ECLI:NL:RBZWB:2023:1796

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
02/161832-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor rijden met ongeldig verklaard rijbewijs en bewezenverklaring van rijden onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 20 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 maart 2022 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, heeft met zijn voertuig een boom geraakt, waardoor een passagier in zijn auto zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meer dan drie keer de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn bloed had en dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. De verdediging pleitte voor een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zeer onvoorzichtig rijgedrag, maar sprak hem vrij van het feit dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en middelencontrole.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/161832-22
vonnis van de meervoudige kamer van 20 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. B.M.C.F. de Groen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 maart 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder invloed van alcohol een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
een voertuig heeft bestuurd, terwijl hij onder invloed van alcohol was;
een voertuig heeft bestuurd, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1 en feit 2
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 en 2.
Ten aanzien van het ten laste gelegde feit 1 kan worden vastgesteld dat verdachte na het gebruik van een forse hoeveelheid alcohol en zonder geldig rijbewijs heeft gereden. Ook kan worden vastgesteld dat verdachte de snelheid waarmee hij in het voertuig heeft gereden, niet zodanig heeft aangepast aan de wegsituatie ter plaatse om het voertuig onder controle te kunnen houden, waardoor hij tegen een boom is aangereden. Dit terwijl hij ter plaatse bekend was en wist dat het wegdek daar slecht was. Als gevolg van dit verkeersongeval heeft [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer), die als passagier in het voertuig van verdachte zat, zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Voor wat betreft de mate van verwijtbare schuld kan de combinatie van de feitelijke gedragingen van verdachte worden gekwalificeerd als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
Feit 3
De officier van justitie vordert vrijspraak van het ten laste gelegde feit 3 wegens gebrek aan bewijs dat het rijbewijs van verdachte ten tijde van het ongeval ongeldig was verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging vordert vrijspraak van het ten laste gelegde feit 1. De exacte snelheid waarmee verdachte ten tijde van het verkeersongeval heeft gereden, is niet vastgesteld. Daarom kan niet worden bewezen dat verdachte de snelheid van zijn voertuig niet zodanig heeft aangepast dat hij deze onder controle kon houden. Daarnaast heeft het feit dat de geldigheid van het rijbewijs van verdachte ten tijde van het ongeval was verlopen, geen enkele invloed op de vaststelling van de mate van schuld. Het ongeval is tot stand gekomen door oneffenheden in het wegdek en mankementen aan het voertuig. Er moet worden uitgegaan van de juistheid van de verklaring van verdachte, omdat het dossier hiervoor geen contra-indicaties bevat. Dat het voertuig niet op mankementen is onderzocht en er geen verkeersongevallenanalyse heeft plaatsgevonden, zijn geen omstandigheden die in het nadeel van verdachte mogen uitvallen. Het enkele verwijt dat verdachte kan worden gemaakt, is dat hij onder invloed van alcohol heeft gereden, maar dit levert op zichzelf geen roekeloos of zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag op. Het alcoholgebruik heeft ook niet bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval.
Het letsel van het slachtoffer kan ten slotte niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet.
Feit 2
De verdediging refereert zich ter zake van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit 2 aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 3
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit 3, nu het dossier geen bewijs bevat dat het rijbewijs ten tijde van het ongeval ongeldig was verklaard. De geldigheid van het rijbewijs was slechts verlopen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op 10 maart 2022 omstreeks 22:20 uur heeft er op de Oude Tilburgsebaan in Dorst een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij verdachte als bestuurder van een Opel Corsa aan de linkerzijde van de weg tegen een boom is aangereden. Hierdoor is het voertuig van richting veranderd en is het uiteindelijk in de rechterberm tot stilstand gekomen. Het slachtoffer, dat als passagier in het voertuig zat, heeft als gevolg van het verkeersongeval letsel opgelopen.
Ten tijde van het verkeersongeval was het donker en ter plaatse was geen weg- of verkeersverlichting aanwezig. Vlak voor de plaats van het ongeval bevonden zich aan beide zijden in het bitumen wegdek flinke kuilen en hobbels. Het wegdek is dusdanig slecht dat het lijkt alsof het een onverhard bospad is. Verdachte was ter plaatse bekend en wist dat het wegdek daar heel slecht was.
Van verdachte is bloed afgenomen en daaruit bleek dat het alcoholgehalte in zijn bloed 1,71 milligram per milliliter bedroeg. Dit is meer dan drie keer de toegestane hoeveelheid.
