ECLI:NL:RBZWB:2023:1477

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
10112114_E08032023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaal van tandartskosten op onder bewind gestelde goederen en de rol van de bewindvoerder

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft Infomedics B.V. een vordering ingesteld tegen de bewindvoerder van onder bewind gestelde goederen van [naam]. De zaak betreft de betaling van tandartskosten die zijn gemaakt voor de minderjarige dochter van [naam]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de goederen van [naam] onder bewind stonden en dat de tandarts, die de behandeling heeft uitgevoerd, op de hoogte had moeten zijn van het bewind. Infomedics vorderde betaling van de kosten, maar de kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder niet aansprakelijk kon worden gesteld voor deze kosten, omdat de tandarts het bewind kende of behoorde te kennen. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van Infomedics niet op de onder bewind staande goederen kon worden verhaald, omdat de behandeling zonder medewerking van de bewindvoerder of machtiging van de kantonrechter was aangegaan. De vordering van Infomedics werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10112114 \ CV EXPL 22-3522
Vonnis van 8 maart 2023
in de zaak van
INFOMEDICS B.V., ALS RECHTSOPVOLGER VAN DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP INFOMEDICS FACTORING B.V., M.H.O.D.N. INFOMEDICS FACTORING, UWNOTA.NL, DFA SERVICES EN INFOMEDICS DFA,
te Almere,
eisende partij,
hierna te noemen: Infomedics,
gemachtigde: Yards Deurwaardersdiensten B.V.,
tegen
[gedaagde] IN DIENS HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER VAN DE ONDER BEWIND GESTELDE [naam],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: Rechtswinkel Tilburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staat het volgende vast:
a. Bij beschikking van 15 augustus 2018 van de kantonrechter te Breda zijn de goederen van [naam] (hierna: [naam] ) onder bewind gesteld, met benoeming van [gedaagde] tot bewindvoerder. Het bewind staat geregistreerd in het Centraal curatele- en bewindregister.
b. Op 30 augustus 2021 heeft de minderjarige dochter van [naam] , [naam dochter] , geboren op [geboortedag] 2009, (hierna: de dochter) een behandeling ondergaan bij [tandarts] (hierna: de tandarts).
c. Infomedics heeft [naam] op 4 september 2021 een nota gestuurd ten bedrage van € 247,70, welke nota onbetaald is gebleven.
d. Bij brief van 30 mei 2022 heeft de gemachtigde van Infomedics [naam] p/a [gedaagde] gesommeerd tot betaling van de nota. Tevens is daarbij de wettelijke rente en een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten aangezegd. Aan deze sommatie is geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Infomedics vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 291,83, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Infomedics, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Infomedics, met veroordeling van Infomedics in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Infomedics heeft, samengevat, aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de
minderjarige dochter van [naam] een tandheelkundige behandeling heeft ondergaan. [naam] is ingevolge artikel 1:404 Burgerlijk Wetboek (BW) als ouder/wettelijk vertegenwoordiger aansprakelijk voor deze kosten. Nu de goederen van [naam] ten tijde van het uitvoeren van de behandeling onder bewind stonden, is [gedaagde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder gehouden de daarvoor in rekening gebrachte kosten te betalen. Ook handelt de bewindvoerder volgens Infomedics onrechtmatig door niet alsnog de vordering te erkennen. Ten slotte acht Infomedics [naam] (althans, zo begrijpt de kantonrechter, de dochter van [naam] ) ongerechtvaardigd verrijkt, nu de tandheelkundige behandeling niet ongedaan kan worden gemaakt.
4.2
[gedaagde] concludeert primair om Infomedics niet-ontvankelijk te verklaren in
haar vordering omdat zij niet heeft aangetoond dat zij rechthebbende is van de vordering, nu de akte van cessie ontbreekt. Subsidiair betwist [gedaagde] , kort weergegeven, dat zij gehouden is de onderhavige nota te voldoen. De behandeling heeft plaatsgevonden na de onderbewindstelling van de goederen van [naam] en de publicatie in het register. Aangezien de bewindvoerder geen toestemming heeft gegeven om de behandelkosten te vergoeden (de met de behandelingsovereenkomst gepaard gaande behandelkosten op de onder het bewind staande goederen te verhalen) en de tandarts het bewind kende of behoorde te kennen, kan de rekening gezien artikel 1:440 BW niet worden verhaald op het vermogen van [naam] . Ook is geen sprake van een onrechtmatige daad of ongerechtvaardigde verrijking, althans kunnen de daaruit voortvloeiende kosten/schade niet op de bewindvoerder worden verhaald. De vorderingen van Infomedics dienen dan ook te worden afgewezen.
