4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op 10 maart 2022 omstreeks 22:20 uur heeft er op de Oude Tilburgsebaan in Dorst een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij verdachte als bestuurder van een Opel Corsa aan de linkerzijde van de weg tegen een boom is aangereden. Hierdoor is het voertuig van richting veranderd en is het uiteindelijk in de rechterberm tot stilstand gekomen. Het slachtoffer, dat als passagier in het voertuig zat, heeft als gevolg van het verkeersongeval letsel opgelopen.
Ten tijde van het verkeersongeval was het donker en ter plaatse was geen weg- of verkeersverlichting aanwezig. Vlak voor de plaats van het ongeval bevonden zich aan beide zijden in het bitumen wegdek flinke kuilen en hobbels. Het wegdek is dusdanig slecht dat het lijkt alsof het een onverhard bospad is. Verdachte was ter plaatse bekend en wist dat het wegdek daar heel slecht was.
Van verdachte is bloed afgenomen en daaruit bleek dat het alcoholgehalte in zijn bloed 1,71 milligram per milliliter bedroeg. Dit is meer dan drie keer de toegestane hoeveelheid.
Het rijbewijs van verdachte is sinds 1 april 2018 om medische redenen verlopen. Verdachte wist dat hij niet in een auto mocht rijden.
Feit 1 – artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW)
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW en zo ja, in welke mate.
Bij de beoordeling daarvan komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van de verkeersovertreding(en) en de overige omstandigheden van het geval. Het rijgedrag van verdachte moet worden afgezet tegen dat wat van de gemiddelde verkeersdeelnemer mag worden verwacht, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen door verdachte.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte niet in staat is geweest om zijn voertuig onder controle te houden en op een deugdelijke manier tot stilstand te brengen. Verdachte is immers van de weg geraakt en tegen een boom aangereden, waarna het voertuig aan de andere kant van de weg in de berm tot stilstand is gekomen. Hoewel de exacte snelheid waarmee verdachte ten tijde van het verkeersongeval in het voertuig heeft gereden op basis van het dossier niet kan worden bepaald, is de rechtbank van oordeel dat in voldoende mate vaststaat dat verdachte harder heeft gereden dan ter plaatse verantwoord was. De rechtbank kent bij dat oordeel veel gewicht toe aan de slechte staat van het wegdek. Daarnaast was het donker en was er ter plaatse geen weg- of verkeerverlichting aanwezig. Verdachte was ter plaatse bekend. Van hem mocht dan ook worden verwacht dat hij op deze omstandigheden zou anticiperen en zijn snelheid daaraan zou aanpassen. Dit heeft hij niet of in ieder geval in onvoldoende mate gedaan.
Verder staat vast dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden, terwijl verdachte meer dan drie keer de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn bloed had. Hoewel verdachte beweert dat dit niet heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, is het naar het oordeel van de rechtbank een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol, en zeker een hoeveelheid als de onderhavige, de rijvaardigheid negatief beïnvloedt.
De rechtbank overweegt dat het rijbewijs van verdachte geruime tijd voor het onderhavige incident door het CBR was ingenomen wegens rijden onder invloed van alcohol. Na een daaropvolgende procedure heeft het CBR het rijbewijs ongeldig verklaard omdat verdachte wegens alcoholmisbruik niet geschikt werd geacht om te rijden. Hoewel het dossier geen duidelijkheid geeft over wat er daarna exact is gebeurd en of het rijbewijs thans nog steeds ongeldig is, staat blijkens de eigen verklaring van verdachte vast dat hij ten tijde van het ongeval niet beschikte over een geldig rijbewijs en dat dit zijn grondslag vindt in de eerdere procedure en zijn alcoholmisbruik. Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat deze omstandigheden wel bijdragen aan de vraag in welke mate verdachte schuld heeft aan het ongeval.
Het verweer van de verdediging dat het verkeersongeval (mede) zou zijn veroorzaakt door mankementen aan het voertuig, wordt niet gevolgd omdat dit onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Verdachte heeft verklaard dat het voertuig nog niet zo lang geleden APK was gekeurd en dat de APK tot begin 2023 geldig was. Daarnaast was het profiel van de banden volgens verdachte nog ruim voldoende. Ook overigens is niet gebleken van een mankement aan het voertuig waardoor het ongeval (mede) zou zijn veroorzaakt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het rijgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig moet worden gekwalificeerd.
Zwaar lichamelijk letsel
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel wegen in ieder geval factoren mee als de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Vast staat dat het slachtoffer door het verkeersongeval een bekkenkombreuk heeft opgelopen, waaraan het slachtoffer twee keer is geopereerd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het letsel kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet.
Feit 2 – rijden onder invloed
Gelet op hetgeen hiervoor onder feit 1 is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 maart 2022 onder invloed heeft gereden, met een alcoholgehalte van 1,71 milligram per milliliter bloed.
Feit 3 – rijden met ongeldig verklaard rijbewijsMet de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de beschikbare stukken niet kan worden bewezen dat het rijbewijs van verdachte ten tijde van het ongeval ongeldig was verklaard.