ECLI:NL:RBZWB:2023:1579

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
8638288_E08032023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over vochtproblemen en inbreuk op eigendomsrecht met vorderingen tot schadevergoeding en dwangsommen

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat een burengeschil centraal tussen twee partijen die elkaar beschuldigen van onrechtmatige daden en het veroorzaken van schade door vochtproblemen. De eiser in conventie, hierna aangeduid als [eiser in conventie], heeft diverse vorderingen ingesteld tegen de gedaagden, [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2], met betrekking tot de afvoer van hemelwater en de gevolgen daarvan voor haar eigendom. De eiser stelt dat de ondeugdelijke afvoer van hemelwater van het dak van de gedaagden leidt tot vochtproblemen in haar bijgebouw, wat resulteert in schade en extra kosten voor werkzaamheden die niet tijdig konden worden uitgevoerd. De gedaagden betwisten de claims en stellen dat zij hun dakconstructie hebben aangepast om verdere schade te voorkomen.

De kantonrechter heeft op 8 maart 2023 uitspraak gedaan. De rechter heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake is van vochtproblemen, maar dat de gedaagden niet volledig aansprakelijk zijn voor de schade. De rechter heeft geoordeeld dat beide partijen verantwoordelijk zijn voor de situatie en heeft een kostenverdeling voorgesteld. De eiser heeft recht op schadevergoeding voor de extra kosten die zij heeft moeten maken, maar de gedaagden zijn ook verplicht om bij te dragen aan de oplossing van de vochtproblemen. Daarnaast zijn er vorderingen gedaan in reconventie door de gedaagden, die onder andere een verbod vorderen op het maken van beeld- en geluidsopnamen van hen door de eiser. De rechter heeft deze vorderingen gedeeltelijk toegewezen en een dwangsom opgelegd voor het overtreden van dit verbod.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van goede burenrelaties en het belang van het naleven van eigendomsrechten, terwijl ook de verantwoordelijkheden van beide partijen in het geschil worden belicht. De rechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding en proceskosten aan de eiser, en heeft hen verplicht om medewerking te verlenen aan de uitvoering van de noodzakelijke werkzaamheden.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 8638288 \ CV EXPL 20-2689
Vonnis van 8 maart 2023
in de zaak van
[eiser in conventie],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie] ,
gemachtigde: mr. T. Quist-Koppelaar,
tegen

1.[gedaagde in conventie sub 1] ,

te [plaats] ,
2. [gedaagde in conventie sub 2],
te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. R.V. Van den Wildenberg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding;
de conclusie van antwoord;
het tussenvonnis van 28 oktober 2020;
e akte van [eiser in conventie] , ontvangen op 13 november 2020;
de akte van [gedaagden] met inbreng van een productie, voor de roldatum van 18 november 2020;
de akte eisvermeerdering van eis in conventie met inbreng van producties van [eiser in conventie] gedateerd op 14 januari 2021;
de aantekeningen van de griffier van de descente op 5 februari 2021 en de daarop volgende mondelinge behandeling op de rechtbank locatie Tilburg;
de pleitnota die [gedaagden] op de zitting van 5 februari 2021 heeft overhandigd;
de akte met inbreng productie van [gedaagden] van 17 februari 2021;
de antwoordakte van [eiser in conventie] van 19 februari 2021;
het tussenvonnis van 2 juni 2021;
het deskundigenbericht van 23 juni 2021;
de akte inbreng productie van [gedaagden] voor de roldatum van 21 juli 2021;
de akte uitlaten partijen n.a.v. het deskundigenbericht voor de roldatum van 21 juli 2021;
het tussenvonnis van 4 augustus 2021;
de aantekeningen van de griffier van de zitting van 9 september 2021;
de akte uitlating voortzetten procedure van [eiser in conventie] voor de roldatum van 4 mei 2022;
de akte inbreng nadere producties van [eiser in conventie] voor de roldatum van 1 juni 2022;
de antwoordakte van [gedaagden] voor de roldatum van 1 juni 2022;
de brief van [eiser in conventie] van 20 september 2022;
de brief van [gedaagden] van 22 september 2022;
het tussenvonnis van 7 december 2022;
de aantekeningen van de griffier van de descente van 9 januari 2023;
de aantekeningen van de deskundige van de descente van 9 januari 2023;
de akte met inbreng van producties van [eiser in conventie] van 27 januari 2023;
de brief van [gedaagden] van 27 januari 2023;
de antwoordakte van [gedaagden] van 15 februari 2023;
de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie van 15 februari 2023.
1.2.
In de hiervoor genoemde stukken van het procesverloop is – om het overzichtelijk te houden – niet de mail/briefwisseling tussen de griffier en partijen vermeld zonder belangrijke inhoud.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Voor de duidelijkheid zal de kantonrechter hieronder nog een keer de actuele vorderingen van partijen weergeven.
in conventie
2.2.
[eiser in conventie] vordert dat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zowel [gedaagde in conventie sub 1] als [gedaagde in conventie sub 2] hoofdelijk (dat wil zeggen dat ieder afzonderlijk is aan te spreken voor het geheel) te veroordelen tot/in die zin dat:
I. Ten aanzien van de hemelwaterafvoer, pimair, dat op grond van de artikelen 5:52,
6:162 en 3:300 BW een machtiging wordt afgegeven waarin wordt bepaald dat de
afvoer van het hemelwater bij [gedaagden] alsnog op dusdanige wijze wordt ingericht
zodat deze op het eigen terrein van [gedaagden] loopt en wel zo dat het niet leidt tot onrechtmatige vochtproblemen bij [eiser in conventie] en dat de afvoer geheel op het eigen terrein van [gedaagden] loopt. [eiser in conventie] vordert dat deze werkzaamheden worden uitgevoerd door [Bouwbedrijf] uit Kaatsheuvel, althans een andere door de kantonrechter te benoemen zakelijke en professionele partij, waarvan de kosten worden verhaald op [gedaagden] , waarbij [gedaagden] onbelemmerde toegang dienen te verlenen tot hun bijgebouw en tuin voor zover dit nodig is voor het uitvoeren van de werkzaamheden aan het dak van hun bijgebouw, aan het bijgebouw zelf of aan de
afvoer van dit gebouw.