Het rijbewijs van verdachte is sinds 1 april 2018 om medische redenen verlopen. Verdachte wist dat hij niet in een auto mocht rijden.
Feit 1 – artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW)
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW en zo ja, in welke mate.
Bij de beoordeling daarvan komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van de verkeersovertreding(en) en de overige omstandigheden van het geval. Het rijgedrag van verdachte moet worden afgezet tegen dat wat van de gemiddelde verkeersdeelnemer mag worden verwacht, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen door verdachte.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte niet in staat is geweest om zijn voertuig onder controle te houden en op een deugdelijke manier tot stilstand te brengen. Verdachte is immers van de weg geraakt en tegen een boom aangereden, waarna het voertuig aan de andere kant van de weg in de berm tot stilstand is gekomen. Hoewel de exacte snelheid waarmee verdachte ten tijde van het verkeersongeval in het voertuig heeft gereden op basis van het dossier niet kan worden bepaald, is de rechtbank van oordeel dat in voldoende mate vaststaat dat verdachte harder heeft gereden dan ter plaatse verantwoord was. De rechtbank kent bij dat oordeel veel gewicht toe aan de slechte staat van het wegdek. Daarnaast was het donker en was er ter plaatse geen weg- of verkeerverlichting aanwezig. Verdachte was ter plaatse bekend. Van hem mocht dan ook worden verwacht dat hij op deze omstandigheden zou anticiperen en zijn snelheid daaraan zou aanpassen. Dit heeft hij niet of in ieder geval in onvoldoende mate gedaan.
Verder staat vast dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden, terwijl verdachte meer dan drie keer de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn bloed had. Hoewel verdachte beweert dat dit niet heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, is het naar het oordeel van de rechtbank een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol, en zeker een hoeveelheid als de onderhavige, de rijvaardigheid negatief beïnvloedt.
De rechtbank overweegt dat het rijbewijs van verdachte geruime tijd voor het onderhavige incident door het CBR was ingenomen wegens rijden onder invloed van alcohol. Na een daaropvolgende procedure heeft het CBR het rijbewijs ongeldig verklaard omdat verdachte wegens alcoholmisbruik niet geschikt werd geacht om te rijden. Hoewel het dossier geen duidelijkheid geeft over wat er daarna exact is gebeurd en of het rijbewijs thans nog steeds ongeldig is, staat blijkens de eigen verklaring van verdachte vast dat hij ten tijde van het ongeval niet beschikte over een geldig rijbewijs en dat dit zijn grondslag vindt in de eerdere procedure en zijn alcoholmisbruik. Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat deze omstandigheden wel bijdragen aan de vraag in welke mate verdachte schuld heeft aan het ongeval.
Het verweer van de verdediging dat het verkeersongeval (mede) zou zijn veroorzaakt door mankementen aan het voertuig, wordt niet gevolgd omdat dit onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Verdachte heeft verklaard dat het voertuig nog niet zo lang geleden APK was gekeurd en dat de APK tot begin 2023 geldig was. Daarnaast was het profiel van de banden volgens verdachte nog ruim voldoende. Ook overigens is niet gebleken van een mankement aan het voertuig waardoor het ongeval (mede) zou zijn veroorzaakt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het rijgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig moet worden gekwalificeerd.
Zwaar lichamelijk letsel
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel wegen in ieder geval factoren mee als de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Vast staat dat het slachtoffer door het verkeersongeval een bekkenkombreuk heeft opgelopen, waaraan het slachtoffer twee keer is geopereerd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het letsel kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet.
Feit 2 – rijden onder invloed
Gelet op hetgeen hiervoor onder feit 1 is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 maart 2022 onder invloed heeft gereden, met een alcoholgehalte van 1,71 milligram per milliliter bloed.
Feit 3 – rijden met ongeldig verklaard rijbewijsMet de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de beschikbare stukken niet kan worden bewezen dat het rijbewijs van verdachte ten tijde van het ongeval ongeldig was verklaard.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 10 maart 2022 te Dorst, binnen de gemeente Oosterhout, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Oude Tilburgsebaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer onvoorzichtig, zonder een op zijn naam geldend rijbewijs, niet de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig geregeld dat hij in staat was zijn motorrijtuig onder controle te houden en tot stilstand te brengen, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen een boom is aangereden, waardoor een ander te weten [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen te weten: bekkenkombreuk, terwijl hij, verdachte, onder invloed van alcohol verkeerde;
2.
