ECLI:NL:RBZWB:2023:1774

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
C/02/397095 / FA RK 22-1902
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hopmans
  • mr. Slot
  • mr. Van de Lockant-Geschiere
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving van een minderjarige op school afgewezen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving van een minderjarige op school. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I.H.T.J. Anthonise-Gieling, verzocht om toestemming om met haar minderjarige kind, geboren op [geboortedag] 2018, te verhuizen naar [plaats 1] en om hem in te schrijven op [naam school] in [plaats 1]. De man, vertegenwoordigd door mr. M. Janse, verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt de rechtbank om de vrouw te bevelen terug te verhuizen naar [woonplaats] of omgeving, waarbij hij zich beroept op het belang van het kind en de huidige zorgregeling.

De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen, omdat zij niet heeft aangetoond dat er een noodzaak is voor de verhuizing naar [plaats 1]. De vrouw heeft tijdelijk bij haar broer in [plaats 1] gewoond na de relatiebreuk, maar de rechtbank oordeelt dat de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat zij daar een blijvende woonoplossing kan vinden. De rechtbank benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat het in zijn belang is om in zijn vertrouwde omgeving te blijven, waar hij naar school gaat en zijn sociale netwerk heeft.

De rechtbank heeft ook het zelfstandig verzoek van de man toegewezen, waarbij de vrouw wordt bevolen om uiterlijk voor 1 januari 2024 terug te verhuizen naar [woonplaats] of omgeving. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze direct in werking treedt, ongeacht een eventueel hoger beroep. De rechtbank heeft de zorgregeling tussen de man en de minderjarige bevestigd, waarbij de minderjarige om de week bij de man verblijft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/397095 / FA RK 22-1902
datum uitspraak: 7 maart 2023
beschikking betreffende vervangende toestemming verhuizing en inschrijving school
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. I.H.T.J. Anthonise-Gieling, te Goes ,
tegen
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Janse, te Halsteren.
Ouders van het thans nog minderjarige kind:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 6 juli 2022;
- de brief van 27 oktober 2022 van mr. Janse;
- de brief van 27 oktober 2022 van mr. Anthonise-Gieling;
- de brief van 23 januari 2023 van mr. Anthonise-Gieling, met bijlagen;
- het F9-formulier van 25 januari 2023 van mr. Janse, met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld door de meervoudige kamer op 2 februari 2023. Bij die gelegenheid is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en door mevrouw [naam] , tolk in de Roemeense taal. Ook is verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat. Tevens was aanwezig een zittingsvertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
-
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018.
2.2
De minderjarige verblijft bij de vrouw.
2.3
De man heeft de minderjarige erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.4
Partijen zijn onderling een zorgregeling overeengekomen waarbij [minderjarige] eens in de veertien dagen van vrijdagmiddag tot dinsdagochtend bij de man verblijft, alsmede eens in de veertien dagen van maandag tot dinsdag.
2.5
De man heeft de Nederlandse nationaliteit, de vrouw de Roemeense.
2.6
De zaak is eerder mondeling behandeld op 6 juli 2022. Bij proces-verbaal van 6 juli 2022 is de behandeling van de voorliggende verzoeken van partijen aangehouden tot 1 november 2022, in afwachting van bericht van de advocaten van partijen omtrent het verdere procesverloop.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- vervangende toestemming te verlenen aan de vrouw om definitief met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] ;
- vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op [naam school] , [adres] te [plaats 1] .
3.2
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw en verzoekt deze verzoeken af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandige verzoeken, zoals laatstelijk gewijzigd tijdens de mondelinge behandeling van 2 februari 2023, verzoekt de man:
te bepalen dat er tussen [minderjarige] en de man een zorg- en contactregeling zal gelden waarbij [minderjarige] de ene week van vrijdagmiddag tot dinsdagochtend voor school bij de man verblijft en in de andere week op de maandag tot dinsdag voor school;
de vrouw te bevelen, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor 1 januari 2024 terug te verhuizen naar [woonplaats] of omgeving, waarbij onder ‘omgeving’ zal worden verstaan: [plaats 2] (waarbij de grens wordt bepaald tot aan [plaats 2] tussen de dorpen: [dorp 1] , [dorp 2] , [dorp 3] ), althans een termijn en straal te bevelen die uw rechtbank in goede justitie juist acht;
vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] officieel in te schrijven op [Basisschool] te [woonplaats] .
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Vanwege de nationaliteit van de vrouw heeft deze zaak een internationaal karakter. Om die reden moet de rechtbank eerst de rechtsmacht en het toepasselijk recht beoordelen. Dat doet zij als volgt. De Nederlandse rechter is bevoegd van het verzoek kennis te nemen aangezien de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Op dezelfde grond is op de gezagsvoorziening Nederlands recht van toepassing.
