ECLI:NL:RBZWB:2023:1779
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016 met betrekking tot de boekwinst bij verkoop van bedrijfspand
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning aanvankelijk was vastgesteld op € 390.937. Na bezwaar werd dit bedrag verlaagd tot € 339.338. De rechtbank behandelt de vraag of de aanslag te hoog is vastgesteld, met name in het licht van de boekwinst bij de verkoop van een bedrijfspand.
Belanghebbende, die in 2016 een eenmanszaak dreef, had het bedrijfspand en een woning verkocht voor een totaalbedrag van € 1.000.000. De inspecteur stelde echter dat de waarde van het bedrijfspand bij de berekening van de boekwinst te laag was vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem gehanteerde waarde van € 550.000 voor het bedrijfspand niet te hoog is. De rechtbank wijst erop dat het taxatierapport van de inspecteur, dat de waarde van het bedrijfspand onderbouwt, objectief is en gebaseerd op verifieerbare gegevens.
Daarnaast wordt het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat hij niet heeft kunnen onderbouwen dat er toezeggingen zijn gedaan door de inspecteur die hem een gerechtvaardigd vertrouwen zouden hebben gegeven. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat belanghebbende geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.