ECLI:NL:RBZWB:2023:1590

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
393033_E08032023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Roose
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet inzake CMR-vervoer en ladingschade met betrekking tot Deary Cool Logistics S.L. en DLG Logistics B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 maart 2023 een vonnis in verzet gewezen. De zaak betreft een geschil tussen Deary Cool Logistics S.L. en DLG Logistics B.V. over ladingschade die is ontstaan tijdens het vervoer van diepgevroren aardappelproducten en muffins van Bergen op Zoom naar Grasse in Frankrijk. DLG had Agrotrans S.L. opdracht gegeven voor het vervoer, maar de zendingen zijn niet afgeleverd bij de geadresseerde in Frankrijk en zijn teruggebracht naar Bergen op Zoom. Bij aankomst bleek dat de temperatuur tijdens het vervoer niet was gehandhaafd, wat leidde tot schade van € 31.125,25. DLG vorderde betaling van dit bedrag, vermeerderd met rente en kosten, van zowel Agrotrans als Deary Cool.

Deary Cool kwam in verzet tegen een eerder verstekvonnis waarin DLG's vorderingen waren toegewezen. De rechtbank oordeelde dat DLG onvoldoende bewijs had geleverd dat Deary Cool betrokken was bij het vervoer van de zendingen. De rechtbank concludeerde dat Deary Cool niet aansprakelijk kon worden gehouden voor de schade, omdat niet was komen vast te staan dat zij de zendingen had vervoerd. Het verstekvonnis werd vernietigd voor zover het Deary Cool betrof, en DLG werd veroordeeld in de proceskosten van Deary Cool.

De rechtbank bevestigde de bevoegdheid van de Nederlandse rechter op basis van het CMR-verdrag, aangezien de betrokken partijen in Spanje zijn gevestigd en de overeenkomst voor vervoer van goederen van Nederland naar Frankrijk betreft. De rechtbank oordeelde dat de materiële bepalingen van het CMR-verdrag van toepassing zijn, en dat DLG niet kon bewijzen dat Deary Cool de zendingen had vervoerd, waardoor de vorderingen tegen Deary Cool werden afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/393033 / HA ZA 21-735
Vonnis in verzet van 8 maart 2023
in de zaak van
1. de vennootschap naar Spaans recht
DEARY COOL LOGISTICS S.L.,
gevestigd te Valdemoro, Spanje,
eiseres in verzet,
oorspronkelijk gedaagde,
advocaat mr. N. Bekri,
2. de vennootschap naar Spaans recht
AGROTRANS S.L.,
gevestigd te Almussafes, Spanje,
niet verschenen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DLG LOGISTICS B.V.voorheen h.o.d.n.
[bedrijfsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] , kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagde in verzet,
oorspronkelijk eiseres,
advocaat mr. W.M. van Rossenberg.
Partijen zullen hierna Deary Cool, Agrotrans en DLG genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis in verzet van 26 januari 2022;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 oktober 2022;
  • de spreekaantekeningen die partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben overgelegd;
  • de conclusie van antwoord in oppositie van DLG;
  • de conclusie van repliek in oppositie van Deary Cool.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In februari 2020 heeft DLG opdracht gegeven aan Agrotrans om zendingen diepgevroren aardappelproducten en diepgevroren muffins en koekjes (hierna: de zendingen) van Bergen op Zoom naar Grasse in Frankrijk te vervoeren. In Frankrijk moesten de zendingen worden afgeleverd bij Felix Potin Côte d’Azur. DLG heeft aan Agrotrans opdracht gegeven de zendingen te vervoeren op een temperatuur van -21 ℃.
2.2.
Voor het vervoer van de zendingen zijn twee CMR-vrachtbrieven opgemaakt.
2.3.
Op 28 februari 2020 zijn de zendingen voor vervoer in ontvangst genomen. De zendingen zijn niet in Frankrijk bij de geadresseerde afgeleverd, maar zijn terug vervoerd naar Bergen op Zoom. Daar zijn de zendingen op of omstreeks 9 maart 2020 gearriveerd.
2.4.
Na aankomst in Bergen op Zoom is vastgesteld dat de voorgeschreven temperatuur van de zendingen tijdens het vervoer niet gehandhaafd werd. Op dat moment werden temperaturen van -9,6 ℃ en -12 ℃ gemeten. Als gevolg daarvan werden de zendingen niet langer geschikt geacht voor menselijke consumptie. Dit heeft tot een schade van € 31.125,25 geleid.
2.5.