II. In aanvulling op het onder I. gevorderde vordert [eiser in conventie] oplegging van een dwangsom ex artikel 611a Rv e.v. voor het geval [gedaagden] (gezamenlijk of afzonderlijk) medewerking weigeren aan het onbelemmerd toegang verlenen tot hun bijgebouw en tuin voor zover dit nodig is voor het uitvoeren van de werkzaamheden aan het dak en/of de afwatering van het bijgebouw van [gedaagden] [eiser in conventie] vordert oplegging van een direct opeisbare dwangsom van € 500,- voor iedere dag (waarbij een gedeelte van een dag als gehele dag heeft te gelden) dat door [gedaagden] (tezamen of afzonderlijk) geen onbelemmerde toegang wordt verleend en daardoor de hiervoor genoemde werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd, zulks met een maximum van € 20.000,--.
III. betaling van de kosten van de werkzaamheden zoals onder I. voornoemd, voor
zover deze zien op de kosten op werkzaamheden die dienen te worden uitgevoerd bij
[gedaagden]
IV. Indien de kantonrechter onverhoopt mocht oordelen dat het afgeven van de gevraagde machtiging niet kan worden toegewezen, vordert [eiser in conventie] in plaats van hetgeen wordt gevorderd ten aanzien van de machtiging (derhalve subsidiair), om [gedaagden] te veroordelen op grond van artikel 5:52 BW en artikel 6:162 jo 3:296 BW om binnen 8 weken na betekening van het vonnis de hemelwaterafvoer om te leggen zodat er door deze afvoer geen hemelwater meer wordt geloosd op het perceel van [eiser in conventie] zonder daarbij enige beschadiging of verbinding te maken met het bijgebouw en/of het perceel van [eiser in conventie] en zonder dat de afvoer over het perceel van [eiser in conventie] helt. [eiser in conventie] vordert dat deze werkzaamheden worden uitgevoerd binnen 30 dagen door een professionele partij met professionele kennis van hemelwaterafvoer, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat gedaagde niet aan deze veroordeling voldoet, zulks met een maximum van € 25.000,-.
V. Primair en subsidiair schadevergoeding van € 225,- ten aanzien van de kosten voor
het reinigen van de tapijten op grond van artikel 6:96 BW.
VI. Primair en subsidiair schadevergoeding van € 1.071.65 ten aanzien van de meerprijs
voor het afwerken van het bijgebouw op grond van artikel 6:96 BW juncto artikel 6:162 BW.
VII. Primair en subsidiair op grond van een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW ten
gevolge van de inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser in conventie] , schadevergoeding van € 917,58 als gevolg van de gemaakte kosten om deze inbreuk vast te stellen op grond van artikel 6:96 BW, althans verzoekt [eiser in conventie] een door de kantonrechter in goede justitie nader te bepalen bedrag aan schadevergoeding toe te wijzen.
VIII. Primair en subsidiair, op grond van een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW ten
gevolge van de werkzaamheden van [gedaagden] aan het dak van het bijgebouw en het
niet gesnoeid houden van de klimop, schadevergoeding van € 2.140,05 als gevolg van
de schade aan het dak en de gevel van het bijgebouw van [eiser in conventie] alsmede de schade aan het woonhuis van [eiser in conventie] op grond van artikel 6:96 BW, althans verzoekt [eiser in conventie] een door de kantonrechter in goede justitie nader te bepalen bedrag aan schadevergoeding toe te wijzen.
IX. In aanvulling op onder VIII. gevorderde vordert [eiser in conventie] een verbod tot het verrichten van werkzaamheden aan het dak van het bijgebouw aan [eiser in conventie] door [gedaagden] op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat [gedaagden] zich niet aan deze veroordeling voldoet, zulks met een maximum van € 5.000,-, alsmede tot vergoeding van de daarbij aangerichte schade.
X. Primair en subsidiair verwijdering van de overhellende takken en het behoorlijk
gesnoeid houden van de klimop op grond van artikel 5:44 jo 6:162 BW, op straffe van
een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat [gedaagden] niet aan deze veroordeling
voldoen, zulks met een maximum van € 5.000,-.
XI. Primair en subsidiair verwijdering van het gedeelte van het bijgebouw dat op het
perceel van [eiser in conventie] perceel staat, waarbij het bijgebouw volledig op het eigen perceel van [gedaagden] wordt geplaatst. [eiser in conventie] vordert dat deze werkzaamheden worden uitgevoerd binnen 60 dagen door een professionele partij. zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat [gedaagden] niet aan deze veroordeling voldoen, zulks met een maximum van € 25.000,-.
XII. Primair en subsidiair zulks te vermeerderen met de buitengerechtelijke
incassokosten conform de Wet Normering Incassokosten ad € 354,76, althans een
bedrag de hoogte daarvan door de kantonrechter in goede justitie te bepalen.
XIII. Primair en subsidiair zulks te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119
BW over de hoofdsom vanaf 7 augustus 2019 en 5 november 2019 tot aan de dag der
dagvaarding (hetgeen neerkomt op een bedrag van € 162,04).
XIV. Primair en subsidiair zulks te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119
BW over de hoofdsom vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening van de vordering, althans een percentage de hoogte daarvan door de kantonrechter in goede justitie te bepalen.
Zowel primair als subsidiair:
XV. de proceskosten,
XVI. de nakosten
XVII. de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassoskosten, de proceskosten en de nakosten.
2.3.
[gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conventie] .
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
2.5.
[eisers in reconventie] vorderen, indien een van de in conventie ingestelde vorderingen (deels) wordt toegewezen:
I. Om [ verweerster in reconventie] te veroordelen om binnen twee weken na het door de kantonrechter te wijzen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis al hetgeen te verwijderen dat zich bevindt boven het perceel dat eigendom is van [eisers in reconventie] , op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat aan deze veroordeling niet (geheel) is voldaan met een maximum van € 20.000,-.
II. Om [ verweerster in reconventie] te verbieden om beeld en/of geluidsopnamen te maken van [gedaagde in conventie sub 1] en/of [gedaagde in conventie sub 2] wanneer deze zich in of op hun huis met aanhorigheden of in de bijbehorende voor- of achtertuin bevindt c.q. bevinden, dan wel dergelijk beeld of geluidsmaterialen in bezit te hebben of te houden, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 500,- per keer dat zij dit verbod overtreedt, met een maximum van € 10.000,-.
