Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, geboren in 1954 en woonachtig in Curaçao, heeft een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van haar voertuig, een Daihatsu Charade, dat op 6 november 2022 in beslag was genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen [belanghebbende]. Klaagster stelt dat zij de eigenaar is van het voertuig en dat zij niet op de hoogte was van openstaande boetes die door derden zijn gemaakt. Ze heeft het voertuig nodig om haar moeder en andere familieleden naar medische afspraken te brengen, aangezien reizen met het openbaar vervoer niet mogelijk is.
De officier van justitie, mr. G. van Oosterveld, heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd moet blijven, omdat er een reële kans bestaat dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat klaagster op 2 maart 2021 is gewaarschuwd dat [belanghebbende] gebruik maakte van haar voertuig en dat dit voertuig bij een volgende overtreding in beslag genomen zou worden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van het voertuig, omdat het veiligstellen van de belangen waarvoor de inbeslagneming is toegestaan, het voortduren van het beslag noodzakelijk maakt.
De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, omdat er nog steeds een strafvorderlijk belang bestaat bij het in beslag houden van het voertuig. De beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat het onderzoek naar het klaagschrift een summier karakter heeft en dat de rechter niet kan worden gevergd om in te gaan op de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak. De rechtbank heeft de beslissing op 14 maart 2023 gegeven en deze is uitgesproken ter openbare terechtzitting.