Vadesta Expertise (hierna: Vadesta) heeft op 24 september 2020 een rapport uitgebracht. Daarin is onder meer opgenomen:
“(…)
2.3
Agrotrans, S.L. on her turn sub-contracted Deary Cool Logistics SL, who collected subject consignments on 28-02-2020 and commenced with the transport to Grasse (F).
2.4
Unfortunately, due to a dispute about payments between Agrotrans and Deary Cool, the latter kept subject consignments in hostage and did not deliver to the consignee.
(…)”.
2.6.
Bijlage 23 bij het rapport van Vadesta betreft een e-mail van 23 maart 2020 van [naam 1] van Vadesta aan DLG en Agrotrans met als onderwerp ‘RE: SURVEY REQUEST: New liability letter concerning possible theft/hostage of cargo; our ref. DLG/2020/00084’, waarin hij onder meer schrijft:
“(…)
Have agreed with cargo surveyor acting on behalf of LWM to inspect the frozen potato products on Thursday morning, 10:00 at the premises of DLG Logistics (…).
@Agrotrans
Trust this will provide you / your insurance with enough time to arrange a surveyor to attend.
(…)”.
2.7.
Bijlage 22 bij het rapport van Vadesta betreft een e-mail van 24 maart 2020 van Forwarding < [e-mailadres 1] > aan onder meer [naam 1] van Vadesta, cc [naam 2] < [e-mailadres 2] > met als onderwerp ‘RE: SURVEY REQUEST:New Liability letter concerning possible theft/hostage of cargo; our ref. DLG/2020/00084’, waarin onder meer is opgenomen:
“(…)
Our insurance will take today a decision if they will send a surveyor, next Thursday at 10:00, to inspect the goods.
Will let you know their decision.
Best Regards,
Deary Cool Logistics SL
(…)”.

3.Het geschil

3.1.
Bij dagvaarding van 22 januari 2021 heeft DLG gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Agrotrans en Deary Cool hoofdelijk, althans Agrotrans, althans Deary Cool, te veroordelen een bedrag van € 32.911,82 te betalen, vermeerderd met de CMR-rente daarover vanaf 9 maart 2020, met veroordeling in de proceskosten, de vertaalkosten ad € 296,45 daaronder begrepen.
3.2.
DLG heeft – samengevat – aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat schade is ontstaan aan de zendingen omdat Agrotrans, althans Deary Cool, deze niet in Frankrijk aan de geadresseerde heeft afgeleverd, maar deze terug naar Bergen op Zoom heeft vervoerd. Bij aankomst in Bergen op Zoom is gebleken dat de voor het vervoer voorgeschreven temperatuur van de zendingen niet was nageleefd, als gevolg waarvan de zendingen niet langer geschikt waren voor menselijke consumptie. Agrotrans en Deary Cool zijn aansprakelijk op grond van artikel 17 van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (hierna: CMR en CMR-verdrag). De schade bedraagt € 31.125,25 en moet worden vermeerderd met expertisekosten ter hoogte van € 1.786,57, daarmee in totaal € 32.911,28. Verder heeft DLG recht op vergoeding van de CMR-rente van 5% per jaar vanaf 9 maart 2020, de dag waarop Agrotrans aansprakelijk is gesteld voor de ontstane schade.
3.3.
Bij verstekvonnis van 15 september 2021 (hierna: verstekvonnis) heeft de rechtbank de vorderingen van DLG toegewezen.
3.4.
Deary Cool is in verzet gekomen van dit vonnis. Deary Cool vordert dat de rechtbank alle vorderingen van DLG (alsnog) afwijst en dat DLG wordt veroordeeld in de kosten van dit geding, waaronder begrepen een bedrag aan salaris advocaat, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
3.5.
Deary Cool heeft hiertoe – samengevat – het volgende aangevoerd. De vorderingen van DLG zijn verjaard op grond van artikel 32 lid 1 sub a CMR-verdrag. Voor zover het beroep op verjaring niet opgaat, betwist Deary Cool dat zij betrokken was bij het vervoer van de zendingen. Verder betwist Deary Cool dat DLG schadevergoeding heeft betaald aan haar opdrachtgevers. De gevorderde CMR-rente en overige kosten dienen te worden afgewezen.
3.6.
DLG concludeert dat het verzet van Deary Cool tegen het verstekvonnis dient te worden afgewezen, met veroordeling van Deary Cool in de kosten.
3.7.
In aanvulling op hetgeen DLG al in haar inleidende dagvaarding had aangevoerd, heeft DLG tijdens de mondelinge behandeling nog het volgende naar voren gebracht. Primair heeft Deary Cool onrechtmatige gehandeld jegens DLG. Subsidiair is Deary Cool tekortgeschoten in haar verplichtingen als opvolgend vervoerder in de zin van artikel 37 CMR-verdrag. DLG heeft schade vergoed aan haar opdrachtgevers.