4.2
De rechtbank verwijst naar het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 6 juli 2022. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juli 2022 heeft de man het door hem als derde geformuleerde zelfstandige verzoek ingetrokken. Gelet op deze intrekking hoeft het verzoek niet meer te worden beoordeeld. De rechtbank zal dit verzoek van de man dan ook afwijzen.
4.3
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juli 2022 heeft de vrouw verklaard in te stemmen met het verzoek van de man ten aanzien van de vastlegging van de zorgregeling waarbij [minderjarige] de ene week van vrijdagmiddag tot dinsdagochtend voor school bij de man verblijft en in de andere week op de maandag tot dinsdag voor school. De rechtbank zal deze regeling, gelet op de overeenstemming daarover tussen partijen, vastleggen.
4.4
Bij proces-verbaal van 6 juli 2022 heeft de rechtbank de behandeling van de verzoeken van partijen aangehouden tot 1 november 2022 teneinde het hulpverleningstraject via [naam traject 1] te hervatten en in afwachting van bericht van de advocaten van partijen omtrent het verdere procesverloop. Bij brief van 27 oktober 2022 heeft mr. Anthonise namens de vrouw bericht dat het traject bij [naam traject 2] is stopgezet en de rechtbank verzocht een beslissing te nemen op de verzoeken van de vrouw.
4.5
Door en namens de vrouw wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling het volgende aangevoerd. De relatie tussen haar en de man is in oktober 2021 geëindigd. De vrouw is toen bij haar broer in [plaats 1] gaan wonen. De man wilde enkel toestemming voor deze verhuizing geven onder de voorwaarde dat de vrouw met [minderjarige] zou terugverhuizen naar [plaats 2] . Het lukt de vrouw niet om op [plaats 2] een woning te vinden. Ze kan geen aanspraak maken op urgentie en er is sprake van krapte op de woningmarkt. Bij brief van 23 januari 2023 heeft de vrouw een overzicht overgelegd van huurwoningen waar zij het afgelopen jaar op heeft gereageerd, maar die niet aan haar zijn toegewezen. De vrouw werkt in [plaats 3] , [minderjarige] gaat in [woonplaats] naar school maar zij en [minderjarige] wonen in [plaats 1] . Het heen en weer brengen van [minderjarige] naar school in [woonplaats] vanuit [plaats 1] is niet vol te houden. De reistijd gaat af van de tijd die de vrouw met [minderjarige] door kan brengen. De vrouw kan bij haar broer in [plaats 1] blijven wonen, maar daar geeft de man geen toestemming voor. In [plaats 1] blijven wonen is een oplossing voor de woningnood. Ook scheelt dit in financiële zin omdat zo de reiskosten voor het halen en brengen van [minderjarige] naar school wegvallen en de vrouw geen huur hoeft te betalen aan haar broer. [minderjarige] en de vrouw hebben behoefte aan duidelijkheid en om die reden verzoekt de vrouw de rechtbank te beslissen op haar verzoeken omtrent vervangende toestemming voor de verhuizing en de inschrijving op de basisschool.
4.6
Door en namens de man wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling het volgende aangevoerd. Het verblijf van de vrouw met [minderjarige] bij haar broer in [plaats 1] was een tijdelijke oplossing, zodat de vrouw vanuit die situatie op zoek kon gaan naar eigen woonruimte. De man heeft bovendien zorgen over het verblijf van de vrouw bij haar broer in [plaats 1] . Zo zouden er belastingcontroles zijn geweest en zou de woning zijn doorzocht door de politie vanwege een drugsfeit. De woning van de broer van de vrouw is geen goede omgeving voor [minderjarige] . De vrouw en haar broer zijn de Nederlandse taal niet goed machtig. De man maakt zich hierdoor zorgen over de gevolgen daarvan op de spraak van [minderjarige] . [minderjarige] is opgegroeid en geworteld in [woonplaats] en heeft daar zijn vriendjes, maar ook zijn oma (moeder vz). Aan haar is hij gehecht. Oma past vaak op [minderjarige] en zij hebben een hechte band. [minderjarige] gaat naar de opvang en school in [woonplaats] . De man had een woning in [plaats 4] gevonden voor de vrouw waar zij zo in kon trekken, deze woning heeft de vrouw echter zonder goede reden geweigerd. Er is geen noodzaak voor de vrouw om te verhuizen naar [plaats 1] en de vrouw heeft de verhuizing niet doordacht en voorbereid. De vrouw heeft niet aangetoond dat zij actief heeft gezocht naar een woning. Uit het overzicht van huurwoningen op [plaats 2] dat door de vrouw is overgelegd en waarop zij heeft gereageerd blijkt juist dat de vrouw op de wachtlijst naar boven opschuift en als wordt doorgerekend, dan zou de vrouw over naar verwachting een half jaar in aanmerking komen voor een huurwoning op [plaats 2] . Gelet op de leeftijd en de veranderingen die een verhuizing voor [minderjarige] met zich brengt is het in zijn belang dat hij weer terug in [woonplaats] komt wonen en daar naar school blijft gaan. Dit is voor de man reden om bij wege van zelfstandig verzoek te verzoeken de vrouw te bevelen uiterlijk voor 1 januari 2024 terug te verhuizen naar [woonplaats] of omgeving. Het is volgens de man in het belang van [minderjarige] dat hij op zijn huidige school in [woonplaats] blijft. Daar is ook opvang voor hem. De man verzoekt de rechtbank de verzoeken van de vrouw af te wijzen.
