Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure
b. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 10 januari 2023.
2.De feiten
‘Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.’
‘De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
“dat er een “henneppatroon” waarneembaar was op de stroomkabel van deze straat(lees: [straatnaam], toevoeging kantonrechter)
.Tevens is door dezelfde fraude inspecteur vastgesteld dat de woning [adres] , vergeleken met voorgaande jaren, een zeer klein stroomverbruik had.
Het gehuurde is op 5 januari 2022 voor de duur van drie maanden gesloten.
5 november 2021, heeft de burgemeester op 29 maart 2022 een beslissing op bezwaar afgegeven. Hieruit volgt dat de burgemeester het eerder genomen besluit tot sluiting handhaaft.
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
Uit artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek vloeit voort dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verplichtingen kan leiden tot gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
[gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat de door de politie op 8 juli 2021 aangetroffen voorwerpen nieuw en ongebruikt waren en dat deze legaal (dus nog vóór de strafbaarstelling per 1 januari 2019) het gehuurde zijn binnengekomen. De verklaring van [gedaagde] hoe hij aan deze voorwerpen is gekomen en waarom hij niet is toegekomen aan het verkopen daarvan, vindt de kantonrechter niet onaannemelijk en WonenBreburg heeft deze verklaring overigens ook niet betwist. Eveneens is van belang dat, anders dan in het door WonenBreburg in haar dagvaarding (randnummer 17.) genoemde arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 november 2021, in deze zaak in de algemene huurvoorwaarden geen zogenaamd Opiumwetbeding (
“Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld”) is opgenomen. WonenBreburg heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd toegelicht dat in de algemene huurvoorwaarden die na 1 maart 2015 door haar voor nieuwe huurders worden gehanteerd wel een Opiumwetbeding is opgenomen, maar dat toen eveneens besloten is dat de bestaande huurders de oude bepalingen zouden houden.
Die bestaande huurders heeft WonenBreburg, zo heeft zij erkend, ook niet geïnformeerd over het nieuwe artikel 11a van de Opiumwet en de mogelijke gevolgen van overtreding van die bepaling.
€ 264,-) voor de gemachtigde van [gedaagde] . De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard omdat [gedaagde] daarom gevraagd heeft.