4.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
Gedaagden zijn beiden gevestigd in Spanje en daarom heeft deze zaak een internationaal karakter. In het verstekvonnis is al overwogen dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van deze zaak. Aan de vorderingen van DLG ligt namelijk een overeenkomst voor vervoer van goederen van Bergen op Zoom naar Grasse in Frankrijk ten grondslag. Nederland en Frankrijk zijn allebei aangesloten bij het CMR-verdrag, zodat de Nederlandse rechter op grond artikel 31 lid 1 sub b CMR-verdrag jo. artikel 630 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd is om kennis te nemen van deze zaak. In het verstekvonnis is ook overwogen dat uit het voorgaande voortvloeit dat op het geschil de materiële bepalingen van het CMR-verdrag van toepassing zijn. Voor zover onderwerpen niet geregeld zijn in het CMR-verdrag, hebben DLG en Deary Cool tijdens de mondelinge behandeling een processuele rechtskeuze voor het Nederlandse recht gemaakt.
Agrotrans
4.2.
Op grond van artikel 147 lid 1 Rv wordt door het verzet van Deary Cool de met de inleidende dagvaarding begonnen instantie heropend, ook voor gedaagde partijen die geen verzet hebben ingesteld. Dat wil zeggen dat ook de vorderingen jegens Agrotrans (opnieuw) moeten worden beoordeeld. Ook in deze verzetprocedure is Agrotrans niet verschenen. De vorderingen jegens Agrotrans komen de rechtbank niet onrechtmatig en ongegrond voor. Ook is er geen sprake van een (processueel) ondeelbare rechtsverhouding. Het verstekvonnis zal dan ook worden bekrachtigd voor zover het de veroordelingen van Agrotrans betreft.
Betrokkenheid Deary Cool
4.3.
Voor toewijzing van DLG’s vorderingen is noodzakelijk dat Deary Cool de zendingen ten vervoer in ontvangst heeft genomen en deze heeft geretourneerd op het laadadres in Bergen op Zoom zonder tijdens het vervoer de temperatuurinstructie na te leven. Alleen in die situatie kan Deary Cool immers mogelijk onrechtmatig, althans in strijd met haar verplichtingen als opvolgend vervoerder, hebben gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat Deary Cool betrokken is geweest bij het vervoer. Dat leidt ertoe dat Deary Cool’s verzet slaagt. De rechtbank motiveert dit oordeel als volgt.
4.4.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv is het aan DLG om voldoende te stellen – en zo nodig te bewijzen – voor de conclusie dat Deary Cool de zendingen daadwerkelijk vervoerd heeft. Ter onderbouwing van haar stelling heeft DLG verwezen naar het expertiserapport van Vadesta. Vadesta schrijft dat Deary Cool de goederen “
in hostage” genomen heeft in verband met een dispuut tussen Deary Cool en Agrotrans over betalingen. Verder heeft DLG verwezen naar de e-mailcorrespondentie die als bijlage bij het rapport van Vadesta gevoegd is, meer specifiek naar de e-mail van 24 maart 2020 (zie hiervoor r.o. 2.7). Uit deze e-mailcorrespondentie blijkt volgens DLG dat Agrotrans het vervoer van de zendingen had uitbesteed aan Deary Cool en dat Deary Cool om die reden aangeeft de uitnodiging voor een expertiseonderzoek door te zullen sturen naar haar verzekeraar. Tot slot heeft DLG verwezen naar de handtekening van de chauffeur in vak 23 van de CMR-vrachtbrief. Daaruit volgt volgens DLG eveneens dat Deary Cool de zendingen vervoerd heeft.
4.5.
