In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vernietiging van de erkenning van een minderjarige. De vrouw, die de moeder is van de minderjarige, heeft verzocht om de erkenning van de minderjarige door de man, die niet de biologische vader is, te vernietigen. De man had de minderjarige erkend op 31 augustus 2021, maar de vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling op 13 januari 2023 haar verzoek tot vernietiging ingetrokken. Hierdoor was er geen noodzaak meer om het verzoek verder te beoordelen. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw afgewezen.
De zaak werd behandeld door mr. Slot, die tevens kinderrechter was, en de uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. Duerink-Bottinga. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de relevante stukken, waaronder eerdere beschikkingen en het verslag van de bijzondere curator. De bijzondere curator, mr. E. Sijnesael, was aangesteld om de belangen van de minderjarige te behartigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent en dat de minderjarige bij haar woont. De rechtbank heeft de vrouw in haar verzoek niet in het gelijk gesteld, wat betekent dat de erkenning van de man als vader van de minderjarige in stand blijft.