen treffen, maar had ook aangegeven dat hij per 1 maart 2023 een andere woning had gevonden en per 28 februari 2023 zou verhuizen.

De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand voor toewijzing gereed was en dat de wettelijke rente over dit bedrag ook toewijsbaar was. De kantonrechter concludeerde dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst zodanig was dat ontbinding en ontruiming gerechtvaardigd waren. De gedaagde werd veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woonruimte te ontruimen en te verlaten, en om een totaalbedrag van € 7.124,12 aan Stichting Pensioenfonds te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en huurverhoging. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die op € 1.303,74 werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10187285 \ CV EXPL 22-3426
Vonnis van 8 maart 2023
in de zaak van
STICHTING PENSIOENFONDS RAIL & O.V.,
te Utrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: Stichting Pensioenfonds,
gemachtigde: Bazuin & Partners Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 oktober 2022 met producties;
  • het extract audiëntieblad van de rolzitting van 14 december 2022 met de weergave van de mondelinge conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Stichting Pensioenfonds een woonruimte aan de [adres] in Breda (hierna: ‘het gehuurde’). De huurprijs, welke bij vooruitbetaling verschuldigd is, bedraagt thans € 1.293,77 per maand.
2.2.
Ten tijde van de dagvaarding bedraagt de huurachterstand in totaal een bedrag van
€ 6.835,28, berekend tot 1 november 2022.

3.Het geschil

3.1.
Stichting Pensioenfonds vordert - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad:
  • de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden;
  • [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis;
  • betaling aan Stichting Pensioenfonds van € 6.835,28 aan achterstallige huur berekend tot en met 1 november 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten en € 1.293,77 voor iedere maand vanaf 1 november 2022 tot aan de dag van ontruiming, te vermeerderen met de (wettelijk) toegestane huurverhoging;
  • met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Stichting Pensioenfonds legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de voor hem uit hoofde van de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, zodat Stichting Pensioenfonds thans betaling vordert van de achterstallige huurtermijnen, vermeerderd met rente en kosten. Stichting Pensioenfonds meent dat, tegen de achtergrond van de tekortkomingen aan de zijde van [gedaagde] , van haar niet kan worden gevergd de huurovereenkomst voort te zetten.
3.3.
[gedaagde] erkent dat sprake is van een huurachterstand en heeft toegelicht dat hij graag een betalingsregeling wil treffen met Stichting Pensioenfonds inzake de huurachterstand. Daarnaast heeft hij toegelicht dat hij per 1 maart 2023 een andere woning heeft gevonden en dus dat hij per 28 februari 2023 uit de woning zal zijn vertrokken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de erkenning aan de zijde van [gedaagde] ligt de gevorderde huurachterstand, die - berekend tot 1 november 2022 - € 6.835,28 bedraagt, voor toewijzing gereed. Wegens betalingsverzuim van [gedaagde] is de over de huurachterstand gevorderde wettelijke rente eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat de kantonrechter constateert dat deze tot 1 november 2022 is berekend op een bedrag van € 62,81, zodat de kantonrechter naast dit gevorderde bedrag de wettelijke rente vanaf 1 november 2022 zal toewijzen.
4.2.
Het door Stichting Pensioenfonds gevorderde bedrag van € 226,03 inclusief btw komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.3.
Met betrekking tot de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de verzochte ontruiming van het gehuurde overweegt de kantonrechter als volgt. Een huurovereenkomst houdt voor beide partijen voortdurende verplichtingen in. Door de (volledige) huurprijs niet tijdig te betalen is een tekortkoming ontstaan in de nakoming van de huurovereenkomst die niet ongedaan gemaakt kan worden. De kantonrechter stelt vast dat de openstaande huurschuld ten tijde van de dagvaarding meer dan drie maanden bedroeg. De kantonrechter is van oordeel dat hiermee sprake is van een zodanige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst dat hierdoor de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt gerechtvaardigd. De vorderingen tot ontbinding en ontruiming zullen op grond van het vorenstaande worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn op 14 dagen zal worden bepaald.
4.4.
[gedaagde] heeft de vordering ten aanzien van de huurpenningen vanaf 1 november 2022 tot de ontruiming van het gehuurde niet weersproken, zodat deze zullen worden toegewezen. Voor zover [gedaagde] al dan niet deels een betaling heeft verricht voor deze termijnen, hoeft hij dit uiteraard niet nogmaals te doen.
4.5.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Stichting Pensioenfonds als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,74
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.303,74

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woonruimte aan de [adres] staande en gelegen te Breda,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis voornoemde woonruimte met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Stichting Pensioenfonds te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Stichting Pensioenfonds te betalen:
  • een bedrag van € 7.124,12, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.835,28 vanaf 1 november 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • een bedrag van € 1.293,77 voor iedere maand, te vermeerderen met de (wettelijk) toegestane huurverhoging, te rekenen vanaf 1 november 2022 zolang [gedaagde] in gebreke blijft met ontruiming van het gehuurde, een gedeelte van de maand te rekenen voor een hele,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Pensioenfonds tot dit vonnis vastgesteld op € 1.303,74,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.