Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker, geboren in 1988, die verzocht om een vergoeding van kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 320,84 exclusief BTW. De verzoeker had kosten gemaakt voor rechtsbijstand in verband met een strafzaak, waarvan de strafbeschikking op 2 november 2022 was ingetrokken. De officier van justitie, mr. G. van Oosterveld, heeft tijdens de zitting op 28 februari 2023 aangegeven dat de kosten van rechtsbijstand niet kunnen worden toegewezen, omdat de verzoeker zich had laten bijstaan door een juridisch adviseur die niet is ingeschreven bij de Nederlandse Orde van Advocaten. Hierdoor konden de kosten niet worden aangemerkt als kosten van een raadsman zoals bedoeld in artikel 530 Sv.
De rechtbank overweegt dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen. Echter, omdat de verzoeker niet door een raadsman als bedoeld in artikel 37 Sv is bijgestaan, zijn er geen gronden voor toekenning van de gevraagde vergoeding. De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding af. Deze beslissing is genomen door mr. T.M. Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 maart 2023. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.