4.7
Door de Raad wordt tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht. De Raad betreurt het dat het traject van partijen bij [naam traject 2] is gestopt. Er moet gekeken worden of het belang van [minderjarige] gediend is met een verhuizing naar [plaats 1] . Het gaat goed met [minderjarige] op zijn huidige school en de Raad heeft verder ook geen signalen ontvangen die tot een andere conclusie zouden moeten leiden. De Raad vindt het niet in het belang van [minderjarige] om iets te doorbreken dat goed loopt. Er ligt een redelijk uitgebreide zorgregeling tussen [minderjarige] en zijn vader. Als [minderjarige] ouder wordt dan zou het in zijn belang zijn als zijn ouders bij elkaar in de buurt wonen zodat hij makkelijker van de ene naar de andere ouder kan. Voor de Raad staat vast dat het niet in het belang van [minderjarige] is om naar [plaats 1] te verhuizen. Dit betekent dat de verzoeken van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming voor de verhuizing en de inschrijving op de basisschool moeten worden afgewezen. De Raad kan zich voorstellen dat als de vrouw door de rechtbank wordt verplicht om terug te verhuizen, de vrouw met die beschikking mogelijk wel voor urgentie in aanmerking komt. De mogelijkheid voor de vrouw om een woning op [plaats 2] te kunnen krijgen wordt steeds reëler. De Raad adviseert de rechtbank de vrouw te bevelen terug te verhuizen naar [plaats 2] .
Vervangende toestemming verhuizing
4.8
De rechtbank oordeelt als volgt. Partijen hebben samen het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Dit betekent dat de vrouw voor de verhuizing met de [minderjarige] naar [plaats 1] de toestemming van de man nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kan het geschil, op grond van artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW), worden voorgelegd aan de rechter. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie, de rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 25 april 2008, NJ 2008, 414 (LJN:BC5901), volgt dat daaruit niet mag worden afgeleid dat het belang van de minderjarige bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Bij de beoordeling van dergelijke geschillen dient de rechter alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- het recht en het belang van de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige(n) en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige(n) op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige(n) en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige(n), hun mening en de mate waarin het geworteld is in zijn omgeving of juist gewend is aan de verhuizingen;
- de (extra) kosten van het contact met de andere ouder na de verhuizing.
4.9
Alvorens te beslissen dient de rechter, op grond van artikel 1:253a lid 5 BW, een vergelijk tussen beide ouders te beproeven. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 februari 2023 is gebleken dat ouders het niet eens worden over de verhuizing van de vrouw met [minderjarige] naar [plaats 1] . De rechtbank zal derhalve het verzoek van de vrouw inhoudelijk beoordelen en een beslissing nemen aan de hand van de hiervoor weergegeven criteria.