op 10 maart 2022 te Dorst, binnen de gemeente Oosterhout, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,71 milligram per milliliter bloed bleek te zijn.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van de bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Aan de voorwaardelijke straf vordert de officier van justitie
de bijzondere voorwaarden te verbinden als geadviseerd door de reclassering. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor een periode van 3 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, bepleit de verdediging te volstaan met het opleggen van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, in combinatie met een forse ontzegging van de rijbevoegdheid en eventueel daarnaast een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 10 maart 2022 een heftig eenzijdig verkeersongeval veroorzaakt waarbij hij zeer onvoorzichtig heeft gereden. Verdachte is samen met een vriend, het latere slachtoffer, in zijn auto gestapt, terwijl verdachte meer dan drie keer de toegestane hoeveelheid alcohol had gedronken en hij niet over een geldig rijbewijs beschikte. Toen verdachte een zeer slecht stuk wegdek naderde waar bovendien geen verlichting was, heeft hij de snelheid van zijn voertuig niet aan deze omstandigheden aangepast, mede waardoor hij vervolgens tegen een boom is aangereden. Door het ongeval heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte heeft met zijn gedrag de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht en bewust onaanvaardbare risico’s genomen. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van artikel 6 WVW. In geval van “ernstige” schuld, met zwaar lichamelijk letsel en bij gebruik van alcohol boven de 570 ug/l, geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaar. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij dit oriëntatiepunt voor het bepalen van de straf.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 18 januari 2023. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte nog geen vijf jaar geleden ook al eens in aanraking is geweest met politie en justitie wegens het rijden onder invloed van alcohol.
Op 7 februari 2020 heeft hij hiervoor immers een strafbeschikking opgelegd gekregen.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 17 februari 2023. Hieruit volgt dat de reclassering van mening is dat alcoholproblematiek ten grondslag ligt aan de justitiecontacten en zij ziet deze als voornaamste criminogene factor. De reclassering benadrukt daarbij dat de ernst en de gevolgen van de justitiecontacten toe lijken te nemen. Volgens de reclassering zou de training Leefstijl 24/7 een toegevoegde waarde kunnen hebben voor verdachte om meer inzicht te verkrijgen in zijn middelengebruik en de mogelijke gevolgen daarvan in het verkeer. Daarnaast zou een dergelijke training bijdragen aan de motivatie voor gedragsverandering. Verder adviseert de reclassering een middelencontrole om meer zicht te krijgen op de ernst van het alcoholgebruik, nu dit een risicoverhogende factor lijkt te zijn. De reclassering adviseert daarom aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een verplichte gedragsinterventie omtrent het middelengebruik en het verplicht meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank houdt ten slotte rekening met de omstandigheid dat de feiten 1 en 2 in eendaadse samenloop zijn begaan.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden
waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte ziet de rechtbank geen mogelijkheid om met een andere, minder ingrijpende sanctie te volstaan. De rechtbank realiseert zich dat zij daarmee een hogere straf oplegt dan door de officier van justitie is gevorderd. De reden daarvoor is het feit dat de rechtbank een grotere mate van schuld bewezen acht. Verder acht de rechtbank het van belang dat er een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaar wordt opgelegd. De rechtbank zal daarnaast aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden als geadviseerd door de reclassering. De rechtbank acht het van belang dat verdachte hulp krijgt voor zijn alcoholgebruik in het verkeer. Te meer nu de rechtbank eraan twijfelt of verdachte daarvan de ernst wel inziet. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden. Hoewel verdachte ter zitting authentiek overkomt in zijn hulpvraag voor psychologische hulp en in zijn verklaring dat hij veel spijt heeft van zijn rijgedrag, constateert de rechtbank tegelijkertijd dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij op 22 september 2022, en daarmee dus ná het onderhavige ongeval, opnieuw heeft gereden onder invloed van alcohol.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit 3;

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
De eendaadse samenloop van:
feit 1:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl
degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8,
tweede lid, onderdeel b, van deze wet;
en
feit 2:overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet
1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat het
voorwaardelijke deelvan de straf
niet ten uitvoerwordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Novadic Kentron op het adres aan de Verlengde Poolseweg 2 in Breda, waarna verdachte zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte actief deelneemt aan de training Leefstijl 24/7 of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik, waarbij de reclassering bepaalt welke training het precies wordt en waarbij verdachte zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken voor de controle en bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. J.P.E. Muller, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 maart 2023.
Mr. Skalonjic en mr. Muller zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.