ECLI:NL:RBZWB:2023:1686

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
380122_E15032023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Sterk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bewijswaardering en getuigenverklaringen in civiele zaak over asbestsanering

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de rechtbank op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie]. De zaak betreft een bewijsopdracht die aan [eiser in conventie] was gegeven in het kader van schadevergoeding als gevolg van asbestsanering. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser in conventie] niet is geslaagd in het leveren van het gevraagde bewijs. Dit betreft onder andere de noodzaak van het afvoeren van inboedel en de extra kosten die hij heeft gemaakt voor het verblijf in een caravan tijdens de sanering. De getuigenverklaringen die zijn afgelegd, gaven onvoldoende steun aan de stellingen van [eiser in conventie].

De rechtbank heeft ook de vordering in reconventie van [gedaagde in conventie] beoordeeld, waarbij werd gesteld dat er contante betalingen waren gedaan voor geleverde arbeid. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaringen van [naam 1] en [naam 2] niet voldoende bewijs boden voor dit verweer. Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van [eiser in conventie] afgewezen en de vordering van [gedaagde in reconventie] toegewezen, waarbij [gedaagde in reconventie] werd veroordeeld tot betaling van een factuur van € 2.379,13.

De proceskosten zijn toegewezen aan [gedaagde in conventie], en [eiser in conventie] is veroordeeld in de kosten van de procedure. De rechtbank heeft ook een rechterwissel vermeld, waarbij de uitspraak is gedaan door de rechter die de getuigenverhoren heeft geleid.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/380122 / HA ZA 20-758
Vonnis van 15 maart 2023
in de zaak van
[eiser in conventie],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie] ,
advocaat: mr. P.W.M. Huisman te AMSTERDAM,
tegen
[gedaagde in conventie],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
advocaat: mr. M. Harte te Terneuzen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 maart 2022
- de akte uitlaten bewijslevering van [eiser in conventie]
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor op 1 november 2023
- de conclusie na getuigenverhoor van [gedaagde in conventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft [eiser in conventie] bij vonnis van 2 maart 2022 toegelaten tot het leveren van bewijs dat:
1. Hij genoodzaakt was in de periode van 20 tot en met 24 september 2017 met zijn gezin in een vakantiehuis te verblijven omdat hun aanwezigheid op het terrein van de woning tijdens de asbestsanering niet veilig werd geacht;
2. De inboedel bestaande uit de onderdelen die hij opsomt in productie 9 zich ten tijde van de asbestvervuiling in de garage van de woning bevond, dat hij deze op dringend advies van Asbestadvies en Inventarisatie Zeeland heeft afgevoerd naar de milieustraat en dat de diverse onderdelen van de inboedel de in productie 9 genoemde waarde vertegenwoordigen;
3. De werkzaamheden aan de woning door de asbestsanering zodanig zijn vertraagd dat hij met zijn gezin 3 maanden langer dan aanvankelijk beoogd in een gehuurde caravan heeft geslapen en daarvoor extra kosten heeft gemaakt ter hoogte van € 2.500,-;
4. Hij de op de factuur van 24 augustus 2017 in rekening gebrachte arbeid reeds heeft voldaan middels contante betalingen.
2.2.
Om te voldoen aan de bewijsopdrachten heeft [eiser in conventie] aanvullende producties in het geding gebracht en getuigen laten horen.
Op 1 november 2022 hebben mevrouw [naam 1] , de heer [naam 2] , de heer [naam 3] en de heer [naam 4] een getuigenverklaring afgelegd. Partijen hebben daarna aangegeven af te zien van voortzetting van getuigenverhoor en contra-enquête. Aan [gedaagde in conventie] is een akte niet dienen verleend nadat zij in de gelegenheid was gesteld een conclusie na enquête te nemen, maar dit niet heeft gedaan. [eiser in conventie] heeft een conclusie na enquête ingediend.
