In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Eiseres, die eerder een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet, had zich ziekgemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het UWV had haar aanvraag afgewezen op basis van een beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, waarbij werd vastgesteld dat zij voor 14,49% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de procedure en de medische beoordelingen van het UWV zorgvuldig bestudeerd. Eiseres voerde aan dat haar medische situatie slechter was dan het UWV had aangenomen en dat er meer beperkingen waren die niet in de beoordeling waren meegenomen. De rechtbank oordeelde dat het UWV de rapporten van de verzekeringsartsen op zorgvuldige wijze had opgesteld en dat deze aan de vereisten voldeden. De verzekeringsarts had de medische informatie en de ziektegeschiedenis van eiseres in zijn beoordeling meegenomen.
De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de geschiktheid van de door het UWV geduide functies in twijfel te trekken. Aangezien eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Dit betekent dat de afwijzing van de WIA-aanvraag door het UWV terecht was. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.