Deary Cool heeft gemotiveerd betwist dat zij op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het vervoer van de zendingen. Zij heeft aangevoerd dat Agrotrans en Deary Cool slechts één keer hebben samengewerkt, maar dat dit een transport naar Polen betrof in 2021. Verder heeft zij toegelicht dat zij pas sinds 2022 een transportbedrijf exploiteert en ook pas sinds 2022 chauffeurs in dienst heeft. Daarnaast geeft zij aan dat zij in 2020 helemaal geen diensten verleende. Volgens Deary Cool was dit het gevolg van de coronapandemie. Over de e-mail van 24 maart 2020 heeft Deary Cool’s statutair bestuurder [naam 3] tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij deze niet eerder heeft gezien. Het [e-mailadres 1] werd volgens [naam 3] in 2020 gebruikt door een partner binnen het bedrijf, maar die is volgens [naam 3] inmiddels overleden. [naam 3] zegt [naam 2] niet te kennen. Tot slot betwist Deary Cool dat de handtekening in vak 23 van de CMR vrachtbrief van een chauffeur is die voor Deary Cool de zendingen in ontvangst heeft genomen.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat DLG, in het licht van Deary Cool’s gemotiveerde betwisting, onvoldoende heeft toegelicht waaruit nu blijkt dat Agrotrans het vervoer van de zendingen had uitbesteed aan Deary Cool en dat (een chauffeur in opdracht van) Deary Cool de zendingen daadwerkelijk ten vervoer in ontvangst heeft genomen. De e-mail van 24 maart 2020 vormt het enige aanknopingspunt voor mogelijke betrokkenheid van Deary Cool en dat is, gezien de betwistingen van Deary Cool, te mager. Dat Vadesta in haar rapport verwijst naar betrokkenheid van Deary Cool lijkt slechts te zijn gebaseerd op deze e-mail. Enig ander ondersteunend materiaal ontbreekt. Uit de handtekening van de chauffeur in vak 23 van de CMR vrachtbrief kan Deary Cool’s betrokkenheid ook niet worden afgeleid. Tot op heden is onbekend wie deze handtekening heeft gezet. DLG heeft in dat kader ook geen concrete stellingen ingenomen. Bovendien heeft Deary Cool betwist dat zij in 2020 überhaupt diensten verleende. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van DLG aangegeven te beschikken over whatsappcorrespondentie tussen DLG en Deary Cool waaruit blijkt dat er destijds een probleem was met vrachtpenningen. Deze correspondentie is vervolgens echter niet in het geding gebracht, terwijl DLG na de mondelinge behandeling nog een conclusie van antwoord in oppositie heeft ingediend waarbij zij nieuwe producties in het geding heeft gebracht. Dergelijke correspondentie had bij uitstek kunnen verhelderen wat er destijds gebeurd is en of Deary Cool daarbij betrokken was.
4.7.
Uit het rapport van Vadesta, de e-mail van 24 maart 2020 en de handtekening op de CMR-vrachtbrief kan dus niet worden afgeleid dat Deary Cool de zendingen heeft vervoerd. DLG heeft de genoemde whatsappcorrespondentie niet in het geding gebracht en zij heeft ook niet toegelicht waar de betrokkenheid van Deary Cool verder nog uit zou kunnen blijken. Betrokkenheid van Deary Cool bij het vervoer van de zendingen kan bij deze stand van zaken dan ook niet worden aangenomen. Daar komt bij dat het door DLG gedane bewijsaanbod onvoldoende concreet is. DLG heeft slechts aangeboden de heer [naam 4] , werkzaam bij DLG, te doen horen. Of hij kan verklaren over de mogelijke betrokkenheid van Deary Cool bij het vervoer van de zendingen, heeft DLG echter niet toegelicht. Gelet hierop zal DLG dan ook niet worden toegelaten tot bewijslevering.
4.8.
Onder de streep betekent dit dat niet is komen vast te staan dat Deary Cool de zendingen heeft vervoerd. Het verstekvonnis kan dan ook niet in stand blijven. De vorderingen tegen Deary Cool zullen alsnog worden afgewezen. Als gevolg daarvan kan ook de hoofdelijke veroordeling van Deary Cool en Agrotrans niet in stand blijven.
4.9.
Gezien het voorgaande hoeft de rechtbank niet meer in te gaan op Deary Cool’s beroep op verjaring en de vraag of DLG daadwerkelijk schade heeft geleden.
Proceskosten
4.10.
DLG zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van Deary Cool worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris gemachtigde €
1.915,00(2,5 punt × tarief € 766,00)
Totaal € 2.582,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 15 september 2021 onder zaaknummer / rolnummer C/02/385319/HA ZA 21-261 gewezen verstekvonnis voor zover het de veroordelingen van Agrotrans betreft,
5.2.
vernietigt het door deze rechtbank op 15 september 2021 onder zaaknummer / rolnummer C/02/385319/HA ZA 21-261 gewezen verstekvonnis voor zover het de veroordelingen van Deary Cool betreft, waaronder begrepen de hoofdelijke veroordeling van Deary Cool en Agrotrans gezamenlijk,
5.3.
veroordeelt DLG in de kosten van deze verzetprocedure, aan de zijde van Deary Cool tot op heden begroot op € 2.582,00;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de proceskostenveroordeling betreft.
Dit vonnis is gewezen door mr. Roose en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.