ECLI:NL:RBZWB:2023:1685

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4977
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2023, betreft het een zaak waarin eiser, afkomstig uit een onbekende plaats, bezwaar heeft gemaakt tegen een beslissing van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Het bezwaar was gericht tegen een besluit van 4 oktober 2022, dat door verweerder als beroepschrift naar de rechtbank is doorgestuurd. De rechtbank heeft het beroep echter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank legt uit dat een eiser die beroep instelt, verplicht is om griffierecht te betalen, in dit geval € 184,-. De griffier heeft eiser herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen een bepaalde termijn te betalen, zowel via gewone als aangetekende post. Eiser heeft echter nagelaten om het griffierecht tijdig te voldoen en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. Hierdoor is er geen aanleiding om het beroep ontvankelijk te verklaren.

De rechtbank concludeert dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier B.C. van Sprundel-Thelosen, en is geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak. Partijen zijn op de hoogte gesteld van deze uitspraak en hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4977

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

en
De algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 4 oktober 2022 (het bestreden besluit). Verweerder heeft dit bezwaarschrift aangemerkt als een beroepschrift en dit doorgezonden naar de rechtbank.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 184,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
De griffier heeft eerst bij gewone brief en vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 26 november 2022 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van zowel de eerste brief als de tweede (aangetekende) brief.
Bij brief van 1 december 2022 heeft eiser de rechtbank gevraagd hem een bericht te sturen voordat de termijn voor de betaling van het griffierecht verstrijkt. De griffier heeft bij brief van 12 december 2022 eiser erop gewezen dat in de aangetekend verzonden brief van
26 november 2022 is aangegeven wanneer het griffierecht betaald dient te zijn en dat hij zelf voor de tijdige betaling van het griffierecht dient te zorgen.
Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier, op 14 maart 2023 door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.