III. dat als [ verweerster in reconventie] vasthouden aan het verwijderen van de muur die op haar perceel staat, om [ verweerster in reconventie] te veroordelen tot verwijdering van het gedeelte van de fundering van haar bijgebouw dat onder zijn perceel ligt (eisvermeerdering zoals gedaan in de pleitnota van 5 februari 2022).
2.6.
[ verweerster in reconventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers in reconventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] in de kosten van deze procedure.
2.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
In deze zaak staan de volgende feiten vast.
3.1.1.
[ verweerster in reconventie] woont samen met haar echtgenoot in de woning aan het
[adres] op [nummer 1] . [eisers in reconventie] zijn hun buren, zij wonen op [nummer 2] .
3.1.2.
Beide partijen hebben een bijgebouw in hun achtertuin. Deze gebouwen liggen naast elkaar, maar staan niet muur-tegen-muur: er zit een ruimte tussen van (variërend) circa 30 centimeter. Het bijgebouw van [eisers in reconventie] (verder genoemd: “de garage”) stond er het eerst. Het bijgebouw van [ verweerster in reconventie] (verder genoemd “het bijgebouw”) is later in 2016 gebouwd.
3.1.3.
[ verweerster in reconventie] heeft/had vochtproblemen aan de binnenzijmuur van het bijgebouw, gelegen aan de kant van de [eisers in reconventie]
3.1.4.
Tijdens de eerste descente heeft de kantonrechter gezien dat [eisers in reconventie] een zelfgemaakte constructie van regenpijpen had gemaakt die het hemelwater van (het dak van) de garage afvoerde. [eisers in reconventie] had voor het begin van de procedure meerdere malen werkzaamheden verricht of laten verrichten op het dak van de garage en het bijgebouw, met name boven de ruimte tussen zijn garage en het bijgebouw van [ verweerster in reconventie] .
3.1.5.
Partijen hebben – op zijn zachtst gezegd – geen goede relatie met elkaar. Zij komen er dan ook samen niet uit en vragen nu aan de kantonrechter om te beslissen op hun geschilpunten.
In conventie
3.2.
Gelet op de hoeveelheid vorderingen, zullen de vorderingen hieronder per onderwerp worden besproken.
3.3.
vochtproblemen (vorderingen I. t/m IV.)
3.3.1.
In deze zaak heeft [eiser in conventie] aan haar vorderingen – samengevat – ten grondslag gelegd dat zij vochtproblemen ervaart in haar bijgebouw en dat dit komt door de ondeugdelijke afvoer van het hemelwater van de garage, die uitwatert op het perceel van [eiser in conventie] op zo’n manier dat hemelwater terecht komt tussen het bijgebouw en de garage. Zij geeft aan hierdoor schade te hebben geleden en wil haar schade vergoed krijgen. Zij wil dat de hemelwateroverlast door een professionele partij op een goede manier worden opgelost, op kosten van [gedaagden]
3.3.2.
[gedaagden] betwisten dat de binnenmuur van het bijgebouw vochtig is als gevolg van hemelwater dat van het dak van de garage zou komen. Ook betwist [gedaagden] de door [eiser in conventie] gestelde (omvang van de) schade. [gedaagde in conventie sub 1] heeft, nadat [eiser in conventie] bezwaar had gemaakt, het dak van zijn garage aangepast en de dakgoot verlegd, volledig boven hun eigen perceel. Om te voorkomen dat er water tussen het bijgebouw en de garage kwam heeft [gedaagde in conventie sub 1] een bitumenstrookje aangebracht tussen beide daken.
3.3.3.
De kantonrechter overweegt het volgende. De kantonrechter is met de deskundige op 5 februari 2021 gaan kijken naar het bijgebouw en de garage. De deskundige heeft die dag simpel gezegd (zeer) hoge vochtwaardes gemeten aan de binnenmuur van het bijgebouw, die aan de kant ligt van de garage en heeft geconstateerd dat daar sprake is van optrekkend en uittredend vocht. Ook heeft de deskundige geconstateerd dat de (aangepaste) hemelwatervoer van [gedaagden] niet deugdelijk was en dat een juiste dakrandconstructie ontbrak, waardoor het water niet juist kan worden afgevoerd en het water in de grond trekt en in de spouwmuur constructie van het bijgebouw, met vochtschade aan het bijgebouw als gevolg.
3.3.4.
De deskundige heeft vervolgens een advies uitgebracht dat er kort gezegd op neerkwam dat de hemelwaterafvoer moest worden aangepast en de dakrandconstructie zou worden aangepast zodat er geen regenwater meer tussen de gebouwen zou kunnen komen.
3.3.5.
Vervolgens is – kort gezegd – een architect ingeschakeld door [gedaagden] , zijn aanpassingen verricht en heeft er opnieuw een zitting op locatie plaatsgevonden (op 9 januari 2023), waarbij de kantonrechter met de deskundige de nieuwe situatie heeft onderzocht.
3.3.6.
De kantonrechter heeft met de deskundige de aangepaste situatie beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de afvoer van hemelwater van het dak van [gedaagden] afdoende is geconstrueerd: er komt geen water vanaf het dak van de garage meer tussen de ruimte tussen de garage en het bijgebouw. [gedaagden] hadden daarvoor een nieuwe muur opgetrokken en de dakconstructie en -bedekking aangepast en ook de hemelwaterafvoerleidingen verlegd. De kosten die [gedaagden] voor de aanpassing van deze constructie hebben gemaakt, moeten naar het oordeel van de kantonrechter voor hun rekening blijven, omdat [gedaagden] als eigenaars moeten zorgen voor een deugdelijke afvoer van het hemelwater van het dak van hun garage.
3.3.7.