4.3
De kantonrechter oordeelt hierover het volgende.
4.4.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is (uiteindelijk) dat zij betwist
dat er sprake is van een rechtsgeldige cessie van de (vermeende) vordering van de tandarts op Infomedics. Infomedics heeft reeds in de dagvaarding gesteld dat de onderhavige vordering aan haar is gecedeerd. Eerst bij conclusie van dupliek heeft [gedaagde] de (rechtsgeldige) cessie betwist, bij gebrek aan wetenschap als gevolg van het ontbreken van bewijsstukken. [gedaagde] had dat verweer echter reeds bij antwoord moeten voeren. Daartoe was zij op grond van het in artikel 128 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering neergelegde vereiste concentratie van verweer gehouden. Nu zij dat niet heeft gedaan, wordt haar verweer op dit punt als tardief gepasseerd.
4.5.
Nu vaststaat dat de goederen van [naam] onder bewind zijn gesteld, moet thans
worden beoordeeld of de vordering van Infomedics te verhalen is op die goederen.
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de goederen van [naam] op het moment dat
haar minderjarige dochter de behandelovereenkomst met de behandelaar is aangegaan, onder bewind waren gesteld in de zin van artikel 1:431 BW. Op grond van artikel 1:404 Burgerlijk Wetboek (BW) zijn ouders/wettelijk vertegenwoordigers aansprakelijk voor de verzorging en opvoeding van het minderjarige kind. Niet in geschil is dat daaronder mede valt een tandartsbehandeling als de onderhavige. Door het bewind kon [naam] op grond van artikel 1:438 lid 2 BW slechts met medewerking van de bewindvoerder of met machtiging van de kantonrechter over die goederen beschikken. Niet in geschil is dat de minderjarige dochter van [naam] de behandelovereenkomst zelfstandig is aangegaan en dat zij (althans [naam] ) buiten de bewindvoerder of de kantonrechter om een schuld op zich heeft genomen. Uit artikel 1:440 lid 1 BW volgt dat in dergelijke gevallen, waarin in strijd met artikel 1:438 lid 2 BW door een betrokkene schulden worden aangegaan, die schulden niet op de onder bewind staande goederen kunnen worden verhaald als de schuldeiser het bewind kende of behoorde te kennen.
4.7
Niet gesteld of gebleken is dat de tandarts het bewind, op het moment dat de dochter
van [naam] op 30 augustus 2021 de tandarts bezocht, kende. De kantonrechter is echter van
oordeel dat de tandarts het bewind wel behoorde te kennen omdat hij het Centraal curatele-
en bewindregister had moeten raadplegen. Infomedics heeft weliswaar aangevoerd dat er
sprake was van noodzakelijk hulp, maar – daargelaten dat [gedaagde] betwist dat
daarvan sprake was – volgt uit de eigen stellingen van Infomedics dat de behandeling zag op
een inventarisatie van kosten voor het aanmeten van een beugel – en dat derhalve van
noodhulp geen sprake was. Niet valt in te zien dat de tandarts het register niet had kunnen
raadplegen – hetgeen een eenvoudige en snelle handeling inhoudt – voorafgaand aan de
behandeling.
4.8
Infomedics heeft naar het oordeel van de kantonrechter ten onrechte aangevoerd dat
het bepaalde in de artikelen 1:458 en 1:453 BW een uitzondering zou maken op het voorgaande in die zin dat [naam] buiten de bewindvoerder of kantonrechter om zelfstandig beslissingen zou mogen nemen over aangelegenheden betreffende medische, waaronder tandheelkundige, behandeling. De kantonrechter overweegt daartoe dat de artikelen 1:458 en 1:453 BW zijn opgenomen in Titel 20 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, getiteld ‘Mentorschap ten behoeve van meerderjarigen’. Deze artikelen voorzien in de situatie dat naast mentorschap sprake is van beschermingsbewind. In dat geval zou de situatie kunnen ontstaan dat de mentor zeggenschap heeft over aangelegenheden van niet-vermogensrechtelijke aard betreffende verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van een betrokkene, terwijl de bewindvoerder zeggenschap heeft over diezelfde aangelegenheden voor zover die wél vermogensrechtelijk van aard zijn en dus de onder bewind staande goederen van de betrokkene raken. De aangehaalde artikelen bepalen dat in dat geval de zeggenschap over die aangelegenheden bijeen wordt gehouden en volledig aan de mentor wordt toebedeeld, óók voor wat betreft de vermogensrechtelijke aspecten daarvan die ten gevolge van het bewind aan de bewindvoerder zouden toekomen. Dit blijkt ook uit de Memorie van Toelichting bij artikel 1:458 BW (Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 474, nr. 3). Omdat vast staat dat in deze geen sprake is van mentorschap en dus het probleem van de conflicterende zeggenschap van een mentor en een bewindvoerder zich niet voordoet, zijn de aangehaalde artikelen in dit geval niet van toepassing en blijven deze buiten beschouwing.
