Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats 1], belanghebbende
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
Feiten
[omschrijving]”.
- De heer [echtgenoot]
- Mevrouw [belanghebbende]
- [B.V. 2]
Hypotheek
U kunt de onroerende zaak woon/winkelpand [adres], [adres] en [adres] te [plaats 2] verkopen voor een bedrag van € 400.000,-. Uit deze opbrengst zullen de onderstaande transacties plaatsvinden:
Pandrecht
Per 14 maart 2018 heeft [bank] haar pandrecht op de vorderingen (inclusief vorderingen uit hoofde van RC directie) van [B.V. 1], aan u en [B.V. 2] openbaar gemaakt. U heeft aangegeven dat u uit hoofde van dit pandrecht bereid bent € 32.500,- te voldoen.
“DE ONDERGETEKENDEN:
OVERWEGENDE DAT:
- De [bank] een krediet in rekening courant heeft verstrekt de aan de hoofdschuldenaar
- Borg en Geldgever zijn hiervoor een borgstellingovereenkomst aangegaan
- Borg en Hoofdschuldenaar wensen hiervoor een vergoeding overeen te komen.