ECLI:NL:RBZWB:2023:1832

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_6054
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag omgevingsvergunning voor wijziging en uitbreiding dieraantallen varkenshouderij

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag voor een omgevingsvergunning. De aanvraag, ingediend op 8 juni 2020, betreft wijziging en uitbreiding van dieraantallen binnen de bestaande stalruimte van een varkenshouderij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), was verstreken voordat eisers verweerder in gebreke stelden op 26 augustus 2022. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder nog geen nieuw besluit heeft genomen.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast zijn eisers in het gelijk gesteld wat betreft de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak als licht gekwalificeerd, wat heeft geleid tot een vergoeding van € 418,50 voor de proceskosten van eisers.

De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten op 17 maart 2023 en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de beslissing genomen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Awb niet nodig was in deze zaak. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en een redelijke termijn vastgesteld voor verweerder om tot besluitvorming te komen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/6054

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eisers], uit [plaatsnaam 1] , eisers
(gemachtigde: [gemachtigde eisers] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingesteld omdat verweerder volgens hen niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 8 juni 2020 voor een omgevingsvergunning voor wijziging en uitbreiding in dieraantallen binnen de bestaande stalruimte van de varkenshouderij aan de [straatnaam] in [plaatsnaam 2] .

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Eisers hebben de aanvraag ingediend op 8 juni 2020. Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure te toepassing, zodat een beslistermijn van zes maanden geldt. Dat staat in artikel 3:18 van de Awb. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn was verstreken voordat eisers verweerder op 26 augustus 2022 in gebreke hebben gesteld. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. In het verweerschrift van 25 januari 2023 heeft verweerder aangegeven dat de procedure veel langer heeft geduurd dan wettelijk voorgeschreven. Dit lag enerzijds aan een lang voortraject, maar ook doordat voor de afwijking van het bestemmingsplan de gemeenteraad een (ontwerp)verklaring van geen bedenkingen dient af te geven. Verweerder acht een beslistermijn van 26 weken gewoonweg niet haalbaar. Indien er straks zienswijzen worden ingediend, zal dit extra tijd kosten en dient er wederom voor besluitvorming nar de gemeenteraad te worden gegaan. Verweerder verzoekt onder verwijzing naar een stappenplan om een termijn tot 1 december 2023 om tot besluitvorming over te gaan.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat verweerder tot 1 november 2023 de tijd krijgt om een besluit bekend te maken. De rechtbank komt tot deze datum gelet op de ruimte tijd die in het stappenplan is opgenomen tussen einde inzagetermijn en de beantwoording van deze zienswijze in een nota van zienswijzen. Indien er geen zienswijzen tegen het ontwerpbesluit worden ingediend, gaat de rechtbank ervan uit dat verweerder zo spoedig mogelijk na einde inzagetermijn tot besluitvorming overgaat.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 1 november 2023 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 17 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.