Dat er nu verder nog sprake is van een gebrek aan de hemelwaterafvoer waarvoor [gedaagden] (geheel) aansprakelijk zijn is niet gebleken. Daarbij wordt wel overwogen dat de deskundige en de kantonrechter (op de tweede descente) hebben geconstateerd dat de door/namens [gedaagden] aangebrachte dakrandconstructie gebrekkig is. Met deze constructie hebben [gedaagden] willen voorkomen dat er rechtstreeks hemelwater inregent in de ruimte tussen de garage en het bijgebouw. Deze constructie is echter te kort en hierdoor zakt de bitumineuze dakbedekking in en wordt een watergeul veroorzaakt, waarbij het regenwater alsnog (gecentreerd) de ruimte tussen de gebouwen instroomt. Dit moet nog worden aangepast. De deskundige heeft hiervoor een oplossing bedacht die inhoudt dat de aangebrachte hoekbeugel wordt voorzien van een goede overspanning over de gehele ruimte tussen beide objecten en in de hoek een mastiekschroot wordt aangebracht (zie tekening in de aantekeningen van de deskundige van de descente van 9 januari 2023).
3.3.8.
Dat deze oplossing evenwel geheel voor rekening van [gedaagden] dient te komen is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval en wordt hierna uitgelegd. De garage bestond al en is hoger dan het bijgebouw, dat in 2016 er vlakbij werd gebouwd. Dat er in dit geval regenwater tussen deze gebouwen valt is onvermijdelijk en een feit waar [gedaagden] niets aan kunnen doen. Uit het deskundigenrapport is op te maken dat het vochtprobleem (mede) is ontstaan door het ontbreken van een juiste dakrandconstructie bij [gedaagden] Om verder (risico van) vochtuitslag bij de binnenmuur van de gebouwen te voorkomen verdient het dan ook aanbeveling om de huidige (ondeugdelijke) afdekking tussen de daken van de gebouwen, aan te passen naar de waterdichte oplossing die de deskundige heeft aangedragen. Omdat de overlappende constructie ziet op de tussenruimte tussen de gebouwen van beide buren, oordeelt de kantonrechter in dit geval dan ook dat beide partijen ieder voor de helft de kosten hiervan moeten dragen.
3.3.9.
De deskundige heeft aan de rechtbank te kennen gegeven dat de kosten voor deze oplossing volgens hem normaal gesproken worden begroot op ongeveer € 2.500,- (inclusief btw) [1] . De kantonrechter zal in dit geval [gedaagden] veroordelen tot betaling van de helft van dit bedrag van € 1.250,- aan [eiser in conventie] . De door de deskundige ter zitting aangedragen onafhankelijke professionele aannemer bleek helaas (na navraag door de griffier) niet de genoemde werkzaamheden te kunnen verrichten. [eiser in conventie] heeft evenwel zelf ook een aannemer aangedragen in haar petitum. Het staat [eiser in conventie] vrij om die aannemer of een andere professionele aannemer, opdracht te geven om de door de deskundige aangedragen oplossing uit te voeren.
3.3.10.
De kantonrechter oordeelt ook dat, als [eiser in conventie] een professionele aannemer heeft gevonden die deze werkzaamheden kan uitvoeren, [gedaagden] zal moeten toelaten dat deze werkzaamheden ook deels op zijn dak worden uitgevoerd. Dit is namelijk onvermijdelijk om de door de deskundige aangedragen constructie te kunnen uitvoeren. De kantonrechter drukt daarbij [eiser in conventie] wel op het hart dat, als zij geplande data heeft waarop de aannemer de werkzaamheden komt verrichten, zij dit op een nette en tijdige manier door moet geven aan [gedaagden] De kantonrechter verstaat hieronder bijvoorbeeld een briefje met de mededeling door de brievenbus doen, uiterlijk een week van te voren.
3.3.11.
Gelet op het voorgaande wijst de kantonrechter de gevorderde machtiging onder I. en de (subsidiaire) vordering op dit punt onder IV. af omdat deze vorderingen zo geformuleerd zijn dat deze enkel zien op de constructie van [gedaagden] die rechtstreeks op het perceel van [eiser in conventie] afwaterde en dit inmiddels niet meer aan de orde is. Hier is dus geen belang meer bij. Wel zal de kantonrechter de onder II. gevorderde dwangsom toewijzen voor het geval [gedaagden] medewerking weigeren en geen onbelemmerde toegang verlenen tot het dak van hun garage voor het uitvoeren van de door de deskundige aangedragen oplossing. Het is hierbij niet zo dat de kantonrechter niet gelooft dat [gedaagden] zullen doen wat zij moeten doen, maar dat het opleggen van de hierna te noemen dwangsom toch aangewezen is gelet op de jarenlange ergernissen van partijen over en weer. De dwangsom houdt in dat als [gedaagden] weigeren hun medewerking te verlenen aan het onbelemmerd toegang verlenen tot hun bijgebouw en tuin, voor zover dit nodig is (volgens de aannemer) om de door de deskundige aangedragen oplossing uit te voeren, [gedaagden] een dwangsom verschuldigd zijn aan [eiser in conventie] van € 100,- voor iedere dag (of gedeelte van de dag) dat zij weigeren waardoor de werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd, tot een maximum van € 5.000,-, ingaande vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
3.4.
schadeposten door wateroverlast (vorderingen V. en VI.)
3.4.1.
[eiser in conventie] legt op dit punt aan haar vordering ten grondslag dat als gevolg van de vochtproblemen die zijn ontstaan door de afwatering van [gedaagden] op het terrein van [eiser in conventie] en op de zijmuur van het bijgebouw, zij de muren van het bijgebouw niet naar behoren heeft kunnen laten afwerken. Om dezelfde werkzaamheden nu uit te laten voeren, moet zij – opgeteld een bedrag van € 1.071,65 – meer aan kosten maken dan in 2017 het geval zou zijn. Daarnaast wil [eiser in conventie] een schadevergoeding, omdat door voornoemd vochtproblemen de tapijten van haar moeder waren beschimmeld en zij hiervoor reinigingskosten heeft moeten maken ter hoogte van € 225,-.
3.4.2.
