Blijkens de jurisprudentie van het Europese Hof voor Rechten van de Mens (hierna EHRM) op basis van artikel 8 EVRM is de maatstaf voor een gezagsbeëindiging een andere dan die van de wetgever in artikel 1:266 BW. Bij artikel 1:266 BW is blijkens de memorie van toelichting ijkpunt voor het bepalen van de aanvaardbare termijn voor een kind de periode van onzekerheid over in welk gezin hij verder zal opgroeien die het kind kan overbruggen zonder verdergaand ernstige schade op te lopen voor zijn ontwikkeling. Wat voor een minderjarige een redelijke termijn is, is afhankelijk van zijn leeftijd en ontwikkeling. Voorts vereist artikel 8 van het EVRM niet alleen dat de maatregel bij de wet is voorzien en dus niet willekeurig wordt genomen, maar ook dat, indien het doel met een lichtere maatregel kan worden bereikt, deze verkozen dient te worden boven de zwaardere maatregel. Daarnaast dient de inmenging in het gezinsleven die het gevolg is van de maatregel, in een redelijke verhouding te staan tot het doel dat met de maatregel wordt nagestreefd. (aldus de Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 32 015, nr. 3, blz. 34).
Daar waar onze wetgever ervan uitgaat dat het gezag reeds beëindigd kan worden als de ouders niet binnen een aanvaardbare termijn in staat zijn de verzorging en opvoeding van het kind op zich te nemen, is het EHRM van oordeel dat slechts sprake kan zijn van beëindiging van het ouderlijk gezag op het moment dat gebleken is dat voortzetting van de familieband schadelijk is voor het kind (EHRM 6 oktober 2015 N.P./Moldavië, 58455/13, rechtsoverweging 65 en 66). In latere jurisprudentie van het EHRM (waaronder EHRM 30 november 2017, Strand Lobben/Noorwegen nr. 37283/13) wordt deze lijn bevestigd.
Niet is gebleken dat de moeder het gezag over de minderjarigen misbruikt. Wel is de rechtbank van oordeel dat de minderjarigen zodanig opgroeien dat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de moeder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarigen aanvaardbaar te achten termijn. Ook is voldaan aan de vereisten die artikel 8 EVRM stelt aan een gezagsbeëindiging. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de ontwikkeling van de minderjarigen namelijk geschaad als de moeder haar gezag behoudt.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben al veel meegemaakt in hun leven. Er is sprake geweest van twee crisisuithuisplaatsingen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar aanleiding van een verwarde toestand van de moeder. Er is bij de moeder tevens sprake geweest van alcoholproblematiek. Zij heeft haar toestemming voor een vakantie van de vader met de kinderen geweigerd, welke weigering, bij gebreke van feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, puur in het eigen belang van de moeder leek. Daarnaast heeft de moeder in het verleden geen toestemming gegeven voor indiening van de groeihormonen bij [minderjarige 2] , terwijl naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is gebleken dat deze groeihormonen gelet op de bij [minderjarige 2] aanwezige aandoening niet in het belang van de minderjarige waren. De moeder is wisselend in haar emotionele toestemming voor de plaatsing van [minderjarige 2] bij de vader. Ze heeft meerdere keren uitgesproken dat ze de zorg voor [minderjarige 2] weer op zich wil nemen. Pas tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven dat ze berust in de plaatsing van [minderjarige 2] bij de vader. [minderjarige 2] ervaart daardoor niet de voor haar zo nodige duidelijkheid over waar zij verder zal opgroeien terwijl dit voor haar verdere ontwikkeling wel nodig is. Uit het kindgesprek dat de voorzitter van de meervoudige kamer met [minderjarige 1] heeft gehad blijkt dat [minderjarige 1] veel onrust ervaart nu zijn moeder beslissingen over hem kan nemen. In de zomer van 2022 heeft er een incident plaatsgevonden tussen de moeder en haar partner, welk incident de moeder heeft gefilmd. De moeder heeft dit filmpje naar [minderjarige 1] gestuurd. [minderjarige 1] heeft van dit voorval veel last gehad. [minderjarige 1] heeft inmiddels weer contact met zijn moeder maar wenst dat zij niet langer beslissingen over hem zal mogen nemen.