In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 11 januari 2023 een tussenvonnis uitgesproken. De zaak betreft een geschil tussen twee eisers en een gedaagde, waarbij de eisers vertegenwoordigd worden door hun gemachtigde, mr. Y.H.P.M.J. Willems, en de gedaagde door mr. N. Rensen. De procedure is voortgekomen uit een eerdere zitting op 30 november 2022, waar partijen de gelegenheid hebben gekregen om zich uit te laten over de benoeming van een deskundige en de aan hem te stellen vragen. De eisers hebben ingestemd met het voorstel van de kantonrechter, terwijl de gedaagde enkele wijzigingen in de vraagstelling heeft voorgesteld.
De kantonrechter heeft besloten om een deskundige te benoemen, die zich zal bezighouden met de beoordeling van de werkzaamheden die door de gedaagde zijn uitgevoerd. De deskundige zal vragen beantwoorden over de uitvoering van de werkzaamheden, eventuele herstelwerkzaamheden en de rol van de eisers in het ontstaan van eventuele gebreken. Het voorschot voor de deskundige is vastgesteld op € 2.874,96, dat door de eisers moet worden betaald. De deskundige is verplicht om binnen vier maanden na de benoeming een rapport in te dienen bij de rechtbank, waarin hij zijn bevindingen en kosten specificeert. De zaak zal na indiening van het deskundigenrapport opnieuw op de rol worden gebracht voor verdere behandeling.
De kantonrechter heeft verder bepaald dat partijen de deskundige toegang moeten geven tot noodzakelijke plaatsen en dat zij hem de benodigde informatie moeten verstrekken. De beslissing over verdere stappen in de procedure is aangehouden tot na het deskundigenonderzoek.