[gedaagden] betwisten dat de werkzaamheden destijds zijn opgeschort door de vochtproblemen, aangezien het gebouw volgens [gedaagden] zonder benodigde vergunning is gebouwd en [eiser in conventie] de werkzaamheden heeft opgeschort omdat de gemeente uiteindelijk heeft besloten dat het bijgebouw niet hoefde te worden afgebroken, onder de voorwaarde dat de situatie zou blijven zoals deze was. Geruime tijd later is [eiser in conventie] alsnog verder gegaan met de afwerking, waarbij [eiser in conventie] volgens [gedaagden] deze kosten ten onrechte bij [gedaagden] in rekening probeert te brengen. Ook betwisten [gedaagden] dat de door [eiser in conventie] ingebrachte factuur alleen betrekking zou hebben op de wanden van het bijgebouw. Er is geen onderbouwing van enige schade voor wat betreft de zijmuur of wat dit gekost zou hebben in 2017. Ook betwisten [gedaagden] dat door hun doen of nalaten schade aan de vloerkleden is ontstaan die [eiser in conventie] in haar bijgebouw had bewaard.
3.4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat op basis van de stellingen van partijen en wat op locatie is gezien, voldoende is komen vast te staan dat [eiser in conventie] schade heeft geleden, doordat zij door de vochtproblematiek niet haar bijgebouw heeft kunnen afwerken. Het verweer dat [eiser in conventie] hiermee heeft gewacht wegens een andere oorzaak is onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter vindt het daarbij te begrijpen dat [eiser in conventie] in eerste instantie heeft gewacht met het afwerken van de wanden van het bijgebouw die op zichzelf niet met vocht waren aangetast, omdat het handiger is om alle stucwerkzaamheden in een keer uit te voeren. Ook is begrijpelijk dat [eiser in conventie] in 2020, nadat inmiddels een ruime periode is verstreken waarin zij het bijgebouw niet naar haar eigen wens heeft kunnen gebruiken, alsnog wel de muren alvast te laten doen die niet door vocht waren aangetast.
3.4.4.
Wel gaat de kantonrechter mee in het verweer van [gedaagden] , dat niet door [eiser in conventie] is weersproken, dat de offerte en factuur van de aannemer voor de stucwerkzaamheden ook zien op het “tegelklaar maken” van muren voor de badkamer. De kantonrechter deelt de mening van [gedaagden] dat met deze vermelding in de offerte en factuur, zonder nadere toelichting van [eiser in conventie] op dit punt, onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat deze werkzaamheden zien op het bijgebouw. Het lag op weg van [eiser in conventie] om dit wel verder uit te leggen. Bovendien heeft de kantonrechter bij de descentes ook geen badkamer gezien in het bijgebouw. De kantonrechter vindt het echter wel te ver gaan om er van uit te gaan dat dit betekent dat de offerte en factuur, naast (eventuele) muren van de badkamer, ook nog zien op andere werkzaamheden aan de woning van [eiser in conventie] . De kantonrechter zal daarom in dit geval de schade voor het bijgebouw begroten op € 750,- aan meerprijs die [eiser in conventie] niet had hoeven betalen als zij de stuc werkzaamheden aan het bijgebouw in 2017 had kunnen laten doen.
3.4.5.
Ook voor wat betreft deze schadepost is de kantonrechter niet van oordeel dat deze geheel voor rekening van [gedaagden] dient te komen, maar dat deze kosten moeten worden verdeeld over partijen aan de hand van de volgende verdeelsleutel. Een deel van 2/3 komt voor rekening van [gedaagden] en een deel van 1/3 blijft voor rekening van [eiser in conventie] . De motivering hiervoor is dat beide partijen voor een gelijk deel verantwoordelijk zijn voor het feit dat er vocht tussen de gebouwen is gekomen, maar [gedaagden] een extra deel wordt toegerekend voor de ondeugdelijke hemelwaterafvoer (“de regenpijpconstructie”) die hij in eerste instantie zo had gemaakt dat deze rechtstreeks kon afwateren op het perceel van [eiser in conventie] .
3.4.6.
Dit betekent dat voor wat betreft de meerprijsschade voor het bijgebouw een bedrag van € 250,- (1/3 deel van € 750,-) voor rekening blijft van [eiser in conventie] en een bedrag van € 500,- (2/3 deel van € 750,-) voor rekening komt van [gedaagden]
3.4.7.
De kantonrechter past in dit geval ook de hiergenoemde verdeelsleutel toe op de schade ten aanzien van het reinigen van de tapijten van (de moeder van) [eiser in conventie] . Dit betekent dat [gedaagden] hiervoor aan [eiser in conventie] een bedrag van € 150,- moet betalen en een bedrag van € 75,- voor rekening blijft van [eiser in conventie] .
3.5.
inbreuk eigendomsrecht (vorderingen VII. en XI.)
3.5.1.
[eiser in conventie] heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat zij naar aanleiding van het reeds overgelegde rapport van het Kadaster (productie 44 bij dagvaarding) een additionele meting door TerraSpect heeft laten uitvoeren. TerraSpect heeft bij de meting de punten van het Kadaster als uitgangspunt genomen en geconstateerd dat het bijgebouw van [eiser in conventie] volledig op haar eigen perceel staat, te weten dat er aan de achterkant nog 8 cm afstand zit tussen de kadastrale grens en de rand van het dak en aan de voorkant nog 25 cm. [gedaagden] hebben zonder toestemming het dak van hun garage aangehecht aan het dak van het bijgebouw en dit bevindt zich per definitie boven het perceel van [eiser in conventie] . Zij willen dit deel verwijderd hebben en de daarmee verbandhouden muur moet worden verplaatst. De factuur van de meting van het Kadaster bedraagt € 485,- (inclusief btw, zie productie 51 bij akte vermeerdering van eis). De factuur van TerraSpect bedraagt € 432,58 (inclusief btw, zie productie 49 bij dagvaarding). [eiser in conventie] hebben door de onrechtmatige daad van [gedaagden] schade geleden in de vorm van deze facturen van in totaal € 917,58, waardoor [gedaagden] volgens [eiser in conventie] verplicht zijn om deze schade te vergoeden.
3.5.2.
[gedaagden] voeren als een van de belangrijkste verweren aan dat – zo begrijpt de kantonrechter – voor zover er al sprake is van overbouw, het niet redelijk is om een muur af te breken en enkele centimeters verder weer op te moeten bouwen, terwijl [eiser in conventie] er geen nadeel bij heeft als de muur zo blijft staan. [eiser in conventie] kan verder ook niets met de iets bredere ruimte die zij verkrijgt bij verplaatsing.