In conventie2.3. De rechtbank vindt dat [eiser in conventie] niet is geslaagd in de aan hem in conventie en in reconventie gegeven bewijsopdrachten. De redenen daarvoor zijn als volgt.
Eerste bewijsopdracht:
2.4.
[eiser in conventie] heeft getuigen gehoord en een aanvullende productie in het geding gebracht.
[naam 3] heeft verklaard dat op het moment dat hij werkzaamheden verrichtte aan de woning van [eiser in conventie] met zijn gezin daar niet woonde, maar rechts achter de woning in een tent en later een caravan. De verklaring van de heer [naam 2] sluit hierop aan; hij heeft verklaard dat de familie [eiser in conventie] in de tuin moest kamperen zolang de verbouwing duurde. Aldus is komen vast te staan dat van verblijf in de woning tijdens de verbouwing geen sprake was.
Uit het reeds bij dagvaarding ingebrachte rapport van AaiZeeland waarop [eiser in conventie] wijst is op te maken dat er asbest is aangetroffen op de rand van de deur en op de vloer voor de deur. Dit wordt bevestigd in de e-mail van 9 december 2019 van saneringsbedrijf [bedrijf ] en dat de stof in de garage gevaarlijke asbesthoudende bestandsdelen bevatte. Uit de e-mail van [bedrijf ] is niet op te maken dat tijdens de saneringswerkzaamheden verblijf op het terrein van de woning niet veilig was of werd geacht. Evenmin is hieruit op te maken dat [eiser in conventie] op enig moment is verzocht om, in verband met de saneringswerkzaamheden, elders te verblijven.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiser in conventie] niet is geslaagd in deze bewijsopdracht. Dit betekent dat de gevorderde schade van € 1.100,- dient te worden afgewezen.
Tweede bewijsopdracht
2.5.
[eiser in conventie] heeft ter nadere onderbouwing van de noodzaak van het afvoeren van de inboedel een verklaring van de heer [naam 5] in het geding gebracht. Hierin leest de rechtbank niet een onderbouwing van het standpunt van [eiser in conventie] dat de inboedel op advies van AaiZeeland en [bedrijf ] uit de garage is verwijderd en naar de milieustraat is afgevoerd. In deze verklaring geeft de heer [naam 5] aan dat er twee keuzes waren: of de inboedel verwijderen voor de sanering en na de verbouwing weer in gebruik nemen, of de saneerder de inboedel als asbesthoudend laten afvoeren. Dat de heer [naam 5] aangeeft dat hij niet weet wat er besloten is en is uitgevoerd geeft aan dat de uiteindelijk keuze bij [eiser in conventie] lag. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat
de noodzaaktot verwijdering van de gehele inboedel onvoldoende is onderbouwd. Daar komt nog bij dat de heer [naam 4] heeft verklaard dat bij het weghalen van de spullen uit de garage niemand beschermende kleding had. Dit acht de rechtbank niet te rijmen met de door [eiser in conventie] gestelde noodzaak tot verwijdering van de inboedel en het afvoeren hiervan naar de milieustraat. De rechtbank komt dan ook niet toe aan beoordeling van de hoogte van de schade aan de hand van de gestelde waarde van de inboedel.
Derde bewijsopdracht
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank geven de getuigenverklaringen onvoldoende nadere onderbouwing van het standpunt van [eiser in conventie] dat de werkzaamheden door de asbestsanering zodanig zijn vertraagd dat hij met zijn gezin gedurende 3 maanden langer dan aanvankelijk beoogd in een gehuurde caravan heeft geslapen en daarvoor extra kosten heeft gemaakt ter hoogte van € 2.500,00.