4.9
Anders dan Infomedics nog heeft gesteld, heeft de tandarts er ook niet
gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat de behandelovereenkomst met medewerking van de bewindvoerder werd gesloten gelet op het feit dat eerdere nota’s van de tandarts wel zijn voldaan. Dit geldt temeer nu gesteld noch gebleken is op welk soort behandelingen die facturen betrekking hadden, hoe hoog de kosten daarvan waren en dat die behandelingen hebben plaatsgevonden na de instelling van het bewind op 15 augustus 2018. Bovendien kan, zoals [gedaagde] terecht heeft aangevoerd, een financiële situatie veranderen in de loop der tijd, waardoor wellicht een andere afweging door de bewindvoerder wordt gemaakt. De tandarts had het Centraal curatele- en bewindregister moeten raadplegen en zich er vervolgens van moeten vergewissen dat de behandelovereenkomst met medewerking van de bewindvoerder werd gesloten om niet het risico te lopen dat de factuur voor de behandeling niet kon worden verhaald.
4.1
De kantonrechter volgt Infomedics ook niet in haar standpunt dat van een bewindvoerder kan worden gevergd dat hij zelf (bij de instelling van het bewind) de medisch behandelaars van de betrokkene benadert teneinde melding te maken van het bewind. De door Infomedics ingenomen stelling dat zorgverleners als gevolg van het medisch beroepsgeheim niet uit eigen initiatief contact mogen opnemen met de bewindvoerder, neemt niet weg dat zij van hun patiënt kunnen vergen dat deze van de medewerking van de bewindvoerder doet blijken als de behandelovereenkomst wordt aangegaan. Omdat bij weigering van medewerking door de bewindvoerder, de kantonrechter om een machtiging kan worden verzocht, is de stelling van Infomedics dat een bewindvoerder behandeling kan frustreren onjuist. Er is dus geen algemene reden om af te wijken van de regel dat een schuld niet op een onder bewind gesteld vermogen kan worden verhaald als de overeenkomst is gesloten zonder medewerking van de bewindvoerder of machtiging van de kantonrechter. Voor zover het bezwaar van Infomedics zich richt tegen het geldende wettelijke systeem, dient zij zich tot de wetgever te wenden.
4.11
Vorenstaande leidt tot de conclusie dat onderhavige schuld, voortvloeiend uit de
door de dochter van [naam] met de tandarts gesloten behandelingsovereenkomst, ingevolge
artikel 1:440 BW niet op de onder het bewind staande goederen van [naam] kan worden
verhaald.
4.12
Voor zover zou worden aangenomen dat (de dochter van) [naam] ongerechtvaardigd
is verrijkt ten koste van de tandarts, dienen de gevolgen van deze ongerechtvaardigde verrijking voor rekening van de tandarts te komen, nu deze het bewind had behoren te kennen. Het niet raadplegen van het Centraal curatele- en bewindregister en het zich niet vergewissen van de medewerking van de bewindvoerder dient voor rekening en risico van de tandarts te blijven, waarbij de factuur niet alsnog via ‘de omweg’ van ongerechtvaardigde verrijking op het vermogen van [naam] verhaald kan worden.
4.13
Wat betreft de stelling van Infomedics dat [gedaagde] , door de vordering niet
alsnog te erkennen, onrechtmatig jegens de tandarts heeft gehandeld, overweegt de kantonrechter als volgt. Voor zover al zou komen vast te staan dat er sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagde] , kan de schade voortvloeiende uit dit handelen uitsluitend worden verhaald op [gedaagde] als bewindvoerder en niet op de goederen van de betrokkene. Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding voortvloeiende uit onrechtmatige daad is in deze procedure derhalve geen plaats.
4.14
Voor zover Infomedics in haar processtukken nog andere vragen heeft opgeworpen,
leidt beantwoording van die vragen niet tot een ander oordeel. De vordering van Infomedics,
inclusief nevenvorderingen, zal gezien alles wat hiervoor is overwogen worden afgewezen.
4.15
Infomedics zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten
van het geding. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] tot op heden
vastgesteld op € 160,- (2 punten x € 80,-) aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Infomedics af,
5.2.
veroordeelt Infomedics in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 160,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.