In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 maart 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende vervangende toestemming voor verhuizing naar België. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I. Akkaya, verzoekt om toestemming om met haar minderjarige kinderen naar België te verhuizen, terwijl de man, de vader van de kinderen, geen verweer voert tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen, geboren in 2015 en 2016, hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben en dat de man hen heeft erkend. De rechtbank heeft ook de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland en de Raad voor de Kinderbescherming betrokken in de procedure.
De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen en vonnissen die betrekking hebben op de minderjarigen en de relatie tussen de ouders. De vrouw heeft aangegeven dat de verhuizing naar België in het belang van de kinderen is, omdat zij dichter bij school wonen en de nieuwe woning meer ruimte biedt. De man heeft geen toestemming gegeven voor de verhuizing, maar de rechtbank oordeelt dat de verhuizing niet negatief zal uitpakken voor het contact tussen de man en de minderjarigen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vrouw reeds feitelijk in België woont met de kinderen en dat er geen noodzaak is voor een terugverhuizing naar Nederland. De rechtbank heeft de vrouw vervangende toestemming verleend om met de minderjarigen naar België te verhuizen, met inachtneming van de belangen van de kinderen en de omstandigheden van de zaak. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek van de vrouw om naar België te reizen is afgewezen, aangezien de verhuizing al heeft plaatsgevonden.