Uitspraak
INTRUM NEDERLAND B.V.,
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak heeft Intrum Nederland B.V. een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, die als consumenten een overeenkomst tot levering van energie hebben gesloten met Vattenfall Sales Nederland N.V. De vordering betreft een bedrag van € 1.789,66, bestaande uit een hoofdsom van € 1.412,31, buitengerechtelijke incassokosten van € 211,85 en wettelijke rente. De procedure is gestart na een tussenvonnis van 7 september 2022, waarin een mondelinge behandeling was bevolen, maar de gedaagden hebben verzocht om vonnis te wijzen zonder mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft dit verzoek ingewilligd en op basis van de processtukken vonnis gewezen.
Intrum stelt dat de gedaagden de eindafrekeningen van Vattenfall niet hebben betaald en dat de vorderingen zijn overgedragen aan Intrum. De gedaagden hebben verweer gevoerd en betwist dat zij een overeenkomst met Vattenfall hebben gesloten. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Intrum voldoende bewijs heeft geleverd dat de overeenkomst tot stand is gekomen en dat Vattenfall heeft voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen.
De kantonrechter heeft de vordering van Intrum tot betaling van de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, evenals de wettelijke rente. De gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 15 maart 2023.