3.5.3.
De kantonrechter oordeelt dat er, (mede) gelet op de overgelegde stukken van TerraSpect en het rapport van het Kadaster, voldoende is komen vast te staan dat er sprake is van een overbouw door [gedaagden] op/over het perceel van [eiser in conventie] . Daargelaten de discussie over wie deze feitelijke grensoverschrijding heeft veroorzaakt, in hoeverre er toestemming is verleend en hoe dit precies destijds is gelopen, rechtvaardigt deze overbouw in ieder geval nog niet dat dit deel van (het dak van) de garage dient te worden afgebroken en de muur moet worden verplaatst, zoals door [eiser in conventie] is gevorderd. De kosten en moeite van de afbraak en de heropbouw enkele centimeters verder staan niet in verhouding met het belang van [eiser in conventie] , die kort gezegd alleen maar wil dat [gedaagden] op hun eigen perceel blijven. Daarbij geldt dat de aansluiting (van de daken) tussen beide gebouwen, in de vorm zoals hiervoor omschreven onder 3.3.7 juist zo belangrijk is om de vochtproblemen van [eiser in conventie] (voorgoed) te kunnen oplossen. De vordering van [eiser in conventie] tot afbraak/verwijdering van het gedeelte van (het dak van) de garage (inclusief de hierbij gevorderde nevenvorderingen) wordt dan ook afgewezen.
3.5.4.
Wel dient [gedaagden] de facturen voor de metingen van TerraSpect en het rapport van het Kadaster te vergoeden aan [eiser in conventie] . [eiser in conventie] hebben immers gelijk gekregen op het punt dat er sprake is van een inbreuk van het eigendomsrecht van [eiser in conventie] door [gedaagden] en hebben schade geleden om dit punt te laten onderzoeken. De discussie of [eiser in conventie] [gedaagden] van de metingen op de hoogte heeft gebracht en/of [gedaagden] wel of niet zouden hebben meegewerkt aan de metingen maakt de kantonrechter voor wat betreft de beoordeling van deze kosten niet uit. Deze zouden namelijk – ongeacht de uitkomst van deze discussie – hetzelfde zijn gebleven. [gedaagden] dienen dan ook de gevorderde schadevergoeding ter hoogte van de facturen van in totaal € 917,58 aan [eiser in conventie] te betalen.
3.6.
werkzaamheden aan het dak & klimop (vorderingen VIII, IX. en X.
3.6.1.
[eiser in conventie] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagden] onrechtmatig schade hebben veroorzaakt aan het dak van hun woning en het bijgebouw, door zijn werkzaamheden aan het dak en door de klimop niet deugdelijk te snoeien, waardoor de plant onder de daktrim van [eiser in conventie] is gekomen. Volgens de offerte van dakdekkersbedrijf Edec wordt de schade op een bedrag van € 2.140,05 geschat.
3.6.2.
[gedaagden] betwisten dat zij de klimop niet hebben bijgehouden en betwisten de gestelde schade. Zij voeren aan dat er niet één foto is overgelegd waarop te zien is dat de klimop is verwilderd en schade aan de woning of het bijgebouw kan hebben veroorzaakt.
3.6.3.
De kantonrechter is van oordeel dat op basis van de overgelegde foto’s (in de offerte van dakdekkersbedrijf Edec, productie 37 bij dagvaarding en productie 40 bij dagvaarding) en op basis van wat de kantonrechter op de zitting (en op locatie) heeft gezien, voldoende is komen vast te staan dat er sprake is (geweest) van overgroeide klimop aan de zijde van [gedaagden] die schade heeft veroorzaakt. Ook staat voldoende vast dat de werkzaamheden die [gedaagden] in eerste instantie aan de dakrand tussen het bijgebouw en de garage niet deugdelijk waren. Dit heeft de deskundige immers eerder al vastgesteld en hierop zijn aanpassingen verricht en moet er nog een aantal aanpassingen verricht worden. Op de kostenposten voor wat betreft de werkzaamheden door [gedaagden] aan de dakrand is evenwel hiervoor al beslist in het kader van de vorderingen omtrent de vochtproblemen en daarom wordt deze schade niet (nogmaals) toegekend. De kantonrechter zal op dit punt dus alleen nog – kort gezegd – de ‘klimopschade’ toewijzen. De offerte die [eiser in conventie] heeft overgelegd heeft echter geen verdere specificatie waaruit blijkt welk deel van het totaalbedrag ziet op de klimopschade. De kantonrechter zal in dit geval dan ook enkel 1/3 van het offertebedrag toewijzen, waarbij de kantonrechter deze verhouding (om en nabij) heeft bepaald aan de hand van de aangegeven hoeveelheid vierkante meters aan werkzaamheden (6m2 voor de schade aan de woning door de klimop ten opzichte van 15 m2 voor de schade aan de dakrand tussen de garage en het bijgebouw). Dit betekent concreet dat een bedrag van € 713,35 (inclusief btw) op dit punt wordt toegewezen aan klimopschade.
3.6.4.
[eiser in conventie] vordert voorts (onder IX) een verbod dat inhoudt dat [gedaagden] – op straffe van een dwangsom – geen werkzaamheden meer mag verrichten aan het dak van het bijgebouw van [eiser in conventie] . [gedaagden] voeren – samengevat – aan dat de dwangsommen onnodig zijn. Gelet op de geschiedenis tussen partijen zal de kantonrechter de vordering op dit punt evenwel toewijzen. Zoals eerder overwogen is de kantonrechter van mening dat een oplossing voor de problemen tussen partijen is, dat een professionele aannemer de constructie tussen de daken van het bijgebouw en de garage aanpast op de door de deskundige aangedragen manier en is het in dit geval niet wenselijk dat [gedaagden] zelf nog op het dak van het bijgebouw werkzaamheden gaat verrichten. De dwangsom die wordt toegewezen houdt in dit geval in dat als [gedaagden] toch werkzaamheden verrichten op/aan het dak van het bijgebouw, [gedaagden] een dwangsom verschuldigd zijn aan [eiser in conventie] van € 100,- voor iedere dag (of gedeelte van de dag) dat [gedaagden] werkzaamheden aan het dak verricht, tot een maximum van € 5.000,-, alsmede een vergoeding van de hierbij veroorzaakte schade, ingaande per direct na betekening van dit vonnis.
