Uitspraak
regio Zuidwest Nederland,
geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats 1],
1.Het procesverloop
- de moeder, bijgestaan door mr. Kapteijn;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren in 2008. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat zij niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, die sinds haar eerste levensjaar bij de pleegmoeder verblijft, ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de situatie bij de moeder. De moeder heeft weliswaar ingestemd met de voortzetting van de plaatsing bij de pleegmoeder, maar is niet in staat gebleken om de nodige emotionele toestemming te geven voor het verblijf van de minderjarige bij de pleegmoeder. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de beëindiging van het gezag van de moeder noodzakelijk is voor het welzijn van de minderjarige.
De rechtbank heeft ook de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland benoemd tot voogdes over de minderjarige, om de continuïteit van zorg en begeleiding te waarborgen. De rechtbank heeft benadrukt dat de moeder altijd de moeder van de minderjarige zal blijven, ook na de beëindiging van het gezag. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de wijziging in de gezagssituatie direct in werking treedt, ongeacht een eventueel hoger beroep.