ECLI:NL:RBZWB:2023:1748
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een restaurant in Tilburg en de gevolgen van de coronapandemie op de waardering
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 maart 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van het restaurant, gelegen aan [adres] te [plaats], vastgesteld op € 628.000 per 1 januari 2020, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. Belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, betwistte deze waardering en stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld, mede door de impact van de coronapandemie.
De rechtbank behandelt de argumenten van belanghebbende en de onderbouwing van de heffingsambtenaar. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank volgt de heffingsambtenaar in zijn gebruik van de huurwaardekapitalisatiemethode en de kapitalisatiefactor van 10,2, die lager is dan de berekende 14,2. Belanghebbende heeft niet kunnen aantonen dat er een hoger leegstandsrisico moet worden aangenomen, en de rechtbank concludeert dat de coronapandemie op de waardepeildatum geen relevante invloed heeft gehad.
Daarnaast wordt het verzoek van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade afgewezen, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep niet is overschreden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag OZB in stand blijven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.