4.1
De rechtbank oordeelt als volgt. Een van de criteria die door de rechtbank getoetst moet worden bij een (voorgenomen) verhuizing is de noodzaak van die verhuizing. De rechtbank stelt voorop dat de vrouw het recht heeft haar verblijfplaats te kiezen en haar leven opnieuw in te richten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw de noodzaak voor haar om met [minderjarige] definitief in [plaats 1] te blijven wonen, echter niet aangetoond. De noodzaak voor de vrouw voor de verhuizing naar [plaats 1] was tijdelijk van aard: de vrouw had, na de relatiebreuk tussen partijen, tijdelijk een nieuw onderkomen nodig in afwachting van eigen woonruimte. De vrouw heeft nog steeds een baan in [plaats 3] . Niet gebleken is dat de vrouw in en rondom [plaats 1] een eigen netwerk heeft (opgebouwd). Ook overige omstandigheden waarom de vrouw in [plaats 1] zou moeten wonen, zijn door haar niet gesteld en de rechtbank ook niet gebleken. De vrouw heeft haar stelling dat zij de woning van haar broer in [plaats 1] mogelijk definitief kan gaan huren is niet nader met bewijsstukken onderbouwd. Het is voor de rechtbank dan ook onduidelijk of de vrouw wel in de woning van haar broer in [plaats 1] kan blijven wonen. Dat de vrouw op korte termijn een andere woning in [plaats 1] zal kunnen huren, is door haar gesteld noch gebleken. De vrouw heeft gesteld dat zij al een jaar tot anderhalf jaar staat ingeschreven voor een huurwoning op [plaats 2] , maar nog steeds niet in aanmerking voor een huurwoning komt. Uit de door de vrouw overgelegde stukken blijkt dat de vrouw stijgt op de wachtlijst voor een huurwoning. Dit is door de vrouw ook niet bestreden. Gelet op het voorgaande, en bij gebreke van de door de vrouw te stellen omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, gaat de rechtbank er met de man van uit dat de vrouw binnen afzienbare termijn in aanmerking zal kunnen komen voor een huurwoning op [plaats 2] . Daarnaast is niet door de vrouw bestreden dat het goed gaat met [minderjarige] op school en dat hij op [plaats 2] zijn ouders, vriendjes maar ook oma dicht in de buurt heeft. De rechtbank acht het, net als de Raad, in het belang van [minderjarige] dat er zo min mogelijk verandering komt in zijn situatie. Bovendien heeft de vrouw de man op geen enkele wijze alternatieven of maatregelen geboden om de gevolgen van de verhuizing voor [minderjarige] en de man te verzachten en/of te compenseren. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming voor de verhuizing dan ook afwijzen.
Vervangende toestemming inschrijving school
4.11
Nu de rechtbank aan de vrouw geen vervangende toestemming voor de verhuizing zal verlenen, zal de rechtbank in het verlengde daarvan de vrouw ook geen vervangende toestemming verlenen voor inschrijving van [minderjarige] op de [naam school] , [adres] te [plaats 1] . De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat hij op zijn huidige school blijft. Het gaat goed met [minderjarige] op school en het is niet in zijn belang om deze situatie te doorbreken. De rechtbank heeft begrip voor de stelling van de vrouw dat zij, nu zij in [plaats 1] woont maar [minderjarige] naar school in [woonplaats] gaat, veel tijd kwijt is aan het halen en brengen van [minderjarige] en dat dit ten koste gaat van de tijd die zij met hem kan doorbrengen. Deze situatie is echter maar tijdelijk, totdat de vrouw een woning op [plaats 2] toegewezen zal krijgen. Zoals hiervoor is overwogen acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat de vrouw nog dit jaar met [minderjarige] terug naar [plaats 2] zal kunnen verhuizen en daarbij past dat [minderjarige] in [woonplaats] naar school blijft gaan. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige] op de [naam school] in [plaats 1] dan ook afwijzen.
Zelfstandig verzoek bevel tot terugverhuizing
4.12
Ten aanzien van het zelfstandig verzoek van de man om de vrouw te bevelen met [minderjarige] terug te verhuizen oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat hij zo snel als mogelijk is, terugkeert naar zijn vertrouwde omgeving op [plaats 2] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man zijn verzoek gewijzigd, in die zin dat hij nu verzoekt de vrouw te bevelen uiterlijk voor 1 januari 2024 terug te verhuizen naar [woonplaats] of omgeving, waarbij onder ‘omgeving’ zal worden verstaan: [plaats 2] (waarbij de grens wordt bepaald tot aan west [plaats 2] tussen de dorpen: [dorp 1] , [dorp 2] , [dorp 3] ). Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat de vrouw nog dit jaar met [minderjarige] terug naar [plaats 2] zal kunnen verhuizen. De rechtbank zal dit verzoek van de man dan ook toewijzen.
4.13
De beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard omdat het in het belang van [minderjarige] is dat de beslissing direct in werking zal treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
wijst het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen aan de vrouw om definitief met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] , af;
5.2
wijst het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op de [naam school] , [adres] te [plaats 1] , af;
5.3
beveelt, uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw om uiterlijk voor 1 januari 2024 terug te verhuizen naar [woonplaats] of omgeving, waarbij onder ‘omgeving’ zal worden verstaan: [plaats 2] (waarbij de grens wordt bepaald tot aan west [plaats 2] tussen de dorpen: [dorp 1] , [dorp 2] , [dorp 3] );
5.4
wijst het verzoek van de man om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] officieel in te schrijven op [Basisschool] te [woonplaats] , af;
5.5
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar de ene week van vrijdagmiddag tot dinsdagochtend voor school en de andere week op de maandag tot dinsdag voor school.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hopmans, voorzitter en (kinder)rechter, mr. Slot, (kinder)rechter en mr. Van de Lockant-Geschiere, rechter-plaatsvervanger en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.