3.6.5.
Ook heeft [eiser in conventie] (onder X) gevorderd dat [gedaagden] – op straffe van een dwangsom – overhellende takken verwijdert en de klimop behoorlijk gesnoeid houdt. [gedaagden] voeren aan dat zij de takken van de bomen en de klimop snoeien wanneer dit nodig is en dat [eiser in conventie] bovendien op grond van de wet (artikel 5:44 BW) gerechtigd is om dit zelf te doen als dit na herhaalde aanmaning niet is gedaan door de eigenaar. Hierdoor is de vordering onnodig volgens [gedaagden] De kantonrechter overweegt dat het in eerste instantie aan de eigenaar is om zijn kant van de scheiding zelf gesnoeid te houden. Ook [gedaagden] moet dus ook ervoor zorgen dat zijn kant tijdig is gesnoeid. Zeker nu zijn klimop aan de zijde van woning van [eiser in conventie] zit en deze beplanting hardnekkig is, met alle gevolgen van dien. Het is in dit geval echter, gelet op executieproblemen, niet aangewezen om een dwangsom te koppelen aan deze vordering. De klimop was tijdens de (tweede) zitting op locatie inmiddels gesnoeid en het is niet eenvoudig vast te stellen vanaf welk moment de klimop (in het geheel en/of gedeeltelijk) overgroeid is. Omdat [gedaagden] hebben toegezegd de klimop tijdig te zullen snoeien, laat de kantonrechter deze verantwoordelijkheid dan ook (zonder dwangsom) bij [gedaagden] met dien verstande dat als de klimop (opnieuw) schade veroorzaakt aan de daktrim van de woning of bijvoorbeeld aan het schilderij van [eiser in conventie] , de kantonrechter nu al meegeeft dat [gedaagden] in beginsel voor die schade aansprakelijk zullen zijn.
3.7.
Dit betekent dat [gedaagden] in totaal aan hoofdsom een bedrag van € 3.530,93 [2] aan [eiser in conventie] moeten betalen.
3.8.
nevenvorderingen (vorderingen XII, XIII en XIV)
3.8.1.
In dit geval zijn [gedaagden] tevens de wettelijke rente verschuldigd over de toewijsbare hoofdsom van € 3.530,93. Nu [eiser in conventie] onvoldoende duidelijk is geweest over de verzuimdata in combinatie met de hoogte van de bedragen waarvoor zij heeft aangemaand, zal de kantonrechter de wettelijke rente toewijzen over de toewijsbare hoofdsom van € 3.530,93 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag dat betaald is.
3.8.2.
[eiser in conventie] vordert een bedrag van € 354,76 voor buitengerechtelijke incassokosten, dat is gebaseerd op het bepaalde in de Wet normering incassokosten. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Omdat de hoogte van het gevorderde bedrag lager of in overeenstemming is met de tarieven die voor de toewijsbare hoofdsom zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en deze geacht worden redelijk te zijn, is de vordering daarom toewijsbaar. Ook is de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar over deze kosten vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag dat betaald is.
3.9.
conclusie betalingen
Dit betekent dat [gedaagden] in totaal aan hoofdsom een bedrag van € 3.885,69 [3] aan [eiser in conventie] moeten betalen, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag dat betaald is.
3.10.
proceskosten
3.10.1.
[gedaagden] zijn de partijen die grotendeels ongelijk krijgen en zij zullen daarom (hoofdelijk) in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie] als volgt begroot en vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
100,89
- griffierecht
236,00
- salaris gemachtigde
1.452,00
(5,5 punten [4] × € 264,-)
- kosten deskundigen
718,74
(€ 319,44 + € 399,30 incl. btw)
Totaal
2.507,63
3.10.2.
De proceskosten worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
3.10.3.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten en de wettelijke rente hierover zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
3.11.
hoofdelijkheid
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen of de veroordeling te doen/nalaten. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen. Bij een veroordeling tot een nalaten/verbod, geldt de veroordeling voor allebei.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.12.
De kantonrechter overweegt dat aan de voorwaarde tot het instellen van de vorderingen van [eisers in reconventie] is voldaan, aangezien zij deze vorderingen in reconventie vorderen als een (deel) van de vorderingen in conventie wordt toegewezen, wat hier het geval is. De vorderingen zullen hieronder per onderwerp worden besproken.
3.13.
inbreuk op eigendomsrecht (vorderingen I en III)
3.13.1.
[eisers in reconventie] hebben aan hun vordering – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. [ verweerster in reconventie] heeft bij het bouwen van haar aanbouw (aan de woning) inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eisers in reconventie] doordat de aanbouw boven hun grond uitsteekt. Ook een gedeelte van de fundering van het bijgebouw ligt op of onder hun perceel. [eisers in reconventie] vorderen verwijdering van alles van [ verweerster in reconventie] dat zich op of onder hun perceel bevindt.
3.13.2.
[ verweerster in reconventie] voert primair aan dat [eisers in reconventie] niet hebben voldaan aan hun bewijsplicht, omdat niet duidelijk is op welk deel de vordering betrekking heeft. Ook voert zij als een van de belangrijkste verweren aan dat zij onevenredig zal worden benadeeld wanneer zij een nieuwe (dak)constructie zal moeten realiseren, in tegenstelling van [eisers in reconventie] die geen nadeel ondervinden van de vermeende overbouw, waar zij niet eerder een probleem van hebben gemaakt.
3.13.3.
De kantonrechter zal de vorderingen tot verwijdering (inclusief nevenvordering) afwijzen, met dezelfde overweging als voor wat betreft de vorderingen in conventie onder 3.5.3. Voor zover er in dit geval sprake is van een overbouw, staan de kosten en moeite van de afbraak en de heropbouw namelijk niet in verhouding met het belang van [eisers in reconventie] , die kort gezegd alleen maar willen dat [ verweerster in reconventie] op haar eigen perceel blijft.
3.14.
verbod op beeld- en/of geluidsopnamen van [eisers in reconventie] in huis of tuin
3.14.1.
