ECLI:NL:RBZWB:2023:15

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2988
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Eiseres, die eerder een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet, had zich ziekgemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het UWV had haar aanvraag afgewezen op basis van een beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, waarbij werd vastgesteld dat zij voor 14,49% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de procedure en de medische beoordelingen van het UWV zorgvuldig bestudeerd. Eiseres voerde aan dat haar medische situatie slechter was dan het UWV had aangenomen en dat er meer beperkingen waren die niet in de beoordeling waren meegenomen. De rechtbank oordeelde dat het UWV de rapporten van de verzekeringsartsen op zorgvuldige wijze had opgesteld en dat deze aan de vereisten voldeden. De verzekeringsarts had de medische informatie en de ziektegeschiedenis van eiseres in zijn beoordeling meegenomen.

De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de geschiktheid van de door het UWV geduide functies in twijfel te trekken. Aangezien eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Dit betekent dat de afwijzing van de WIA-aanvraag door het UWV terecht was. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2988

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.H. Vader),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven).

Procesverloop

Met het besluit van 23 november 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 4 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 15 december 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Daarvoor was zij werkzaam als beheerder winkel verzorgingstehuis. Vanuit de WW heeft eiseres zich op 20 december 2018 bij het UWV ziekgemeld, waarna eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kreeg.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 16 december 2020 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 85,51% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 14,49%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er medische argumenten om af te wijken van de beoordeling door de verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wijkt ook af van de beoordeling door de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat haar medische situatie slechter is en dat zij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen. Volgens eiseres is het UWV er ten onrechte aan voorbij gegaan dat zij medicatie gebruikt die als vaak voorkomende bijwerkingen heeft slaperigheid, sufheid en verminderd reactievermogen. Verder moet eiseres dagelijks rustpauzes nemen en heeft het UWV ten onrechte aangenomen dat zij een groot deel van de huishouding zelf doet. Eiseres stelt zich op het standpunt dat een urenbeperking had moeten worden aangenomen nu zij ten tijde van de datum in geding een revalidatieprogramma volgde.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 14,49% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op
16 december 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij heeft beschreven dat rekening is gehouden met de medische informatie die aanwezig was in het dossier en de verzekeringsarts heeft de ziektegeschiedenis in beeld gebracht.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 17 mei 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij eiseres gesproken op de hoorzitting waarna medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
10. Over de medische informatie die eiseres in beroep heeft opgestuurd, te weten een brief van de fysiotherapeut met datum 5 mei 2022, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat deze geen nieuwe medische informatie bevat en geen aanleiding geeft het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
12. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat in de situatie van eiseres sprake is van pijnklachten in het bewegingsapparaat die na uitgebreid onderzoek werden gediagnosticeerd als het gevolg van fibromyalgie. Vanwege medische klachten is sprake van beperkingen op het gebied van dynamische handelingen en statische houdingen. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor dynamische handelingen en statische houdingen.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 17 mei 2021 uiteengezet op welke punten hij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komt. Dat betreft de volgende punten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat er toch enige beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren aanwezig zijn in verband met de psychische klachten van eiseres. Ook worden in bezwaar enige correcties doorgevoerd in de FML in verband met pijnklachten ten gevolge van de fibromyalgie. Er is een nieuwe FML opgesteld, waarin beperkingen zijn opgenomen voor het persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
14. Eiseres voert aan dat het UWV ten onrechte geen beperkingen heeft aangenomen in verband met haar medicatiegebruik waarvan bekend is dat deze medicatie als vaak tot zeer vaak voorkomende bijwerkingen heeft slaperigheid, sufheid en verminderd reactievermogen. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat het UWV er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat zij dagelijks meerdere rustpauzes nodig heeft. Ook heeft het UWV volgens eiseres ten onrechte aangenomen dat zij een groot gedeelte van het huishouden zelf doet. Daar is volgens eiseres geen sprake van: eiseres is niet tot het verrichten van enige huishoudelijke taak in staat. Buitenom de wekelijkse huishoudelijke hulp worden alle huishoudelijke taken vervuld door familie. Eiseres voert verder aan dat zij ten tijde van de datum in geding een revalidatieprogramma volgde. Eerder was daarvoor een urenbeperking aangenomen. Ten onrechte is het UWV daaraan voorbij gegaan. Eiseres volgde ook een traumatherapie die eveneens leidt tot een verminderde beschikbaarheid. Zij heeft haar standpunt onderbouwd met twee brieven van haar fysiotherapeut [naam fysiotherapeut] met datum 7 december 2020 en 5 mei 2022. Op de zitting heeft eiseres de noodzaak tot het stellen van een urenbeperking herhaald. Zij heeft aangegeven dat zij in de periode van september 2021 tot en met april 2022 gewerkt heeft. In deze periode is zij meermaals uitgevallen vanwege gezondheidsklachten en heeft zij niet meer dan 4 uur per dag gewerkt. Eiseres is niet in staat gebleken 40 uur per week werk te verrichten dat eenvoudig en voorspelbaar is en voldoet aan de specifieke eisen die aan het werk worden gesteld in haar gezondheidssituatie.
15. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Hij heeft toegelicht dat de bijwerkingen van de medicatie zoals door eiseres beschreven vooral in het begin van het gebruik aanwezig zijn. Eiseres gebruikt het middel als slaapmiddel en neemt dit dus ’s avonds in zodat de eventuele bijwerkingen de volgende ochtend al aanzienlijk in intensiteit zijn afgenomen. Ten aanzien van de urenbeperking voor arbeid overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat fibromyalgie geen anatomisch substraat is dat beperkte energetische belastbaarheid aannemelijk maakt. Er is daarom geen reden om een urenbeperking aan te brengen in passende arbeid. Subjectieve gevoelens, gewoontevorming en een gebrek aan conditie mogen volgens het Schattingsbesluit niet meegewogen worden. Ten aanzien van de traumatherapie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de traumatherapie éénmaal per twee tot drie weken zal worden gevolgd en dit geen reden voor verzuim hoeft te zijn op de dag van behandeling als de therapie goed wordt afgesloten. Als reactie op het schrijven van de fysiotherapeut van 7 december 2020 bevreemdt het de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat deze niet in het geding is gebracht in de bezwaarprocedure. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwijst naar zijn rapportage van 17 mei 2021 ten aanzien van de fibromyalgie en geeft weer dat het begrijpelijk is dat eiseres klachten en beperkingen ervaart, maar dat het niet de taak van de verzekeringsarts is om belemmeringen die eiseres ervaart te registreren. De taak van een verzekeringsarts is om te beoordelen wat eiseres medisch gezien kan of wat in haar vermogen ligt om te doen zonder dat aantoonbare gezondheidsschade of letsel optreedt bij de aangegeven belastbaarheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de beperkingen, aangegeven in de FML van 17 mei 2021, in voldoende mate tegemoet komen aan de klachten van eiseres. In zijn aanvullende rapport van 6 juni 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de brief met medische informatie over eiseres van de fysiotherapeut met datum 5 mei 2022 geen nieuwe medische informatie bevat, zodat het schrijven geen aanleiding geeft om het standpunt te wijzigen. De rechtbank ziet geen aanleiding hem niet te volgen.
De arbeidskundige beoordeling
16. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
17. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 16 december 2020 met de middelste van deze functies 85,51% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als beheerder winkel verzorgingstehuis, zodat eiseres voor de overige 14,49% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

18. Omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft het UWV de aanvraag voor een WIAuitkering terecht afgewezen.
19. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 januari 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier
.
griffier
rechter
De rechter is niet in staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.