[naam 1] heeft verklaard dat zij werd gevraagd door [gedaagde in conventie] om te helpen bij een klus bij de heer [eiser in conventie] waarbij alles achterliep. Dit was nog voordat de beschadiging van de asbestplaat plaatsvond. [naam 3] verklaart dat hij weet dat de werkzaamheden door het asbest in de woning achterliepen, maar vervolgt dat de heer [eiser in conventie] hem dit zelf heeft verteld. Ook [naam 4] verklaart dat hij weet dat vanwege het asbestverhaal er vertraging in de werkzaamheden aan de woning is ontstaan. Ook hij verklaart dat [eiser in conventie] hem dat heeft verteld. Beide getuigen hebben deze informatie niet uit eigen hand, maar van [eiser in conventie] zelf.
Dat er een vertraging was in de werkzaamheden aan de woning staat wel vast. Echter, ook als zou zijn vastgesteld dat de vertraging is opgelopen vanwege de beschadiging van de asbestplaat, is op geen enkele manier nader onderbouwd dat [eiser in conventie] een bedrag van € 2.500,00 extra heeft moeten betalen voor de huur van een caravan. Er is geen nota of betalingsbewijs overgelegd noch een verklaring van de kennissen waarvan de caravan werd gehuurd. Dit betekent dat de gevorderde € 2.500,00 dient te worden afgewezen.
2.7.
De rechtbank komt gelet op wat hierboven is overwogen tot de slotsom dat [eiser in conventie] de door hem gestelde schade, waarvoor hij in de gelegenheid is gesteld deze nader te bewijzen, onvoldoende heeft onderbouwd. Bij tussenvonnis is ten aanzien van de overige schadeposten al geoordeeld dat deze niet voor toewijzing in aanmerking komen. Er is dus geen sprake van schade waarvoor [gedaagde in conventie] aansprakelijk is. Dit betekent dat de vordering van [eiser in conventie] dient te worden afgewezen.
In reconventie
Vierde bewijsopdracht
2.8.
De rechtbank overweegt dat zowel [naam 1] als [naam 2] stellig zijn in hun verklaring dat zij geen contant geld in ontvangst hebben genomen. Niet voor zichzelf en ook niet voor een ander. [naam 2] zou zelf door [gedaagde in reconventie] betaald worden, maar heeft niets ontvangen. Hij heeft geen geld en geen enkele betaling ontvangen verklaart hij. [naam 1] zou door [eiser in reconventie] betaald worden. De door [gedaagde in reconventie] genoemde bedragen van de gestelde betalingen heeft [naam 1] niet gekregen zegt zij. En ook geen ander bedrag. Het lijkt haar ook onlogisch aangezien zij [eiser in reconventie] hielp, aldus [naam 1] . Deze getuigenverklaringen bieden dan ook geen bewijs voor het door [gedaagde in reconventie] gevoerde verweer dat hij zijn eventueel resterende betalingsverplichting tegenover [eiser in reconventie] voor geleverde arbeid al heeft voldaan middels contante betalingen. [gedaagde in reconventie] is niet geslaagd in de bewijsopdracht.
Dit betekent dat [gedaagde in reconventie] gehouden is de gehele factuur van 24 augustus 2017 ter hoogte van € 2.379,13 te betalen.
ConclusieIn conventie en reconventie
2.9.
[eiser in conventie] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom, zowel in conventie als in reconventie, in de proceskosten van [gedaagde in conventie] worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden deze proceskosten als volgt vastgesteld:
- griffierecht € 937,00
- salaris advocaat
3.549,00 (3,00 punten x € 1.183,00)
Totaal € 4.486,00
2.10.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Rechterswissel
2.11.
Vanwege persoonlijke omstandigheden kan de rechter ten overstaan van wie mondelinge behandeling is gehouden dit vonnis niet wijzen. Dit vonnis wordt daarom gewezen door de rechter ten overstaan van wie de getuigenverhoren van 1 november 2022 zijn gehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser in conventie] af,
3.2.
wijst de vordering van [eiser in reconventie] in reconventie toe en veroordeelt [gedaagde in reconventie] tot betaling aan [eiser in reconventie] een bedrag van € 2.379,13 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 januari 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 4.486,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt [eiser in conventie] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiser in conventie] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
3.5.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door Sterk en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023.