ECLI:NL:RBZWB:2023:1685
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2023, betreft het een zaak waarin eiser, afkomstig uit een onbekende plaats, bezwaar heeft gemaakt tegen een beslissing van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Het bezwaar was gericht tegen een besluit van 4 oktober 2022, dat door verweerder als beroepschrift naar de rechtbank is doorgestuurd. De rechtbank heeft het beroep echter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt uit dat een eiser die beroep instelt, verplicht is om griffierecht te betalen, in dit geval € 184,-. De griffier heeft eiser herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen een bepaalde termijn te betalen, zowel via gewone als aangetekende post. Eiser heeft echter nagelaten om het griffierecht tijdig te voldoen en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. Hierdoor is er geen aanleiding om het beroep ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank concludeert dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier B.C. van Sprundel-Thelosen, en is geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak. Partijen zijn op de hoogte gesteld van deze uitspraak en hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.