In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen Stichting WonenBreburg en een gedaagde huurder. WonenBreburg vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat de gedaagde in strijd met de huurovereenkomst het gehuurde had gebruikt voor illegale prostitutieactiviteiten. De gedaagde had haar sleutel aan haar zus gegeven terwijl zij op vakantie was in Curaçao, en de rechtbank moest beoordelen of de gedaagde tekort was geschoten in haar verplichtingen als huurder. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde onvoldoende toezicht had gehouden op het gebruik van het gehuurde door haar zus, maar dat de tekortkoming niet van zodanige aard was dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De rechtbank wees de vorderingen van WonenBreburg af en veroordeelde WonenBreburg in de proceskosten van de gedaagde. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de rechten van de verhuurder en de omstandigheden van de huurder, waarbij de rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet op de hoogte was van de prostitutieactiviteiten en dat de ontbinding van de huurovereenkomst ingrijpende gevolgen zou hebben voor haar.