I. Ten aanzien van de hemelwaterafvoer, pimair, dat op grond van de artikelen 5:52,
6:162 en 3:300 BW een machtiging wordt afgegeven waarin wordt bepaald dat de
afvoer van het hemelwater bij [gedaagden] alsnog op dusdanige wijze wordt ingericht
zodat deze op het eigen terrein van [gedaagden] loopt en wel zo dat het niet leidt tot onrechtmatige vochtproblemen bij [eiser in conventie] en dat de afvoer geheel op het eigen terrein van [gedaagden] loopt. [eiser in conventie] vordert dat deze werkzaamheden worden uitgevoerd door [Bouwbedrijf] uit Kaatsheuvel, althans een andere door de kantonrechter te benoemen zakelijke en professionele partij, waarvan de kosten worden verhaald op [gedaagden] , waarbij [gedaagden] onbelemmerde toegang dienen te verlenen tot hun bijgebouw en tuin voor zover dit nodig is voor het uitvoeren van de werkzaamheden aan het dak van hun bijgebouw, aan het bijgebouw zelf of aan de
afvoer van dit gebouw.
II. In aanvulling op het onder I. gevorderde vordert [eiser in conventie] oplegging van een dwangsom ex artikel 611a Rv e.v. voor het geval [gedaagden] (gezamenlijk of afzonderlijk) medewerking weigeren aan het onbelemmerd toegang verlenen tot hun bijgebouw en tuin voor zover dit nodig is voor het uitvoeren van de werkzaamheden aan het dak en/of de afwatering van het bijgebouw van [gedaagden] [eiser in conventie] vordert oplegging van een direct opeisbare dwangsom van € 500,- voor iedere dag (waarbij een gedeelte van een dag als gehele dag heeft te gelden) dat door [gedaagden] (tezamen of afzonderlijk) geen onbelemmerde toegang wordt verleend en daardoor de hiervoor genoemde werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd, zulks met een maximum van € 20.000,--.
III. betaling van de kosten van de werkzaamheden zoals onder I. voornoemd, voor
zover deze zien op de kosten op werkzaamheden die dienen te worden uitgevoerd bij
[gedaagden]
IV. Indien de kantonrechter onverhoopt mocht oordelen dat het afgeven van de gevraagde machtiging niet kan worden toegewezen, vordert [eiser in conventie] in plaats van hetgeen wordt gevorderd ten aanzien van de machtiging (derhalve subsidiair), om [gedaagden] te veroordelen op grond van artikel 5:52 BW en artikel 6:162 jo 3:296 BW om binnen 8 weken na betekening van het vonnis de hemelwaterafvoer om te leggen zodat er door deze afvoer geen hemelwater meer wordt geloosd op het perceel van [eiser in conventie] zonder daarbij enige beschadiging of verbinding te maken met het bijgebouw en/of het perceel van [eiser in conventie] en zonder dat de afvoer over het perceel van [eiser in conventie] helt. [eiser in conventie] vordert dat deze werkzaamheden worden uitgevoerd binnen 30 dagen door een professionele partij met professionele kennis van hemelwaterafvoer, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat gedaagde niet aan deze veroordeling voldoet, zulks met een maximum van € 25.000,-.
V. Primair en subsidiair schadevergoeding van € 225,- ten aanzien van de kosten voor
het reinigen van de tapijten op grond van artikel 6:96 BW.
VI. Primair en subsidiair schadevergoeding van € 1.071.65 ten aanzien van de meerprijs
voor het afwerken van het bijgebouw op grond van artikel 6:96 BW juncto artikel 6:162 BW.
VII. Primair en subsidiair op grond van een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW ten
gevolge van de inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser in conventie] , schadevergoeding van € 917,58 als gevolg van de gemaakte kosten om deze inbreuk vast te stellen op grond van artikel 6:96 BW, althans verzoekt [eiser in conventie] een door de kantonrechter in goede justitie nader te bepalen bedrag aan schadevergoeding toe te wijzen.
VIII. Primair en subsidiair, op grond van een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW ten
gevolge van de werkzaamheden van [gedaagden] aan het dak van het bijgebouw en het
niet gesnoeid houden van de klimop, schadevergoeding van € 2.140,05 als gevolg van
de schade aan het dak en de gevel van het bijgebouw van [eiser in conventie] alsmede de schade aan het woonhuis van [eiser in conventie] op grond van artikel 6:96 BW, althans verzoekt [eiser in conventie] een door de kantonrechter in goede justitie nader te bepalen bedrag aan schadevergoeding toe te wijzen.
IX. In aanvulling op onder VIII. gevorderde vordert [eiser in conventie] een verbod tot het verrichten van werkzaamheden aan het dak van het bijgebouw aan [eiser in conventie] door [gedaagden] op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat [gedaagden] zich niet aan deze veroordeling voldoet, zulks met een maximum van € 5.000,-, alsmede tot vergoeding van de daarbij aangerichte schade.
X. Primair en subsidiair verwijdering van de overhellende takken en het behoorlijk
gesnoeid houden van de klimop op grond van artikel 5:44 jo 6:162 BW, op straffe van
een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat [gedaagden] niet aan deze veroordeling
voldoen, zulks met een maximum van € 5.000,-.
XI. Primair en subsidiair verwijdering van het gedeelte van het bijgebouw dat op het
perceel van [eiser in conventie] perceel staat, waarbij het bijgebouw volledig op het eigen perceel van [gedaagden] wordt geplaatst. [eiser in conventie] vordert dat deze werkzaamheden worden uitgevoerd binnen 60 dagen door een professionele partij. zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat [gedaagden] niet aan deze veroordeling voldoen, zulks met een maximum van € 25.000,-.
XII. Primair en subsidiair zulks te vermeerderen met de buitengerechtelijke
incassokosten conform de Wet Normering Incassokosten ad € 354,76, althans een
bedrag de hoogte daarvan door de kantonrechter in goede justitie te bepalen.
XIII. Primair en subsidiair zulks te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119
BW over de hoofdsom vanaf 7 augustus 2019 en 5 november 2019 tot aan de dag der
dagvaarding (hetgeen neerkomt op een bedrag van € 162,04).
XIV. Primair en subsidiair zulks te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119
BW over de hoofdsom vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening van de vordering, althans een percentage de hoogte daarvan door de kantonrechter in goede justitie te bepalen.
Zowel primair als subsidiair:
XV. de proceskosten,
XVI. de nakosten
XVII. de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassoskosten, de proceskosten en de nakosten.