[eisers in reconventie] leggen aan deze vordering ten grondslag dat [ verweerster in reconventie] hen veelvuldig filmt en fotografeert als de heer [gedaagde in conventie sub 1] in zijn eigen tuin bezig is. Dit is een inbreuk op hun recht op privacy. Op grond van artikel 8 EVRM vorderen zij dat [ verweerster in reconventie] hen niet meer fotografeert of filmt in hun huis of tuin.
3.14.2.
[ verweerster in reconventie] voert primair als verweer dat [eisers in reconventie] niet aan hun bewijsplicht hebben voldaan voor wat betreft deze stelling. Subsidiair meent [ verweerster in reconventie] dat zij geen inbreuk maakt op de privacy van [eisers in reconventie] Zij heeft alleen haar eigen perceel gefilmd waartoe zij gerechtigd was. Verder zijn er ook foto’s gemaakt in het kader van dossieropbouw.
3.14.3.
De kantonrechter overweegt in dit geval dat het [ verweerster in reconventie] is toegestaan om een camera ter beveiliging gericht te hebben staan op haar perceel. Dit wordt echter anders als deze ook gericht is op de woning, de tuin en/of het dak van de garage van [eisers in reconventie] Dit is al snel het geval bij een standaard beveiligingscamera, die niet beperkt is in te stellen. Uit de door [ verweerster in reconventie] – in het kader van de zogenoemde dossieropbouw – overgelegde foto’s blijkt daarbij dat meneer [gedaagde in conventie sub 1] gefilmd en gefotografeerd is op zijn eigen dak en tuin. De kantonrechter overweegt dat nu de procedure tot een einde komt met dit vonnis en er dan ook geen “dossiervorming” meer hoeft plaats te vinden, [ verweerster in reconventie] geen foto’s meer moet maken van [eisers in reconventie] in hun tuin, woning en in/ op hun garage. Daarbij dient zij haar beveiligingscamera zo in te stellen dat hier ook geen zicht meer op is. De kantonrechter geeft hierbij mee de camera in een zodanige hoek te draaien en /of schermpjes te (laten) monteren aan de zijkant van de camera, zodat de tuin en de garage niet meer in het zicht zijn van de camera. De kantonrechter zal het door [eisers in reconventie] gevorderde verbod dan ook zo toewijzen dat het [ verweerster in reconventie] verboden wordt beeld- en/of geluidsopnamen te maken van [eisers in reconventie] in hun tuin, hun woning en in of op hun garage, dan wel dit in zicht te hebben van haar beveiligingscamera, dan wel om geluids-/ en of filmbeelden hiervan in haar bezit te hebben. De dwangsom wordt hierbij bepaald op € 100,- per keer zij dit verbod overtreedt, ingaande per direct vanaf de betekening van dit vonnis, tot een maximumbedrag van € 5.000,-.
3.15.
proceskosten
3.15.1.
[ verweerster in reconventie] is de partij die deels ongelijk krijgt en de kantonrechter ziet in deze zaak aanleiding om haar daarom in de proceskosten te veroordelen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers in reconventie] vastgesteld op € 264,-,
(1 punt van € 264,- voor de eis in reconventie).
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
3.16.
De kantonrechter heeft met dit eindvonnis op de vorderingen van partijen beslist na een langdurig proces. Hierna zijn beide partijen gehouden over en weer het een en ander van of voor elkaar te doen of na te laten. Het is de kantonrechter duidelijk geworden dat de relatie tussen partijen ernstig is verstoord. Met dit vonnis hoopt de kantonrechter duidelijkheid te hebben gegeven maar hij realiseert zich dat de uitvoering van dit vonnis bij partijen ligt. De kantonrechter spreekt de hoop uit dat zij dit met wijsheid en respect zullen doen in het belang van de buurrelatie.
4. De beslissing
De kantonrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiser in conventie] te betalen een bedrag van in totaal € 3.885,69, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van de dagvaarding (2 juli 2020) tot aan de dag dat betaald is,
4.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, dat als [eiser in conventie] een aannemer heeft gevonden die de in dit vonnis genoemde werkzaamheden kan uitvoeren, [gedaagden] zal moeten toelaten dat deze werkzaamheden ook deels op zijn dak worden uitgevoerd, op straffe van een dwangsom die verschuldigd wordt aan [eiser in conventie] van € 100,- voor iedere dag (of gedeelte van de dag) dat [gedaagden] de medewerking weigeren waardoor de werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd, tot een maximum van € 5.000,-, ingaande vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
4.3.
verbiedt [gedaagden] hoofdelijk om werkzaamheden aan het dak van het bijgebouw aan [eiser in conventie] te verrichten, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat [gedaagden] zich niet aan deze veroordeling voldoet, zulks met een maximum van € 5.000,-, alsmede tot vergoeding van de daarbij aangerichte schade, ingaande per direct na betekening van dit vonnis,
4.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot verwijdering van de overhellende takken en het behoorlijk gesnoeid houden van de klimop,
4.5.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.507,63, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.6.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser in conventie] volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening;
4.7.
verklaart deze veroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in (voorwaardelijke) reconventie
4.9.
verbiedt na heden [ verweerster in reconventie] om beeld en/of geluidsopnamen te maken van [eisers in reconventie] wanneer deze zich in of op hun huis met aanhorigheden of in of op hun garage of in de bijbehorende voor- of achtertuin bevinden, dan wel dergelijk beeld of geluidsmaterialen in bezit te hebben of te houden, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per keer dat zij dit verbod overtreedt, met een maximum van € 5.000,-, ingaande per direct na betekening van dit vonnis.
4.10.
veroordeelt [ verweerster in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers in reconventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 264,-,
4.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.

Voetnoten

1.arbeid (3 dagen van 8 uur voor ca. € 48,- per uur, excl. btw) + materiaal ( ongeveer € 750,- incl. btw + 10 % onvoorziene posten + 10% (gebruikelijke) winstopslag
2.€ 1.250,- + € 500,- + € 150,- + 917,58 + 713,35.
3.€ 3.530,93 + € 354,76.
4.1 punt voor: de dagvaarding, de zitting van 5 februari 2021, de zitting van 9 september 2021 en de zitting van 9 januari 2023. ½ punt voor: de antwoordakte van 19 februari 021, de akte van 21 juli 2021 en de akte van 4 mei 2022.